Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 2 juli 2019
[appellant],
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
vernietigd.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de schuldsaneringsregeling van de appellant, die eerder door de rechtbank Rotterdam was beëindigd. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren was nagekomen, onder andere door het plegen van een misdrijf en zijn detentie van vier maanden. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat zijn tekortkomingen niet aan hem konden worden toegerekend vanwege zijn intellectuele capaciteiten en psychische problemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2019 was de appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat en een ambulant hulpverlener, en was ook de bewindvoerder aanwezig.
Het hof heeft de argumenten van de appellant overwogen, waaronder zijn opname in een psychiatrisch ziekenhuis en de omstandigheden rondom zijn detentie. Het hof concludeerde dat de appellant inderdaad tekort was geschoten in zijn verplichtingen, maar dat er voldoende aanleiding was voor een uitzondering. Het hof was van mening dat de appellant zich bewust was van zijn verantwoordelijkheden en dat hij alles in het werk stelde om zijn situatie te verbeteren. Daarom heeft het hof besloten om de schuldsaneringsregeling niet te beëindigen, maar de looptijd met zeven maanden te verlengen, zodat de appellant de kans kreeg om zijn schuldenlast aan te pakken. Het hof heeft benadrukt dat dit een tweede kans is voor de appellant en dat hij zich aan de verplichtingen moet houden om verdere problemen te voorkomen. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor de voortzetting van de schuldsaneringsregeling.