7.3.De door AIG gegeven interpretatie is naar haar mening aannemelijk omdat deze steunt op medische onderzoeken en omdat een medisch expert nodig is om de mate van ernst van blijvende invaliditeit te kunnen vaststellen. Dat die medisch expert nodig is, behoeft volgens AIG geen uitdrukkelijke vermelding in de polisvoorwaarden omdat dit zonder meer volgt uit het gebruik van de term “blijvende invaliditeit” in artikel 1.11 van de polisvoorwaarden. Deze blijvende invaliditeit wordt naar haar aard medisch vastgesteld, hetgeen ook is gebeurd in dit geval. Bij gebreke van een vermelding in de polisvoorwaarden ligt het voor de hand te opteren voor de meest gangbare richtlijn, te weten de AMA-guide. Uit de twee medische onderzoeken die AIG heeft laten uitvoeren is naar voren gekomen dat moet worden uitgegaan van een invaliditeitspercentage van 20%. Op grond daarvan kan [geïntimeerde] aanspraak maken op 20% van de verzekerde som onder de polis, omdat bij een percentage van 20% clausule 1302 (de zogeheten multiplier clausule) niet van toepassing is. Een dergelijke wijze van vaststellen van de blijvende invaliditeit is gangbaar in de verzekeringsbranche. De door [geïntimeerde] gegeven interpretatie (dat het verlies van zicht in één oog recht geeft op een vergoedingspercentage van 50%, omdat het verlies van zicht in twee ogen volgens de polisvoorwaarden recht geeft op vergoeding van 100%) is volgens AIG volstrekt onaannemelijk, aangezien een medisch onderzoek noodzakelijk is voor de vaststelling van het verlies van zichtvermogen c.q. de ernst van de blijvende invaliditeit en omdat de interpretatie van [geïntimeerde] geen steun vindt in enig medisch onderzoek naar de mate van blijvende invaliditeit.
8. [geïntimeerde] heeft daartegen - samengevat - het navolgende aangevoerd. De polisvoorwaarden bepalen niets over de maatstaf die van toepassing is op de vaststelling van het percentage blijvende invaliditeit. Daarom valt [geïntimeerde] terug op de logica die volgens hem de uitleg van de begrippen ‘een evenredig gedeelte’ en ‘naar rato van ernst’ meebrengen, namelijk: verlies van zicht in twee ogen geeft recht op een uitkeringspercentage van 100%, dus verlies van zicht in één oog geeft recht op een uitkeringspercentage van 50%. Volgens [geïntimeerde] zal en mag een consument deze voorwaarde zo begrijpen. De polisvoorwaarden bevatten geen verwijzing naar de AMA-guides en [geïntimeerde] kende de AM-guides niet en hoefde deze niet te kennen.
9. Het hof overweegt als volgt.
10. Geen grief of bezwaar is gericht tegen de door de rechtbank in rov. 4.2 van het vonnis gehanteerde maatstaf voor de uitleg - naar objectieve factoren - van een verzekeringsovereenkomst waarbij een derde is betrokken (in dit geval [geïntimeerde] als verzekerde), zodat ook het hof daarvan uit gaat. Met AIG is het hof van oordeel dat de door [geïntimeerde] bepleite uitleg van de overeenkomst niet aannemelijk of in redelijkheid denkbaar is. Volgens artikel 3.2 van de polisvoorwaarden moet de uitkering, die bij geheel verlies van zicht (aan beide ogen) 100% van de verzekerde som bedraagt, in geval van gedeeltelijk verlies van zicht te worden vastgesteld aan de hand van twee criteria, te weten: (1) naar een evenredig gedeelte van het voor algeheel verlies aangegeven percentage en (2) naar rato van ernst. In de visie van [geïntimeerde] zou bij het verlies van zicht aan één oog (blijkbaar) alleen aan het evenredigheidscriterium behoeven te worden getoetst en niet aan het criterium van de mate van ernst (van de beperking). Dit verdraagt zich echter niet met de duidelijke en begrijpelijke tekst van deze bepaling die uit gaat van twee criteria. Voor zover [geïntimeerde] bedoeld heeft dat het verlies van zicht aan één oog (ook) naar rato van ernst gelijk te stellen is met de helft van het verlies van zicht aan beide ogen, kan hij hierin niet worden gevolgd. Naar algemeen bekend mag worden verondersteld, is algeheel verlies van zicht aan één oog niet te beschouwen als “half zo ernstig” als algeheel gezichtsverlies aan beide ogen (lees: blindheid). Hoewel het verlies van zicht aan één oog een serieuze en ingrijpende beperking voor een persoon oplevert (met daaraan verbonden klachten zoals door [geïntimeerde] vermeld in randnummer 4.33 van de memorie van antwoord), kan deze zijn/haar leven nog min of meer ongewijzigd voorzetten; dat staat ver af van een leven als blinde.
11. Met AIG is het hof verder van oordeel dat de polisvoorwaarden niet anders kunnen worden begrepen dan dat een medisch expert nodig is om de mate van ernst van blijvende invaliditeit te kunnen vaststellen en dat dit onmiskenbaar volgt uit het gebruik van de term “blijvende invaliditeit” als gedefinieerd in artikel 1.11. Blijvende invaliditeit wordt naar haar aard medisch vastgesteld. Dat is ook gebeurd in dit geval, nu het percentage blijvende invaliditeit van [geïntimeerde] door de verzekeringsgeneeskundige [de verzekeringsgeneeskundige] is vastgesteld, en wel aan de hand van de AM-guides, die daarvoor - naar AIG onvoldoende weersproken heeft aangevoerd - de gebruikelijke standaard vormen. Dat de AMA-guides niet specifiek zijn vermeld in de polisvoorwaarden kan [geïntimeerde] niet baten, omdat ook indien dit wel geval zou zijn geweest de medische expertise niet anders was verlopen en de uitkomst van de medische beoordeling (aan de hand van de AMA-guides) bovendien niet van tevoren vast stond, zodat het toepasselijke uitkeringspercentage voor [geïntimeerde] - als verzekerde - (ook dan) niet vooraf kenbaar was geweest. Ook het beroep op de
contra proferentemregel (en/of het transparantiebeginsel) kan [geïntimeerde] in dit verband niet baten, omdat er naar het oordeel van het hof - ook voor een normaal geïnformeerde, redelijk omzichtige en oplettende, gemiddelde consument - geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de betekenis van artikel 3.2 van de polisvoorwaarden, gelezen in samenhang met artikel 1.11.
12. [geïntimeerde] heeft nog aangevoerd dat de arts [de verzekeringsgeneeskundige] heeft bevestigd dat [geïntimeerde] de clausule mocht begrijpen zoals hij heeft gedaan. Het hof leest dit niet in de uitlatingen van [de verzekeringsgeneeskundige] ; [de verzekeringsgeneeskundige] is bovendien niet ingeschakeld om een oordeel te geven over de (juiste) uitleg van de polisvoorwaarden volgens de hierboven genoemde maatstaf, maar om een oordeel te geven over het percentage blijvende invaliditeit van [geïntimeerde] .
13. Het hof verwerpt ook de stelling van [geïntimeerde] dat AIG had kunnen doen wat andere verzekeraars ook hebben gedaan, te weten een vast uitkeringspercentage bepalen voor het blijvend en algeheel verlies van zicht aan één oog. Het stond AIG vrij te kiezen voor een systeem waarbij de mate van blijvende invaliditeit bij (geheel of gedeeltelijk) verlies van zicht wordt vastgesteld door een medicus (aan de hand van een gebruikelijke standaard als de AMA-guides). Dat er, anders dan bij andere verzekeraars, geen uitdrukkelijke verwijzing in de polisvoorwaarden is opgenomen naar de AMA-guides (of een andere medische richtlijn), maakt dit - als eerder overwogen - niet anders. Dat andere verzekeraars bij algeheel en blijvend verlies van zicht aan één oog andere percentages hanteren dan 20% (die wel wat hoger zijn, maar geen 50% bedragen zoals [geïntimeerde] in deze zaak heeft bepleit), leidt evenmin tot een andere beslissing, nu het hof dient uit te gaan van de onderhavige polisvoorwaarden, niet van die van andere verzekeraars. AIG is als verzekeraar immers vrij om in haar polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen zij bereid is dekking te verlenen (HR 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9435, NJ 2006, 326). Ook volgens [geïntimeerde] gaat het er om onder welke voorwaarden hij een verzekering heeft bij AIG en is dat waar het hof van uit dient te gaan (memorie van antwoord onder 4.41). Dat de verzekeringsgeneeskundige [de verzekeringsgeneeskundige] het invaliditeitspercentage van 20% onjuist zou hebben vastgesteld (in het kader van de AMA-guides of anderszins) is door [geïntimeerde] overigens niet (gemotiveerd) gesteld, zodat dit verder niet aan de orde is, nog daargelaten dat genoemd percentage later nog is bevestigd door een oogarts (zoals door AIG - onweersproken - is gesteld onder 16 van de memorie van grieven).
14. Het bewijsaanbod van [geïntimeerde] wordt gepasseerd nu geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld die - indien bewezen - kunnen leiden tot een andere beslissing.
15. De slotsom is dat de grieven slagen en dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. De vordering van [geïntimeerde] dient alsnog te worden afgewezen. De vordering van AIG tot terugbetaling door [geïntimeerde] van hetgeen door of namens AIG aan hem werd voldaan uit hoofde van dat vonnis (met wettelijke rente als na te melden), is op grond van het voorgaande toewijsbaar.
16. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten als in het dictum vermeld.