2.1[appellant] heeft in zijn eerste grief betoogd dat de feitenvaststelling door de eerste rechter te beknopt is geweest. In de toelichting op de grief heeft hij een overzicht gegeven van de volgens hem voor de beoordeling van deze zaak relevante feiten. [appellant] heeft echter niet, in ieder geval niet voldoende omlijnd, betoogd dat de door de eerste rechter vastgestelde feiten onjuist zijn, met uitzondering van het feit dat hij heeft betwist dat hij de brieven van de belastingdienst via NAHV ontvangen heeft. Het hof zal de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover niet bestreden door [appellant] , tot uitgangspunt nemen. Het hof merkt daarbij op dat niet alle feiten die enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet zijn bestreden behoeven te worden opgenomen in het feitenrelaas. Het gaat het in deze zaak, samengevat, om het volgende. Aan de overige door [appellant] naar voren gebrachte stellingen zal, voor zover relevant, nog aandacht besteed worden bij de beoordeling.
2.2.1NAHV is een onderneming die accountantswerkzaamheden uitvoert en belastingadvies geeft. [X] (hierna: [X] ) is [functienaam] van NAHV.
2.2.2[appellant] heeft tot 1 maart 2011 een tandartspraktijk geëxploiteerd in de besloten vennootschap [appellant] B.V..
2.2.3In de periode van 1 augustus 1975 tot 16 maart 1998 is [appellant] gehuwd geweest met mevrouw [Y] (hierna: [Y] ). Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren, [naam kind 1] en [naam kind 2] . Op 29 november 1997 hebben [appellant] en [Y] een echtscheidingsconvenant getekend, waarin is opgenomen dat [appellant] aan [Y] maandelijks een bedrag aan alimentatie betaalt.
2.2.4Op 31 augustus 2003 hebben [appellant] en [Y] een “gewijzigd echtscheidingsconvenant” getekend, waarin is opgenomen dat de maandelijkse betalingsverplichting van [appellant] jegens [Y] vervalt, en dat [Y] daarvoor in de plaats een levenslang woonrecht zonder enige vergoedingsverplichting krijgt betreffende de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] (hierna: de woning).
2.2.5Lew&Lew (hierna: L&L) is een belastingadvieskantoor. L&L heeft ten behoeve van [appellant] B.V. de jaarrekeningen en de belastingaangiftes tot en met 2003 verzorgd en daarnaast de belastingaangifte van [appellant] zelf. L&L heeft in de aangifte inkomstenbelasting 2003 van [appellant] de betaalde alimentatie in de vorm van het woonrecht gewaardeerd op basis van de commerciële huurwaarde, waarbij het woonrecht van [Y] jaarlijks in aftrek werd gebracht en de niet aftrekbare afkoop van het levenslange woonrecht ineens.
2.2.6In september 2004 hebben [appellant] en [appellant] B.V. enerzijds en de belastingdienst anderzijds een vaststellingsovereenkomst gesloten naar aanleiding van een boekenonderzoek door de belastingdienst ten aanzien van de belastingaangiftes van [appellant] en [appellant] B.V. over de periode 1998-2002, waarbij [appellant] , [appellant] B.V. en de belastingdienst afspraken hebben gemaakt over correcties op de belastingaangiftes over die periode. In artikel 6 van die vaststellingsovereenkomst is vermeld dat [appellant] ter zake van hetgeen is overeengekomen geen gebruik zal maken van enig recht van bezwaar en/of beroep.
2.2.7In februari 2006 hebben [appellant] en NAHV een overeenkomst gesloten met betrekking tot het verzorgen van de jaarrekeningen van 2004 en 2005 van [appellant] B.V. en het opstellen van de belastingaangiftes van [appellant] , [appellant] B.V. en de kinderen van [appellant] .
2.2.8In 2006 heeft de belastinginspecteur vragen aan [appellant] gesteld over de aangifte over het jaar 2003. Die vragen hadden onder meer betrekking op de hoogte van de betaalde alimentatie en op het aandelenbezit. Er heeft naar aanleiding hiervan op 11 mei 2006 een gesprek plaatsgevonden met de belastinginspecteur, waarbij [X] en [appellant] aanwezig waren. Vervolgens heeft [X] namens [appellant] de vragen van de belastinginspecteur op 19 april 2006 schriftelijk beantwoord. In die brief heeft [X] de belastingdienst ook laten weten dat L&L niet wilde meewerken aan beantwoording van de vragen.
2.2.9Bij brief van 22 mei 2006 heeft de belastingdienst geantwoord dat het aandelenbezit op 1 januari en 31 december 2003 (alsnog) op € 0 wordt vastgesteld en dat over het jaar 2003 in box 3 geen bedrag voor kapitaalverzekeringen wordt opgenomen. Verder heeft de belastingdienst in die brief met betrekking tot betaalde alimentatie het volgende laten weten:
“(…)
Betaalde alimentatie
In de aangifte is € 33.907 afgetrokken voor betaalde alimentatie. Een van de voorwaarden voor de aftrek van alimentatie is dat betaling in de vorm van woongenot om niet niet op de gehanteerde (fictieve) huurwaarde kan worden gesteld maar gesteld moet worden op het huurwaardeforfait voor de betreffende woning. Bij de berekening van het aftrekbare bedrag is rekening gehouden met hetgeen in geld is betaald en de vergoeding voor gas, water en elektra. Dit betekent dat het bedrag dat uw cliënt voor betaalde alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen heeft afgetrokken, te hoog is. Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken met en bedrag van €10.611. (…)”
2.2.10Op 8 juni 2006 heeft de belastingdienst de aanslag over 2003 vastgesteld conform de brief van 22 mei 2006. In de belastingaangiftes die NAHV daarna voor [appellant] heeft verzorgd, is voor de aftrekpost in verband met betaalde alimentatie steeds uitgegaan van het huurwaardeforfait en niet van de commerciële huurwaarde.
2.2.11Voor de werkzaamheden die NAHV heeft verricht met betrekking tot de vragen van de belastingdienst heeft NAHV op 7 december 2006 een bedrag van € 969,85 bij [appellant] B.V. in rekening gebracht. Voor werkzaamheden in verband met het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting 2008 heeft NAHV op 15 februari 2010 een bedrag van € 1.066,24 in rekening gebracht bij [appellant] . [appellant] B.V. respectievelijk [appellant] hebben beide bedragen voldaan.
2.2.12[naam kind 1] en [naam kind 2] hebben gestudeerd. Over de studiejaren 2001 tot 2006 zijn geen studiekosten afgetrokken van de inkomstenbelasting van [naam kind 1] . Datzelfde geldt ten aanzien van [naam kind 2] voor de studiejaren 2004-2006.
3. In eerste aanleg vorderde [appellant] – samengevat en na wijziging van eis –
I. voor recht te verklaren dat NAHV jegens [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten en niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht en er sprake is van het schenden van een (bijzondere) zorgplicht en/of wanprestatie en/of onrechtmatige daad ten aanzien van de overeenkomst van opdracht;
II. NAHV te veroordelen tot betaling van de door [appellant] geleden en te lijden schade, begroot op € 136.967,-- te vermeerderen met de wettelijke rente of belastingrente, subsidiair NAHV te veroordelen tot betaling van de door [appellant] gelden schade, op te maken bij staat;
III. NAHV te veroordelen tot betaling van schade € 969,85, te vermeerderen met wettelijke rente,
IV. NAHV te veroordelen tot betaling van schadevergoeding van € 1.066,24 te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. NAHV te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten.
4. [appellant] legde aan zijn vorderingen – samengevat – ten grondslag dat NAHV niet aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan. NAHV had aanleiding om fouten in de door L&L opgestelde belastingaangiftes over de jaren 2001-2002 te signaleren, nu in de aangifte over 2003 ook een fout zat ter zake van het aandelenbezit, die gecorrigeerd is door de belastingdienst. Dit betrof een kennelijke fout en die fout had voor NAHV aanleiding moeten zijn om de door L&L gedane aangiftes van 2001-2002 opnieuw te bekijken en waar nodig te herstellen. Verder is NAHV ten onrechte er van uitgegaan dat het woonrecht van [Y] betrekking had op een voormalige echtelijke woning. Als NAHV ermee rekening had gehouden dat het ging om een woning van [appellant] zelf en niet om de echtelijke woning, dan had dit voor [appellant] tot een lagere belastingheffing geleid. De schade die [appellant] hierdoor heeft geleden dient NAHV te vergoeden. Voorts heeft NAHV ten onrechte niet de maximale aftrek met betrekking tot de studiekosten van de kinderen van [appellant] weten te bereiken over de jaren tot 2007. De hierdoor geleden schade dient NAHV eveneens te vergoeden; tot slot vordert [appellant] terugbetaling van twee door hem betaalde facturen wegens wanprestatie.
5. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Ten aanzien van de alimentatie-aftrek overwoog de rechtbank dat de vordering van [appellant] terzake is verjaard, omdat [appellant] reeds op 8 mei 2006, toen de belastingdienst hem aansloeg over het jaar 2003 conform de brief van 22 mei 2006, bekend was met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon. Dat [appellant] zich op dat moment niet van de – volgens hem correcte – toepassing van het fiscale recht bewust was, maakt dat niet anders, aldus de rechtbank. Van stuiting is geen sprake geweest. Ten aanzien van de studiekosten overwoog de rechtbank dat deze kosten als aftrekpost hebben te gelden voor de kinderen van [appellant] , en niet van [appellant] zelf. Ten aanzien van de – gestelde – fouten in de aangiftes over 2001-2003 overwoog de rechtbank dat NAHV niet de opdracht had het werk van L&L te controleren. Verder geldt dat [appellant] met de belastingdienst een vaststellingovereenkomst had gesloten in verband met het door de belastingdienst verrichte boekenonderzoek ter zake van de aangiftes 1998-2002. Gelet op artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst lag het volstrekt niet voor de hand dat NAHV [appellant] zou wijzen op eventuele fouten in de aangiftes over de jaren 2001-2002. [appellant] had immers afstand gedaan van de mogelijkheid om nog terug te komen op hetgeen partijen overeengekomen waren. De rechtbank oordeelde tot slot dat geen grond bestaat voor terugbetaling door NAHV van door [appellant] betaalde facturen.