ECLI:NL:GHDHA:2019:2015

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
200.239.459/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de mededelingsplicht en opzet tot misleiding in verzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Grand Italia en Goudse Verzekeringen. Grand Italia, een horecaonderneming, had een verzekering afgesloten bij Goudse, maar na een brand in het pand heeft Goudse de uitkering geweigerd. Goudse stelde dat Grand Italia haar mededelingsplicht had geschonden door onjuiste informatie te verstrekken over de aanwezigheid van een elektronisch inbraakalarm en een onderhoudscontract. Het hof oordeelde dat Grand Italia opzettelijk onjuiste antwoorden had gegeven op het aanvraagformulier, wat leidde tot de conclusie dat Goudse niet verplicht was om uit te keren. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, die eerder had geoordeeld dat Grand Italia haar mededelingsplicht had geschonden en met opzet had gehandeld om Goudse te misleiden. De kosten van het geding in hoger beroep werden aan Grand Italia opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.239.459/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/518907/ HA ZA 16-1107

arrest van 6 augustus 2019

inzake

[X] Bedrijfsexploitatie B.V. ,handelend onder de naam Restaurant Grand Italia ,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Langelille, gemeente Weststellingwerf ,
appellante,
hierna te noemen: Grand Italia ,
advocaat: mr. E.C.M.J. van Kempen te Boxmeer,
tegen

Goudse Verzekeringen N.V.,

gevestigd te Gouda,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Goudse,
advocaat: mr. A.C. van der Salm te Den Haag.

Het geding

Bij exploot van 19 januari 2018 is Grand Italia in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Den Haag, team handel, tussen partijen gewezen vonnis van 1 november 2017.
Bij arrest van 26 juni 2018 is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2018. Van de comparitie is een proces-verbaal gemaakt.
Bij memorie van grieven heeft Grand Italia zestien grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft Goudse de grieven bestreden.
Bij akte heeft Grand Italia gereageerd op de door Goudse bij memorie van antwoord in het geding gebrachte producties. Bij antwoordakte heeft Goudse daarop gereageerd.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

De feiten

1. De door de rechtbank in het vonnis van 1 november 2017 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan. Het hof vult die feiten aan met hetgeen in hoger beroep eveneens is komen vast te staan (de feiten vermeld onder 1.2 tot en met 1.4, 1.13 en 1.14). Het gaat in deze zaak, voor zover voor de beoordeling van dit hoger beroep nog van belang, om het volgende.
1.1
[koper] (hierna: [koper] ) heeft het pand, gelegen aan de [adres] te
[plaatsnaam] (hierna: het pand) eind 2012 gekocht van [verkoper] (hierna: [verkoper] ). In het pand was een elektronisch inbraakdetectiesysteem geïnstalleerd en aangesloten op een particuliere alarmcentrale van Nuon Beveiliging. Het bijbehorende contract stond op naam van [verkoper] . Het pand is vervolgens verbouwd. [X] (hierna: [X] ) was (als zelfstandige) bij deze verbouwing betrokken.
1.2
Bij e-mail van 13 februari 2013, met als onderwerp “Afkoopbevestiging”, ontving [X] van Nuon Beveiliging een afkoopofferte.
1.3
Bij e-mail van 14 februari 2013 heeft [X] aan Nuon Beveiliging bericht dat de tenaamstelling (op naam van [verkoper] ) van de offerte niet juist is en heeft zij verzocht om een nieuwe offerte op naam van [koper] .
1.4
Bij e-mail van 18 februari 2013 heeft Nuon Beveiliging aan [X] een “overnameformulier” toegestuurd, en bericht dat dat formulier eerst ingevuld moet worden voordat een afkoop doorgevoerd kan worden.
1.5
Op 19 februari 2013 is tussen [koper] en [verkoper] een “overnamecontract
electronische inbraakbeveiligingssysteem overeenkomst” (hierna: het overnamecontract) tot stand gekomen door het invullen (door [X] ) en ondertekenen (door [koper] en [verkoper] ) van het hiervoor bedoelde overnameformulier. Per e-mail van diezelfde dag heeft [X] het getekende overnamecontract aan Nuon Beveiliging toegestuurd. In dit contract staat onder meer het volgende:
“(…)
2. De nieuwe eigenaar gaat voor de resterende periode van het contract een ‘Onderhoud en Serviceabonnement en meldkameraansluiting’ met Nuon Beveiliging aan[.] De huidige contracten lopen tot en met 30062015. De totale abonnementskosten bedragen per maand € 33,32 (incl. BTW) (betaling per maand achteraf via automatische incasso (...)).
4. Deze overeenkomst wordt stilzwijgend telkens voor een maand verlengd tenzij de overeenkomst schriftelijk en minimaal één maand voor volgende maandfactuur is opgezegd.(...)”
1.6
Bij e-mail van 20 februari 2013 heeft [X] het volgende geschreven aan Nuon Beveiliging:
“Hierbij zend ik u nogmaals het ingescande overname contract. Ik hoop dat deze wel goed te lezen is. Graag ontvang ik een afkoop offerte op naam van de heer [koper] .”
1.7
Bij e-mail van 27 februari 2013 heeft [X] het volgende geschreven aan Nuon Beveiliging:
“Tot op heden heb ik de afkoop offerte nog niet op de naam van de heer [koper] ontvangen. Wilt u mij deze met spoed toezenden. Voor de goede orde, deel ik hierbij nog mede dat de alarm installatie aan de [adres] te [plaatsnaam]nietin werking moet worden gesteld.
(...)
Namens [koper]
(...)”
1.8
Bij brief van 28 februari 2013, geadresseerd aan de [adres] te [plaatsnaam] , heeft Nuon Beveiliging onder meer het volgende geschreven aan [koper] :
“(...) U bent een contract voor 60 maanden aangegaan betreffende een beveiligingssysteem incl. aansluiting meldkamer en onderhoud service. Uw contract zal dus van rechtswege in eerste instantie per 30-6-2015 beëindigen. Met een verzoek tot contractbeëindiging, met redenen anders dan vermeld in onze Algemene Voorwaarden, kunnen wij helaas niet akkoord gaan.
Wij kunnen u het volgende aanbod doen om het abonnement stop te zetten:
• Aangezien u contractueel per 1-3-2013 nog 28 maanden verschuldigd bent, kunt u het contract afkopen voor € 387,24.Mocht u gebruik willen maken van dit aanbod, verzoeken wij u deze brief ondertekend terug te sturen (...). De abonnementen zullen worden stopgezet na ontvangst van de betaling en na de beëindiging van de doormelding.(…)”.
1.9
Op 29 maart 2013 heeft [naam bedrijf] namens Nuon Beveiliging onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan het alarm in het pand.
1.1
Bij brief van 30 maart 2013 heeft Alarm Control Nederland B.V. (hierna: Alarm Control) [koper] welkom geheten als nieuwe klant en de aansluiting van het beveiligingssysteem op haar Particuliere Alarmcentrale te Roosendaal bevestigd.
1.11
[koper] heeft op 3 april 2013 het in de brief van 28 februari 2013 (zie hiervoor onder 1.8) genoemde bedrag van € 387,24 voldaan, zonder de brief ondertekend terug te sturen.
1.12
Op 12 april 2013 heeft Nuon Beveiliging een factuur ter hoogte van € 353,21 gestuurd naar [koper] , [adres] te [plaatsnaam] , met de volgende omschrijving:
“Hierbij factureren wij u de restwaarde van het alarmsysteem. Alle dienstverlening komt hierbij te vervallen. Afkoopsom resterende termijnen maart 2013 t/m juni 2015 291,91
Totaal excl. BTW € 291,91
BTW 21%€ 61.30
Totaal incl. BTW € 353,21”
1.13
Bij e-mail van 15 april 2013 heeft Telfort Zakelijk (hierna: Telfort) aan [X] onder meer het volgende bericht:
“(…)Wij hebben alles voor u opgezocht.- Voor het bellen heeft u een ISDN2-lijn nodig, dat zijn 4 lijnen 1 van de lijnen kunt u gebruiken voor het alarm (…)”
1.14
Bij e-mail van 19 februari 2015 heeft het [naam incassobureau] (hierna: [naam incassobureau] ) namens [naam bedrijf] het volgende aan Nuon Beveiliging voorgelegd:
“(…).Graag verneem ik van u op welke datum u het bedrag van EURO 387,24 heeft ontvangen. Het contract is op 19 februari 2013 overgenomen door dhr. [koper] , maar hij heeft ook gelijk het contract afgekocht. Waarom heeft betrokkene(het hof: [naam bedrijf] )
nog werkzaamheden verricht terwijl hij(het hof: [koper] )
al het verzoek had ingediend om het contract af te kopen?”
1.15
Met ingang van 1 juni 2013 heeft [X] het pand van [koper] gehuurd. Op 8 juli
2013 heeft [X] haar eenmanszaak omgezet in de besloten vennootschap [X]
Bedrijfsexploitatie B.V. , handelend onder de naam Grand Italia .
1.16
Grand Italia heeft met ingang van 1 september 2013 een horecaonderneming in het
pand gedreven.
1.17
Op 10 april 2014 heeft Grand Italia via haar verzekeringsadviseur KHN Verzekeringen (hierna: KHN) een Bedrijfslmpulz online-verzekeringspakket aangevraagd,
waaronder bedrijfs-, inventaris- en goederenschade is gedekt. Op het aanvraagformulier staat
onder meer het volgende:

“Aanvullende vragen

[1.]Worden de in uw bedrijf aanwezige elektrische installaties gecontroleerd en onderhouden door een erkend installatiebedrijf volgens de norm NEN 3140?(…)
[5.]Zijn alle ramen en buitendeuren op de begane grond van het gebouw waarin uw bedrijf is gevestigd, voorzien van sloten die voldoen aan de eisen van de SKG**?
[6.]Is het gebouw waarin uw bedrijf is gevestigd, voorzien van een elektronisch inbraakalarm?
[7.]Is het elektronisch inbraakalarm geïnstalleerd door een BORG-gecertificeerd installatiebedrijf?
[8.]Heeft uw bedrijf een onderhoudscontract voor het elektronisch inbraakalarm voor minimaal één controle of onderhoudsbeurt per jaar door een BORG-gecertificeerd installatiebedrijf?
[9.]Is het elektronisch inbraakalarm voorzien van een doormelding naar een particuliere alarmcentrale?”.
[X] heeft (namens Grand Italia ) bovenstaande vragen allemaal met “Ja” beantwoord.
1.18
Goudse heeft op 11 april 2014 de aanvraag geaccepteerd. Het polisblad vermeldt dat Grand Italia de gegevens op het polisblad moet controleren, en Goudse binnen 14 dagen moet laten weten als deze gegevens onjuist of onvolledig zijn. Voorts wordt zij erop gewezen dat schending van de mededelingsplicht ertoe kan leiden dat het recht op uitkering wordt beperkt of zelfs vervalt, en dat wanneer Goudse met opzet is misleid of bij kennis van de werkelijke stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten, Goudse het recht
heeft de verzekering op te zeggen.
1.19
In de nacht van 13 op 14 februari 2015 heeft brand gewoed in het pand.
1.2
Goudse heeft EMN Expertise (hierna: EMN) opdracht gegeven een toedrachtsonderzoek in te stellen naar de brand. Op 19 februari 2015 heeft [Y] van EMN een interview gehouden met [X] . [X] heeft daarin, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“(...) Het pand is wel voorzien van een elektronisch inbraakalarm maar was niet aangesloten en ook niet aangesloten op een meldkamer. Waarom het niet was aangesloten kan ik eigenlijk niet zeggen. Het inbraakrisico in die regio is klein en het was door de verzekeraar ook niet verplicht opgelegd.
(...)”
1.21
EMN heeft het verslag van het hiervoor bedoelde interview naar [X] gestuurd. [X] heeft het verslag voor akkoord getekend teruggestuurd.
1.22
Bij brief van 26 maart 2015 heeft Goudse zich op het standpunt gesteld dat Grand
Italia het aanvraagformulier onjuist heeft ingevuld, met name de vragen 5, 7, 8 en 9, zodat
zij niet heeft voldaan aan haar mededelingsplicht. Goudse gaat er vanuit dat de aanvraag
bewust onjuist is ingevuld om haar te misleiden en te bewegen een verzekering te sluiten die
zij bij kennis van de ware stand van zaken niet zou hebben afgesloten, op grond waarvan zij
niet verplicht is de schade te vergoeden.
1.23
Bij brief van 23 april 2015 heeft KHN namens [X] op de brief van Goudse gereageerd. In die brief staat onder meer het volgende:
“Wij menen dat er een goede (dat wil zeggen verschoonbare) reden is voor de foutieve beantwoording van de gestelde vragen, nu mevrouw [X] de situatie niet goed heeft beoordeeld. Hiervoor verwijzen wij naar de bijgaande, door mevrouw [X] ondertekende, verklaring (bijlage 1). Hieruit blijkt dat mevrouw [X] de situatie, te goeder trouw, niet juist heeft ingeschat. Zij heeft echter
geenszins de intentie gehad De Goudse bewust te misleiden. (...)”
De verklaring van [X] van 21 april 2015 (bijlage 1 bij de hiervoor genoemde brief van 23 april 2015) houdt onder meer het volgende in:
“Hierbij mijn verklaring waarom ik op de vragen 5, 7, 8 en 9 met ja heb beantwoord. In mijn beleving heb ik de vragen volledig naar waarheid ingevuld. onderstaand zal ik aangeven waarom ik hiervan overtuigd ben.
(...)
Vraag 7, 8 en 9
Het inbraakalarm geïnstalleerd door BORG-gecertificeerd installatiebedrijf, doormelding en onderhoud.
Hierop heb ik naar mijn mening terecht ja op geantwoord en wel om de volgende redenen:
De heer [koper] , waarvan ik het pand huurde, heeft de installatie, onderhouds en doorschakel abonnement van de vorige eigenaar van het pand overgenomen. Deze overname is door mij geregeld op 19-02-2013, het handschrift op het overname formulier is van mij, de contacten met Nuon beveiliging lopen via mijn e-mail (...).
Tevens staat wordt met de overname het abonnement voor doormelding en onderhoud overgenomen tot 30-6-2015. Omdat deze feiten mij bekend zijn, heb ik de vragen met ja en naar waarheid ingevuld.(…)”
1.24
Bij e-mail van 15 juni 2015 heeft Goudse haar afwijzing gehandhaafd.
1.25
Op 16 oktober 2015 heeft [X] aan Verza Schadeonderzoek B.V. (hierna: Verza) opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden in en bij Grand Italia ten tijde van het afsluiten van de verzekering. Verza is tot de conclusie gekomen dat vooralsnog niet is gebleken dat Grand Italia opzettelijk onjuiste informatie heeft verschaft.

Het geschil en de vorderingen in eerste aanleg

2. Grand Italia heeft in eerste aanleg gevorderd om Goudse te veroordelen om:
I. de vaststelling van de schade conform de polisvoorwaarden voort te zetten en de verzekeringspenningen voor de door de experts vast te stellen schade aan Grand Italia uit te keren, met de wettelijke rente;
II. binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis een voorschot van € 100.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.1
Grand Italia heeft het volgende, voor zover in hoger beroep nog van belang, ten grondslag gelegd aan haar vorderingen. Brand is een gedekt evenement onder de verzekering die zij bij Goudse heeft afgesloten. Goudse dient daarom tot uitkering onder de verzekering over te gaan. Grand Italia betwist dat zij haar mededelingsplicht voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst heeft geschonden met het opzet Goudse te misleiden. Zij heeft de vragen in het aanvraagformulier over het inbraakalarm, de SKG-sloten en de elektrische installatie naar waarheid beantwoord.
2.2
Goudse heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.3
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van Grand Italia afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld, voor zover in hoger beroep van belang, dat Grand Italia haar mededelingsplicht als bedoeld in artikel 7:928 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft geschonden door op de vraag op het aanvraagformulier van de verzekering of het alarm was voorzien van een doormelding naar een alarmcentrale en op de vraag of de in haar bedrijf aanwezige elektrische installatie wordt gecontroleerd en onderhouden volgens de norm NEN 3140, bevestigend te antwoorden. De rechtbank heeft in het midden gelaten of Grand Italia ook ten aanzien van de vragen over de SKG**-sloten haar mededelingsplicht heeft geschonden. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat Grand Italia heeft gehandeld met het opzet om Goudse te misleiden. De rechtbank heeft daaruit geconcludeerd dat op grond van artikel 7:930 lid 5 BW geen recht op uitkering onder de verzekeringsovereenkomst bestaat.

De beoordeling van het geschil in hoger beroep

3. In hoger beroep heeft Grand Italia gevorderd het bestreden vonnis te vernietigen, haar vorderingen in eerste aanleg alsnog toe te wijzen en Goudse te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen Grand Italia uit hoofde van het bestreden vonnis aan Goudse heeft voldaan, te vermeerderen met wettelijke rente, en met veroordeling van Goudse in de kosten van de procedure in beide instanties. Goudse heeft hiertegen verweer gevoerd.
4. Met de grieven I tot en met IV richt Grand Italia zich tegen het oordeel van de rechtbank dat zij haar mededelingsplicht heeft geschonden ten aanzien van de doormelding van het alarm in het pand naar een alarmcentrale. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Volgens Grand Italia ging [X] bij het beantwoorden van de vragen op het aanvraagformulier over het inbraaksignaleringssysteem ervan uit dat het abonnement met Nuon Beveiliging voor het alarmsysteem met doormelding naar een alarmcentrale, dat [koper] van [verkoper] had overgenomen, doorliep tot en met 30 juni 2015. Zij wist niet en kon ook niet weten dat Nuon Beveiliging het abonnement al ten tijde van de aanvraag van de verzekering - begin april 2013 - had beëindigd.
4.1
Ingevolge artikel 7:928 lid 1 BW is de verzekeringnemer verplicht vóór het sluiten
van een verzekeringsovereenkomst aan de verzekeraar alle feiten mee te delen die hij kent
of behoort te kennen en waarvan de verzekeringnemer weet of behoort te begrijpen dat daarvan de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan afhangen of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten.
Op grond van artikel 7:930 lid 5 BW is de verzekeraar geen uitkering verschuldigd aan de verzekeringnemer die heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden.
Nu Goudse zich erop beroept dat zij geen uitkering is verschuldigd aan Grand Italia omdat Grand Italia haar mededelingsplicht heeft geschonden met het opzet om Goudse te misleiden, heeft Goudse op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de stelplicht en zo nodig de bewijslast van feiten die (allereerst) tot het oordeel kunnen leiden dat Grand Italia niet aan de mededelingsplicht heeft voldaan.
4.2
Niet in geschil is dat [X] namens Grand Italia op het aanvraagformulier voor de verzekering heeft bevestigd dat er voor het pand een onderhoudscontract is voor het elektronisch inbraakalarm en dat dit alarm is voorzien van een doormelding naar een particuliere alarmcentrale, terwijl ook vast staat dat dit in werkelijkheid niet het geval was. Nadat [koper] op 3 april 2013 een bedrag van € 387,24 aan Nuon Beveiliging had betaald, heeft Nuon Beveiliging de overeenkomst voor het elektronische inbraakbeveiligingssysteem beëindigd. Tussen partijen is in geschil of Grand Italia ten tijde van de aanvraag van de verzekering op 10 april 2014 wist dat de overeenkomst met Nuon Beveiliging was beëindigd, en zij dus in die zin haar mededelingsplicht jegens Goudse heeft geschonden.
4.3
Goudse heeft gesteld dat Grand Italia wist dat ten tijde van de aanvraag van de verzekering de overeenkomst met Nuon Beveiliging was beëindigd. Goudse heeft daartoe gewezen op het feit dat [X] , die namens Grand Italia de verzekeringsaanvraag heeft gedaan, voorafgaand aan die aanvraag en voorafgaand aan en daags na de overname door [koper] van het contract met Nuon Beveiliging, en nadien nogmaals op 27 februari 2013, namens hem bij Nuon Beveiliging heeft gevraagd om een offerte voor het afkopen van het contract. Daarbij heeft zij in haar bericht aan Nuon Beveiliging van 27 februari 2013 opgemerkt dat het alarm niet in werking moet worden gesteld. Nuon Beveiliging heeft vervolgens op 28 februari 2013 de offerte verstrekt, waarin zij stelt niet akkoord te kunnen gaan met een opzegging van het contract vóór 30 juni 2015, maar een aanbod doet om het contract af te kopen voor een bedrag van € 387,24. [koper] heeft dat bedrag betaald op 3 april 2013. Op 12 april 2013 heeft Nuon Beveiliging een afkoopfactuur opgemaakt, waarin staat vermeld dat alle dienstverlening is komen te vervallen.
Verder heeft Goudse gewezen op de eigen verklaring van [X] van 19 februari 2015, kort na de brand, tegenover de onderzoeker van EMN dat het pand wel was voorzien van een elektronisch inbraakalarm, maar dat dit niet was aangesloten en ook niet was aangesloten op een meldkamer. Op de vraag waarom het alarm niet was aangesloten, heeft [X] geantwoord dat het inbraakrisico in de regio klein is en het door de verzekeraar ook niet verplicht was opgelegd.
4.4
Volgens Grand Italia heeft [X] met haar verzoeken in februari 2013 namens [koper] tot afkoop van het contract met Nuon Beveiliging bedoeld de overeenkomst op te zeggen per 30 juni 2015. [koper] heeft nooit het voornemen gehad om de aansluiting bij alarmcentrale en het onderhoudsabonnement bij Nuon Beveiliging eerder op te zeggen. Volgens [koper] wilde hij juist dat het pand beveiligd zou zijn en blijven. Hij wilde alleen voorkomen dat het contract na 30 juni 2015 stilzwijgend zou worden verlengd. Ook wilde hij van de maandelijkse betalingen af en het verschuldigde tot het einde van het contract ineens voldoen.
4.5
Het hof is van oordeel dat Grand Italia onvoldoende gemotiveerd de stelling van Goudse heeft weersproken dat Grand Italia ten tijde van de verzekeringsaanvraag wist dat [X] namens [koper] het contract met Nuon Beveiliging had afgekocht, waardoor voorafgaande aan de verzekeringsaanvraag de overeenkomst met Nuon Beveiliging was geëindigd. Grand Italia heeft ook in hoger beroep niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat [koper] in februari 2013 de bedoeling had, ondanks het verzoek van [X] namens [koper] aan Nuon Beveiliging tot afkoop van het contract, om het contract met Nuon Beveiliging voort te zetten tot 30 juni 2015 en dat hij [X] heeft gevraagd om namens hem het contract per 30 juni 2015 op te zeggen met vooruitbetaling van de resterende maandelijkse termijnen ineens. Daartoe overweegt het hof het volgende.
4.6
Uit het feit dat [koper] het contract met Nuon Beveiliging op 19 februari 2013 heeft overgenomen van [verkoper] , de vorige eigenaar van het pand, kan niet de intentie van [koper] worden afgeleid om het contract tot het einde van de looptijd voort te zetten, zoals Grand Italia heeft betoogd. Al voor het tekenen van het overnamecontract had [X] namens [koper] immers al tweemaal bij Nuon Beveiliging gevraagd om een offerte voor de afkoop van het contract. Omdat de eerste offerte op naam van [verkoper] was gesteld, heeft [X] op 14 februari 2013 gevraagd om de offerte op naam van [koper] te zetten. Naar aanleiding daarvan heeft Nuon Beveiliging op 18 februari 2013 aan [X] bericht dat het daarvoor noodzakelijk was eerst het overnameformulier in te vullen. [X] heeft vervolgens op 19 februari 2013, en opnieuw op 20 februari 2013, het getekende overnamecontract aan Nuon Beveiliging toegestuurd en daarbij nogmaals verzocht om een afkoopofferte op naam van [koper] . Daaruit kan worden afgeleid, zoals Goudse terecht naar voren heeft gebracht, dat [koper] het overnamecontract niet heeft getekend met de intentie om het contract met Nuon Beveiliging voort te zetten, maar juist met de intentie om dat contract te kunnen beëindigen. Die intentie wordt bovendien ondersteund door het verzoek van [X] in haar bericht aan Nuon Beveiliging van 27 februari 2013, waarin zij nogmaals heeft gevraagd om een afkoopofferte, om de alarminstallatie niet in werking te stellen. Dat zij daarmee heeft bedoeld de doormelding
tijdelijkniet in werking te stellen in verband met verbouwingswerkzaamheden, zoals Grand Italia stelt, blijkt niet uit dat verzoek en heeft zij ook anderszins niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, valt daarnaast niet in te zien waarom in dat geval de doormelding zou moeten worden uitgeschakeld. Zij had dan eenvoudig zelf het alarm tijdelijk niet kunnen inschakelen, waarvoor zij de medewerking van Nuon Beveiliging niet nodig had.
4.7
Uit de reactie van Nuon Beveiliging van 28 februari 2013, waarin zij haar aanbod tot afkoop van het contract doet, blijkt dat ook zij het (herhaalde) verzoek van [X] om een offerte zo heeft begrepen dat [koper] het contract niet wilde voortzetten tot de overeengekomen einddatum van (in beginsel) 30 juni 2015. Dat is immers de reden dat Nuon Beveiliging het aanbod deed om het contract af te kopen voor een bedrag van
€ 387,24, waarbij ter verduidelijking nog is opgemerkt dat het abonnement na ontvangst van de betaling van dat bedrag zal worden stopgezet en dat de doormelding naar de alarmcentrale zal worden beëindigd.
De stelling van Grand Italia dat [X] die brief niet heeft ontvangen of gezien, omdat die was gericht aan [koper] , maakt het voorgaande niet anders. Daarbij komt dat ook niet aannemelijk is dat zij die brief niet heeft gezien of van de inhoud daarvan op de hoogte was, nu zij op verzoek van [koper] tot dan toe het gehele traject tot afkoop geregeld had, de brief was geadresseerd aan het adres van Grand Italia en zij na 28 februari 2013 ook niet meer opnieuw bij Nuon Beveiliging om een afkoopofferte heeft gevraagd (hetgeen voor de hand had gelegen als zij de bewuste brief niet zou hebben gezien). Voor zover Grand Italia al kan worden gevolgd in haar stelling dat [X] slechts van [koper] heeft vernomen dat ‘alles met Nuon geregeld was’ - waarmee zij kennelijk bedoelt te stellen dat, voor zover zij de brief van 28 februari 2013 niet zelf in ontvangst heeft genomen en gelezen, [koper] haar ook niet op de hoogte heeft gesteld van de inhoud van de brief -, dan was in elk geval [koper] op de hoogte van de inhoud van de brief. Dat blijkt ook uit het feit dat hij het bedrag van € 387,24 aan Nuon Beveiliging heeft betaald. Als het niet zijn bedoeling was om het contract met Nuon Beveiliging af te kopen en het contract direct te beëindigen, dan had het voor de hand gelegen dat hij [X] duidelijk had gemaakt dat dit niet goed was gegaan of dat hij zelf bij Nuon Beveiliging had geprotesteerd of althans vragen had gesteld. Er is niet gesteld of gebleken dat [koper] dat heeft gedaan. Integendeel, hij heeft het bedrag van € 387,24 zonder meer betaald.
4.8
Zoals overwogen in het voorgaande heeft Grand Italia niet aannemelijk gemaakt dat [X] niet op de hoogte was van de inhoud van de brief van Nuon Beveiliging van 28 februari 2013. Daarom is evenmin aannemelijk dat zij niet op de hoogte was van het bedrag dat [koper] aan Nuon Beveiliging moest betalen voor de afkoop van het contract, zoals Grand Italia heeft gesteld. Daarnaast kan Grand Italia niet worden gevolgd in haar stelling dat [X] niet op de hoogte was van de maandelijkse abonnementskosten van het contract met Nuon Beveiliging, nu dat bedrag staat vermeld in het overnamecontract dat [X] naar eigen zeggen zelf heeft ingevuld en naar Nuon Beveiliging heeft opgestuurd. Goudse heeft zich daarom naar het oordeel van het hof terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat [X] het bedrag van € 387,24 beschouwde als een vooruitbetaling ineens van (al) het verschuldigde abonnementsgeld tot de overeengekomen einddatum van het contract, in plaats van als een afkoopsom. [X] moet immers geweten hebben dat dat bedrag slechts een derde van het nog tot 30 juni 2015 verschuldigde abonnementsgeld betrof.
4.8
Dat [koper] de brief van 28 februari 2013 niet ondertekend heeft teruggestuurd, zoals Nuon Beveiliging had verzocht, maakt niet dat daarmee de overeenkomst tot afkoop van het contract niet tot stand is gekomen. Met betaling van het bedrag van € 387,24 heeft [koper] immers kenbaar gemaakt dat hij instemde met het aanbod van Nuon Beveiliging tot afkoop van het contract. Dat [koper] de brief niet heeft ondertekend en teruggestuurd om de reden dat hij niet de bedoeling had het contract direct te laten eindigen, zoals Grand Italia stelt, heeft zij niet onderbouwd met feiten of omstandigheden rond de periode van 28 februari 2013 waaruit dat blijkt, en is daarnaast ook niet te rijmen met de betaling door [koper] - zonder toelichting of protest - van het bedrag van € 387,24 op 3 april 2013. Bovendien stelt Grand Italia zelf dat [X] niet ervan op de hoogte was dat [koper] de brief van 28 februari 2013 niet ondertekend heeft teruggestuurd, terwijl [koper] wel tegen haar heeft gezegd dat ‘alles met Nuon geregeld was’. Het feit dat [koper] de brief niet ondertekend heeft teruggestuurd kan ook daarom niet dienen ter ondersteuning van de stelling van Grand Italia dat zij ervan uit kon gaan dat het contract met Nuon Beveiliging doorliep tot 30 juni 2015.
4.9
Grand Italia stelt op zichzelf terecht dat de factuur van Nuon Beveiliging van 12 april 2013 voor de afkoopsom van het contract pas na de betaling door [koper] is opgemaakt, zodat [koper] voordat hij betaalde geen kennis kon hebben van de vermelding op die factuur dat ‘alle dienstverlening hierbij komt te vervallen’. Dat doet echter niet af aan het feit, zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, dat [koper] op basis van de brief van Nuon Beveiliging van 28 februari 2013 al wist dat na betaling het abonnement zou worden stopgezet en de doormelding naar de alarmcentrale zou worden beëindigd. Bovendien blijkt ook niet dat [koper] zich tegenover [X] en/of Nuon Beveiliging achteraf heeft beklaagd over de vermelding op de factuur dat alle dienstverlening komt te vervallen.
4.1
Het hof volgt Grand Italia verder niet in haar betoog dat uit de welkomstbrief van Alarm Control aan [koper] van 30 maart 2013 blijkt dat [koper] met de afkoop van het contract met Nuon Beveiliging eigenlijk heeft bedoeld om het contract op te zeggen per 30 juni 2015. Niet is gebleken dat [koper] zelfstandig, onafhankelijk van het contract met Nuon Beveiliging, in maart 2013 een nieuw contract heeft gesloten met Alarm Control, zoals Grand Italia stelt. Vaststaat dat doormelding naar de alarmcentrale van Alarm Control onderdeel was van het contract met Nuon Beveiliging. Het is dan niet nodig om zelfstandig een contract te sluiten met de alarmcentrale. Het ligt daarom ook meer voor de hand, zoals Goudse naar voren heeft gebracht, dat Alarm Control de welkomstbrief aan [koper] heeft gestuurd naar aanleiding van zijn overname van het contract met Nuon Beveiliging van [verkoper] . Dat vindt ook bevestiging in de vermelding onder ‘algemene klantinformatie’ van de naam ‘Nuon Beveiliging’ in het ‘Klant verificatie rapport’, als bijlage bij de welkomstbrief (productie 9, bijlage 1, bij de inleidende dagvaarding).
Op 30 maart 2013 was het contract met Nuon Beveiliging nog niet beëindigd, omdat [koper] de afkoopsom nog niet had betaald. Dat verklaart waarom hij op die datum nog een welkomstbrief van Alarm Control ontving. Uit het feit dat [koper] eind maart 2013 op verzoek van Alarm Control nog nieuwe waarschuwingsadressen heeft doorgegeven, volgt daarom evenmin dat hij ervan uitging dat het contract met Nuon Beveiliging nog doorliep tot 30 juni 2015, omdat op dat moment het contract nog niet was beëindigd.
4.11
Uit de correspondentie van [X] met Telfort kan evenmin zonder meer worden afgeleid dat [X] in april 2013 niet wist dat het contract met Nuon Beveiliging was geëindigd, zoals Grand Italia heeft gesteld. Uit het enkele feit dat Telfort aan [X] in haar e-mailbericht van 15 april 2013 heeft bericht dat zij een van de ISDN2-lijnen kan gebruiken voor het alarm, kan immers nog niet worden afgeleid dat [X] ook heeft gevraagd om een lijn voor het alarm of wanneer zij dat heeft gedaan. In elk geval voor 3 april 2013 was het alarmsysteem van Nuon Beveiliging immers nog in werking, zodat ook een telefoonlijn voor de doormelding in gebruik was. Verder is niet gebleken dat zij heeft gevraagd om een telefoonlijn voor het alarm met het oog op voortzetting van het (specifieke) contract met Nuon Beveiliging.
4.12
De verklaring van [koper] van 23 oktober 2015 tegenover de onderzoeker van Verza, waarnaar Grand Italia heeft verwezen en waarin [koper] - samengevat - heeft verklaard dat het zijn bedoeling was om het contract met Nuon Beveiliging voort te zetten tot 30 juni 2015, dat hij het bedrag van € 387,24 heeft betaald in de veronderstelling dat het contract daarmee per 30 juni 2015 zou worden beëindigd en dat hij nooit van iemand had gehoord dat het alarmsysteem niet meer was aangesloten op de alarmcentrale en dat het abonnement was stopgezet, weegt naar het oordeel van het hof niet op tegen hetgeen in het voorgaande is overwogen en waaruit volgt dat [koper] wel degelijk op de hoogte was van de beëindiging van het contract met Nuon Beveiliging en de daarbij behorende dienstverlening door betaling van de afkoopsom. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat de verklaring van [koper] dat hij nooit heeft gehoord dat het alarmsysteem niet meer was aangesloten en dat het abonnement was stopgezet, strijdig is met de vermelding op de factuur van Nuon Beveiliging van 12 april 2013, waarvan Grand Italia niet heeft betwist dat [koper] die heeft ontvangen, dat alle dienstverlening vanaf dat moment komt te vervallen.
Verder is van belang dat [koper] de hiervoor bedoelde verklaring heeft afgelegd na de brand en nadat Goudse een uitkering onder de verzekeringsovereenkomst aan Grand Italia had geweigerd. Zoals volgt uit hetgeen in het voorgaande is overwogen, is niet gebleken van feiten en omstandigheden ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst tot afkoop van het contract met Nuon Beveiliging die de stelling van [koper] ondersteunen dat het op dat moment zijn bedoeling was en dat hij op dat moment in de (gerechtvaardigde) veronderstelling verkeerde dat het contract pas per 30 juni 2015 zou eindigen en dat het bedrag van € 387,24 dat hij betaalde, was bedoeld als vooruitbetaling ineens van de verschuldigde maandelijkse termijnen tot en met juni 2015. Meer in het bijzonder is ook niet gebleken van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [koper] destijds met zijn verzoek aan [X] om de afkoop van het contract met Nuon Beveiliging te regelen, heeft bedoeld dat hij het contract wilde opzeggen per 30 juni 2015 met een vooruitbetaling ineens of dat [X] zijn verzoek zo heeft kunnen begrijpen. Uit de hiervoor bedoelde verklaring van [koper] volgt dan ook niet dat [X] ten tijde van de verzekeringsaanvraag ervan kon uitgaan dat het contract met Nuon Beveiliging nog doorliep tot 30 juni 2015.
4.13
[koper] heeft in zijn verklaring van 23 oktober 2015 verder gesteld dat in maart 2013 nog een monteur van Nuon Beveiliging in het pand is geweest om het alarmsysteem te onderhouden en te testen. Volgens [koper] heeft hij de rekening daarvoor niet betaald, omdat hij een abonnement had en hij vond dat de kosten van het onderhoud onder het abonnement vielen. Ook in mei of juni 2013 is nog een keer een monteur langs geweest, aldus [koper] in voornoemde verklaring. Hierover oordeelt het hof als volgt.
Vaststaat dat [naam bedrijf] namens Nuon Beveiliging op 29 maart 2013 onderhoudswerkzaamheden heeft uitgevoerd aan het alarmsysteem. Daaruit kan echter evenmin worden afgeleid dat [koper] en [X] ervan konden uitgaan dat het contract van [koper] met Nuon Beveiliging nog doorliep tot 30 juni 2015. [koper] heeft het bedrag tot afkoop van het contract immers pas op 3 april 2013 (niet op 3 april 2014, zoals de rechtbank heeft overwogen) betaald. Het contract was dus in elk geval ten tijde van de werkzaamheden op 29 maart 2013 nog niet geëindigd.
De stelling van [koper] dat hij de rekening voor de werkzaamheden van 29 maart 2013 niet heeft betaald omdat hij vond dat (de kosten van) die werkzaamheden onder zijn contract met Nuon Beveiliging vielen, valt overigens niet te rijmen met het e-mailbericht van het door [naam bedrijf] ingeschakelde incassobureau [naam incassobureau] aan Nuon Beveiliging van 19 februari 2014, waarin wordt gevraagd waarom nog werkzaamheden zijn verricht terwijl [koper] al het verzoek had ingediend om het contract af te kopen. Daaruit kan worden afgeleid dat [koper] zich kennelijk tegenover het incassobureau op het standpunt stelde dat hij de rekening van de onderhoudswerkzaamheden niet hoefde te betalen omdat hij al had verzocht het contract met Nuon Beveiliging af te kopen. De stelling dat hij zich in plaats daarvan op het standpunt stelde dat (de kosten van) de werkzaamheden onder het contract met Nuon Beveiliging vielen, heeft Grand Italia niet onderbouwd.
Dat ook in mei of juni 2013 nog een keer namens Nuon Beveiliging een monteur is langs geweest voor onderhoud aan het alarmsysteem is niet komen vast te staan, nu Goudse dat heeft betwist en Grand Italia voor die stelling geen onderbouwing heeft gegeven. Bovendien staat wel vast dat het contract van [koper] met Nuon Beveiliging na de betaling van de afkoopsom op 3 april 2014 is beëindigd. Als vervolgens in mei of juni 2013 namens Nuon Beveiliging nog een onderhoudsmonteur zou zijn langsgekomen, dan zou - ook voor [koper] en [X] - aan het licht zijn gekomen dat het contract al was beëindigd en dat van doormelding van het alarmsysteem geen sprake meer was.
4.14
Het hof is bovendien met de rechtbank van oordeel dat uit de verklaring van [X] tegenover de onderzoeker van EMN van 19 februari 2015, afgelegd kort na de brand, ook blijkt dat zij daadwerkelijk wist dat het alarm niet was aangesloten op een meldkamer. Zij heeft toen immers verklaard dat het elektronisch inbraakalarm niet was aangesloten en ook niet was aangesloten op een meldkamer. Waarom het alarm niet was aangesloten, kon zij niet zeggen. Wel heeft zij daarbij opgemerkt dat het inbraakrisico in de regio klein is en dat het door de verzekeraar ook niet verplicht was opgelegd. Dat [X] met deze laatste verklaringen heeft gedoeld op het feit dat het alarm niet was ingeschakeld ten tijde van de brand, en niet op het feit dat het alarm niet was voorzien van een doormelding naar een alarmcentrale, zoals Grand Italia heeft betoogd, kan uit de tekst van het verslag van EMN niet worden afgeleid en heeft zij ook anderszins niet onderbouwd. Als zij haar verklaring wel zo had bedoeld, had het voor de hand gelegen dat zij gebruik had gemaakt van de haar geboden gelegenheid om het verslag te corrigeren. In plaats daarvan heeft zij het verslag voor akkoord getekend, zoals Goudse terecht heeft opgemerkt.
De stelling van Grand Italia dat [X] pas na de brand erachter kwam dat het alarm niet was aangesloten op een alarmcentrale blijkt niet uit haar verklaringen van 19 februari 2015 en heeft zij evenmin anderszins onderbouwd. In het licht van al hetgeen in het voorgaande is overwogen, waaruit al volgt dat [X] ten tijde van de verzekeringsaanvraag wist dat het contract met Nuon Beveiliging was beëindigd, volgt uit de verklaring van [X] van 19 februari 2015, waarin zij onder meer wijst op het volgens haar beperkte inbraakrisico, eerder dat [koper] het contract met Nuon Beveiliging heeft beëindigd omdat [X] een alarmsysteem met een doormelding naar een alarmcentrale niet nodig vond. Dat vindt ook bevestiging in de verklaring van [X] bij gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg, dat het alarm (vanaf juni 2013, maar volgens haar eigen stellingen (zie 4.6) ook al daarvoor wegens de verbouwingswerkzaamheden) eigenlijk niet is gebruikt, omdat er altijd wel iemand aanwezig was doordat medewerkers soms in het pand overnachtten en zij zelf ook vaak boven het pand sliep (proces-verbaal van de comparitie van partijen van 27 juni 2017, pagina 2, punt 9).
4.15
Nu [X] namens Grand Italia de verzekeringsaanvraag heeft ingevuld, volgt uit het voorgaande dat Grand Italia haar mededelingsplicht, zoals bedoeld in artikel 7:928 lid 1 BW, heeft geschonden doordat [X] op het aanvraagformulier de vragen of er voor het pand een onderhoudscontract is voor het elektronisch inbraakalarm en of dit alarm is voorzien van een doormelding naar een particuliere alarmcentrale bevestigend heeft beantwoord, terwijl zij wist dat dit in werkelijkheid niet het geval was. Dat betekent dat de grieven I tot en met IV falen.
5. In de grieven XII en XIII bestrijdt Grand Italia het oordeel van de rechtbank dat zij heeft gehandeld met het opzet om Goudse te misleiden. Zij stelt zich onder meer op het standpunt dat zij de vragen in het aanvraagformulier over het inbraakalarm niet opzettelijk onjuist heeft beantwoord, omdat zij niet wist dat het alarm niet aan de vereisten voldeed. Daarnaast bestrijdt zij het standpunt van Goudse dat een juiste beantwoording van de vragen over het alarm tot afwijzing van de verzekeringsaanvraag zou hebben geleid. Zij stelt, onder verwijzing naar aanvragen van andere verzekerden, dat het ontbreken van een doormelding van het alarm en zelfs het volledig ontbreken van een alarm voor Goudse geen probleem is voor de acceptatie van de verzekeringsaanvraag. Goudse heeft in die gevallen de verzekering geaccepteerd en slechts het eigen risico voor de diefstaldekking verhoogd met € 1.000,-. Volgens Grand Italia waren de vragen op het aanvraagformulier over het alarm daarom hooguit van belang voor het bepalen van de hoogte van het eigen risico voor de diefstal- en vandalismedekking. Het hof oordeelt hierover als volgt.
5.1
Mede gelet op de tussen de artikelen 7:928 BW en 7:930 BW bestaande samenhang dient onder opzet tot misleiding in de zin van artikel 7:930 lid 5 BW te worden verstaan dat de verzekeringnemer feiten of omstandigheden niet aan de verzekeraar heeft medegedeeld die hij kent of behoort te kennen en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen, terwijl de verzekeringnemer aldus heeft gehandeld met de bedoeling de verzekeraar ertoe te bewegen een overeenkomst aan te gaan die hij anders niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten (HR 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:507).
5.2
Gelet op het bepaalde in artikel 7:930 lid 5 BW heeft Goudse op grond van artikel 150 Rv (ook) de stelplicht en zonodig de bewijslast van feiten die tot het oordeel kunnen leiden dat Grand Italia heeft gehandeld met het opzet haar te misleiden. Goudse heeft daartoe gesteld dat Grand Italia wist dat zij de vragen op het aanvraagformulier over het alarmsysteem onjuist heeft beantwoord, omdat zij wist dat het contract met Nuon Beveiliging was beëindigd, en dat door het stellen van die vragen het voor Grand Italia kenbaar was dat een onderhoudscontract en een doormelding van het alarmsysteem voor Goudse van belang was voor de beoordeling van de verzekeringsaanvraag en het te verzekeren risico. Daarom heeft Grand Italia volgens Goudse het opzet gehad haar te misleiden en te bewegen tot het sluiten van een verzekering die zij bij kennis van de ware stand van zaken niet - althans niet onder dezelfde voorwaarden - zou hebben gesloten.
5.3
Het hof is van oordeel dat uit hetgeen hiervoor onder 4.5 tot en met 4.14 is overwogen, volgt dat Grand Italia ten tijde van de verzekeringsaanvraag wist dat het contract van [koper] met Nuon Beveiliging voor het onderhoud en de doormelding van het alarmsysteem in het pand was beëindigd. Zij wist dus dat er geen onderhoudscontract (meer) was voor het alarmsysteem en dat het alarm niet (meer) was voorzien van een doormelding naar een particuliere alarmcentrale. In zoverre faalt het betoog van Grand Italia dat zij niet wist dat het alarm niet aan de vereisten voldeed.
5.4
Doordat Goudse in de vragenlijst in het aanvraagformulier expliciet heeft gevraagd naar de aanwezigheid van een onderhoudscontract voor het alarmsysteem en een doormelding naar een alarmcentrale, en nu niet is gesteld of gebleken dat die vragen voor meer dan een uitleg vatbaar waren, had Grand Italia moeten begrijpen dat een onderhoudscontract voor het alarmsysteem en een doormelding naar een alarmcentrale voor Goudse van belang waren voor haar beslissing of zij de verzekering zou sluiten en, zo ja, op welke voorwaarden (vgl. HR 15 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2653).
Het betoog van Grand Italia dat Goudse bij een juiste beantwoording van de vragen over het alarmsysteem de verzekering niet zou hebben geweigerd, hetgeen Goudse overigens heeft betwist, kan daaraan niet afdoen. Ook indien Grand Italia zou kunnen worden gevolgd in haar betoog dat een juiste beantwoording van de vragen alleen zou hebben geleid tot een verhoging van het eigen risico, heeft Grand Italia immers door de vragen bewust onjuist te beantwoorden Goudse ertoe bewogen een verzekering af te sluiten zonder een verhoogd eigen risico.
5.5
Nu Grand Italia ten tijde van de verzekeringsaanvraag wist dat het alarmsysteem in het pand niet voldeed aan de eisen die Goudse daaraan stelde en zij de daarop gerichte vragen in het aanvraagformulier dus bewust onjuist heeft beantwoord, en zij moest begrijpen dat die vragen voor Goudse van belang waren voor het sluiten van de verzekering, is de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat Grand Italia heeft gehandeld met het opzet om Goudse te misleiden. Dat betekent dat de grieven XII en XIII, voor zover die betrekking hebben op het oordeel van de rechtbank dat Grand Italia het opzet had om Goudse te misleiden door de onjuiste beantwoording van de vragen over het alarmsysteem, falen.
6. Uit het voorgaande volgt dat Goudse op grond van artikel 7:930 lid 5 BW een uitkering onder de verzekeringsovereenkomst aan Grand Italia heeft kunnen weigeren omdat zij heeft gehandeld met het opzet Goudse te misleiden. Aan de beoordeling van de vraag of Grand Italia ook door de beantwoording van de vragen over de elektrische installatie en de SKG-sloten in het pand haar mededelingsplicht heeft geschonden en daarmee het opzet heeft gehad om Goudse te misleiden, komt het hof daarom niet toe. De grieven V tot en met XI hoeven daarom niet te worden besproken. Hetzelfde geldt voor de grieven XII en XIII, voor zover die betrekking hebben op het oordeel van de rechtbank dat Grand Italia het opzet had om Goudse te misleiden door de onjuiste beantwoording van de vragen over de elektrische installatie. Aan de beoordeling van het door Goudse in eerste aanleg gevoerde verweer dat Grand Italia ook ten aanzien van de SKG-sloten haar mededelingsplicht heeft geschonden met het opzet haar te misleiden, komt het hof daarom evenmin toe.
7. Nu Goudse een uitkering onder de verzekeringsovereenkomst heeft kunnen weigeren op grond van artikel 7:930 lid 5 BW, komt het hof ook niet toe aan de beoordeling van de vraag of Goudse de uitkering ook heeft kunnen weigeren op grond van artikel 7:930 lid 4 BW. De grieven XIV en XV hoeven daarom niet te worden besproken. Het hof komt daarom ook niet toe aan de beoordeling van het door Goudse in eerste aanleg gevoerde verweer dat zij de uitkering ook heeft kunnen weigeren omdat Grand Italia niet heeft voldaan aan de voor de polis geldende clausules.
8. In grief XVI voert Grand Italia aan dat de rechtbank met toepassing van artikel 21 Rv Goudse het recht had moeten ontnemen om verweer te voeren of om haar een uitkering onder de verzekeringsovereenkomst te weigeren. Zij betoogt daartoe dat Goudse bij de rechtbank, en nu bij het hof, opzettelijk onjuist heeft verklaard over haar acceptatiebeleid. Volgens Grand Italia heeft zij aangetoond dat Goudse, anders dan zij stelt, de verzekeringsaanvraag wel degelijk zou hebben geaccepteerd, ook als zij had geweten dat in het pand niet overal SKG**-sloten waren geplaatst, dat er geen doormelding van het alarm was of als een alarm zelfs geheel zou ontbreken, en dat de elektrische installatie nog niet voldeed aan de norm NEN 3140.
8.1
Zoals volgt uit hetgeen onder 5.4 is overwogen, kan de stelling van Grand Italia dat Goudse de verzekering niet zou hebben geweigerd als zij haar juist had geïnformeerd over het alarmsysteem, wat daarvan verder zij gelet op de betwisting door Goudse, niet leiden tot het oordeel dat geen sprake is van misleiding in de zin van artikel 7:930 lid 5 BW, omdat Goudse de verzekering dan in elk geval onder andere voorwaarden - namelijk met een verhoogd eigen risico - had gesloten. De stelling van Goudse dat zij de verzekering zou hebben geweigerd, is daarom niet beslissend voor het eindoordeel dat Goudse een uitkering onder de verzekeringsovereenkomst heeft kunnen weigeren omdat sprake is van opzet tot misleiden. Nu Goudse de stellingen van Grand Italia over haar acceptatiebeleid gemotiveerd heeft weersproken, zodat niet vast staat dat Goudse de feiten niet volledig of niet naar waarheid heeft aangevoerd, ziet het hof ook overigens geen aanleiding om met toepassing van artikel 21 Rv het verweer van Goudse buiten de beoordeling te laten en de vorderingen van Grand Italia om die reden toe te wijzen. De grief faalt.
9. Omdat het hof in het voorgaande tot het oordeel is gekomen dat Grand Italia onvoldoende gemotiveerd de deugdelijk onderbouwde stellingen van Goudse heeft weersproken dat Grand Italia bewust de vragen over het alarmsysteem onjuist heeft beantwoord en daarmee Goudse opzettelijk heeft misleid, komt het hof aan bewijslevering niet toe. Nu Grand Italia in hoger beroep bovendien in het geheel heel geen (tegen)bewijs heeft aangeboden (met betrekking tot opzet tot misleiding in verband met de alarminstallatie of anderszins), komt het hof ook om die reden aan bewijslevering aan de zijde van Grand Italia niet toe.
10. Nu de grieven falen, zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen.
11. Het hof zal Grand Italia als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de door Goudse in hoger beroep gemaakte kosten, waaronder de gevorderde nakosten.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van
  • veroordeelt Grand Italia in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Goudse tot op heden begroot op € 1.978,- voor griffierecht en € 7.902,50 (2,5 punten x tarief V) aan salaris voor de advocaat, en op € 157,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 82,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. van der Kluit, M.M. Olthof en P.M. Verbeek en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.