ECLI:NL:GHDHA:2019:2504
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- E.A. Mink
- A.A.F. Donders
- M.Th. Linsen-Penning de Vries
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid hoger beroep in een zaak betreffende omgangsregeling met minderjarigen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ontvankelijkheid van de vader in zijn verzoek om wijziging van de omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen. De vader had hoger beroep ingesteld tegen twee beschikkingen van de rechtbank Den Haag, gedateerd 23 januari 2019 en 7 maart 2019. De rechtbank had de vader het recht op omgang met de minderjarige [de minderjarige 1] ontzegd en een zorgregeling vastgesteld voor de minderjarige [de minderjarige 2]. De vader stelde dat hij tijdig in hoger beroep was gekomen, omdat hij pas op 8 maart 2019 kennis had genomen van de inhoud van de beschikkingen. De moeder betwistte dit en stelde dat de vader al eerder op de hoogte was. Het hof overwoog dat de vader, ondanks de late verzending van de beschikking door de griffier, nog voldoende tijd had om hoger beroep in te stellen. Het hof concludeerde dat de vader te laat was en verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. De beslissing benadrukt het belang van het strikt naleven van rechtsmiddeltermijnen en de voorwaarden waaronder een verlenging van deze termijnen mogelijk is.