Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 6 augustus 2019
[X] Bedrijfsexploitatie B.V. ,handelend onder de naam Restaurant Grand Italia ,
Goudse Verzekeringen N.V.,
Het geding
Bij arrest van 26 juni 2018 is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2018. Van de comparitie is een proces-verbaal gemaakt.
De feiten
nog werkzaamheden verricht terwijl hij(het hof: [koper] )
al het verzoek had ingediend om het contract af te kopen?”
“Aanvullende vragen
Het geschil en de vorderingen in eerste aanleg
De beoordeling van het geschil in hoger beroep
Op grond van artikel 7:930 lid 5 BW is de verzekeraar geen uitkering verschuldigd aan de verzekeringnemer die heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden.
Nu Goudse zich erop beroept dat zij geen uitkering is verschuldigd aan Grand Italia omdat Grand Italia haar mededelingsplicht heeft geschonden met het opzet om Goudse te misleiden, heeft Goudse op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de stelplicht en zo nodig de bewijslast van feiten die (allereerst) tot het oordeel kunnen leiden dat Grand Italia niet aan de mededelingsplicht heeft voldaan.
Verder heeft Goudse gewezen op de eigen verklaring van [X] van 19 februari 2015, kort na de brand, tegenover de onderzoeker van EMN dat het pand wel was voorzien van een elektronisch inbraakalarm, maar dat dit niet was aangesloten en ook niet was aangesloten op een meldkamer. Op de vraag waarom het alarm niet was aangesloten, heeft [X] geantwoord dat het inbraakrisico in de regio klein is en het door de verzekeraar ook niet verplicht was opgelegd.
tijdelijkniet in werking te stellen in verband met verbouwingswerkzaamheden, zoals Grand Italia stelt, blijkt niet uit dat verzoek en heeft zij ook anderszins niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, valt daarnaast niet in te zien waarom in dat geval de doormelding zou moeten worden uitgeschakeld. Zij had dan eenvoudig zelf het alarm tijdelijk niet kunnen inschakelen, waarvoor zij de medewerking van Nuon Beveiliging niet nodig had.
€ 387,24, waarbij ter verduidelijking nog is opgemerkt dat het abonnement na ontvangst van de betaling van dat bedrag zal worden stopgezet en dat de doormelding naar de alarmcentrale zal worden beëindigd.
De stelling van Grand Italia dat [X] die brief niet heeft ontvangen of gezien, omdat die was gericht aan [koper] , maakt het voorgaande niet anders. Daarbij komt dat ook niet aannemelijk is dat zij die brief niet heeft gezien of van de inhoud daarvan op de hoogte was, nu zij op verzoek van [koper] tot dan toe het gehele traject tot afkoop geregeld had, de brief was geadresseerd aan het adres van Grand Italia en zij na 28 februari 2013 ook niet meer opnieuw bij Nuon Beveiliging om een afkoopofferte heeft gevraagd (hetgeen voor de hand had gelegen als zij de bewuste brief niet zou hebben gezien). Voor zover Grand Italia al kan worden gevolgd in haar stelling dat [X] slechts van [koper] heeft vernomen dat ‘alles met Nuon geregeld was’ - waarmee zij kennelijk bedoelt te stellen dat, voor zover zij de brief van 28 februari 2013 niet zelf in ontvangst heeft genomen en gelezen, [koper] haar ook niet op de hoogte heeft gesteld van de inhoud van de brief -, dan was in elk geval [koper] op de hoogte van de inhoud van de brief. Dat blijkt ook uit het feit dat hij het bedrag van € 387,24 aan Nuon Beveiliging heeft betaald. Als het niet zijn bedoeling was om het contract met Nuon Beveiliging af te kopen en het contract direct te beëindigen, dan had het voor de hand gelegen dat hij [X] duidelijk had gemaakt dat dit niet goed was gegaan of dat hij zelf bij Nuon Beveiliging had geprotesteerd of althans vragen had gesteld. Er is niet gesteld of gebleken dat [koper] dat heeft gedaan. Integendeel, hij heeft het bedrag van € 387,24 zonder meer betaald.
Op 30 maart 2013 was het contract met Nuon Beveiliging nog niet beëindigd, omdat [koper] de afkoopsom nog niet had betaald. Dat verklaart waarom hij op die datum nog een welkomstbrief van Alarm Control ontving. Uit het feit dat [koper] eind maart 2013 op verzoek van Alarm Control nog nieuwe waarschuwingsadressen heeft doorgegeven, volgt daarom evenmin dat hij ervan uitging dat het contract met Nuon Beveiliging nog doorliep tot 30 juni 2015, omdat op dat moment het contract nog niet was beëindigd.
Verder is van belang dat [koper] de hiervoor bedoelde verklaring heeft afgelegd na de brand en nadat Goudse een uitkering onder de verzekeringsovereenkomst aan Grand Italia had geweigerd. Zoals volgt uit hetgeen in het voorgaande is overwogen, is niet gebleken van feiten en omstandigheden ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst tot afkoop van het contract met Nuon Beveiliging die de stelling van [koper] ondersteunen dat het op dat moment zijn bedoeling was en dat hij op dat moment in de (gerechtvaardigde) veronderstelling verkeerde dat het contract pas per 30 juni 2015 zou eindigen en dat het bedrag van € 387,24 dat hij betaalde, was bedoeld als vooruitbetaling ineens van de verschuldigde maandelijkse termijnen tot en met juni 2015. Meer in het bijzonder is ook niet gebleken van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [koper] destijds met zijn verzoek aan [X] om de afkoop van het contract met Nuon Beveiliging te regelen, heeft bedoeld dat hij het contract wilde opzeggen per 30 juni 2015 met een vooruitbetaling ineens of dat [X] zijn verzoek zo heeft kunnen begrijpen. Uit de hiervoor bedoelde verklaring van [koper] volgt dan ook niet dat [X] ten tijde van de verzekeringsaanvraag ervan kon uitgaan dat het contract met Nuon Beveiliging nog doorliep tot 30 juni 2015.
Vaststaat dat [naam bedrijf] namens Nuon Beveiliging op 29 maart 2013 onderhoudswerkzaamheden heeft uitgevoerd aan het alarmsysteem. Daaruit kan echter evenmin worden afgeleid dat [koper] en [X] ervan konden uitgaan dat het contract van [koper] met Nuon Beveiliging nog doorliep tot 30 juni 2015. [koper] heeft het bedrag tot afkoop van het contract immers pas op 3 april 2013 (niet op 3 april 2014, zoals de rechtbank heeft overwogen) betaald. Het contract was dus in elk geval ten tijde van de werkzaamheden op 29 maart 2013 nog niet geëindigd.
De stelling van [koper] dat hij de rekening voor de werkzaamheden van 29 maart 2013 niet heeft betaald omdat hij vond dat (de kosten van) die werkzaamheden onder zijn contract met Nuon Beveiliging vielen, valt overigens niet te rijmen met het e-mailbericht van het door [naam bedrijf] ingeschakelde incassobureau [naam incassobureau] aan Nuon Beveiliging van 19 februari 2014, waarin wordt gevraagd waarom nog werkzaamheden zijn verricht terwijl [koper] al het verzoek had ingediend om het contract af te kopen. Daaruit kan worden afgeleid dat [koper] zich kennelijk tegenover het incassobureau op het standpunt stelde dat hij de rekening van de onderhoudswerkzaamheden niet hoefde te betalen omdat hij al had verzocht het contract met Nuon Beveiliging af te kopen. De stelling dat hij zich in plaats daarvan op het standpunt stelde dat (de kosten van) de werkzaamheden onder het contract met Nuon Beveiliging vielen, heeft Grand Italia niet onderbouwd.
Dat ook in mei of juni 2013 nog een keer namens Nuon Beveiliging een monteur is langs geweest voor onderhoud aan het alarmsysteem is niet komen vast te staan, nu Goudse dat heeft betwist en Grand Italia voor die stelling geen onderbouwing heeft gegeven. Bovendien staat wel vast dat het contract van [koper] met Nuon Beveiliging na de betaling van de afkoopsom op 3 april 2014 is beëindigd. Als vervolgens in mei of juni 2013 namens Nuon Beveiliging nog een onderhoudsmonteur zou zijn langsgekomen, dan zou - ook voor [koper] en [X] - aan het licht zijn gekomen dat het contract al was beëindigd en dat van doormelding van het alarmsysteem geen sprake meer was.
De stelling van Grand Italia dat [X] pas na de brand erachter kwam dat het alarm niet was aangesloten op een alarmcentrale blijkt niet uit haar verklaringen van 19 februari 2015 en heeft zij evenmin anderszins onderbouwd. In het licht van al hetgeen in het voorgaande is overwogen, waaruit al volgt dat [X] ten tijde van de verzekeringsaanvraag wist dat het contract met Nuon Beveiliging was beëindigd, volgt uit de verklaring van [X] van 19 februari 2015, waarin zij onder meer wijst op het volgens haar beperkte inbraakrisico, eerder dat [koper] het contract met Nuon Beveiliging heeft beëindigd omdat [X] een alarmsysteem met een doormelding naar een alarmcentrale niet nodig vond. Dat vindt ook bevestiging in de verklaring van [X] bij gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg, dat het alarm (vanaf juni 2013, maar volgens haar eigen stellingen (zie 4.6) ook al daarvoor wegens de verbouwingswerkzaamheden) eigenlijk niet is gebruikt, omdat er altijd wel iemand aanwezig was doordat medewerkers soms in het pand overnachtten en zij zelf ook vaak boven het pand sliep (proces-verbaal van de comparitie van partijen van 27 juni 2017, pagina 2, punt 9).
Het betoog van Grand Italia dat Goudse bij een juiste beantwoording van de vragen over het alarmsysteem de verzekering niet zou hebben geweigerd, hetgeen Goudse overigens heeft betwist, kan daaraan niet afdoen. Ook indien Grand Italia zou kunnen worden gevolgd in haar betoog dat een juiste beantwoording van de vragen alleen zou hebben geleid tot een verhoging van het eigen risico, heeft Grand Italia immers door de vragen bewust onjuist te beantwoorden Goudse ertoe bewogen een verzekering af te sluiten zonder een verhoogd eigen risico.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van
- veroordeelt Grand Italia in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Goudse tot op heden begroot op € 1.978,- voor griffierecht en € 7.902,50 (2,5 punten x tarief V) aan salaris voor de advocaat, en op € 157,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 82,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.