ECLI:NL:GHDHA:2019:1980

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
200.255.826/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opheffing van conservatoir beslag en schadevergoeding in civiele zaak tussen Kromme Leek B.V. en Muszkieterowie B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Kromme Leek B.V. tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin Muszkieterowie B.V. een vordering tot opheffing van conservatoir beslag had ingesteld. Kromme Leek had conservatoir beslag gelegd onder ING ter verzekering van een vordering tot schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming in de verplichtingen van Muszkieterowie uit een koopovereenkomst. De voorzieningenrechter had de vordering van Muszkieterowie toegewezen en het beslag opgeheven, maar Kromme Leek is in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij het heeft vastgesteld dat Kromme Leek voldoende belang heeft bij het hoger beroep, ondanks het verweer van Muszkieterowie dat het saldo van de beslagen rekening nihil is. Het hof heeft geoordeeld dat de stellingen van Kromme Leek niet summierlijk ondeugdelijk zijn en dat er voldoende grond is voor de vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft de vordering van Kromme Leek herbegroot en de vordering van Muszkieterowie tot opheffing van het beslag afgewezen.

De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en herbeoordeelt de vordering van Kromme Leek, waarbij Muszkieterowie wordt veroordeeld tot terugbetaling van proceskosten en het hof de kosten van beide instanties heeft begroot. Het arrest is uitgesproken op 30 juli 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.255.826/01
zaaknummer rechtbank Rotterdam : C/10/564750/KG ZA 18-1357
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juli 2019 (bij vervroeging)
inzake
KROMME LEEK B.V.,
gevestigd te Blokker,
appellante,
advocaat: mr. M. Dekker te Purmerend,
tegen
MUSZKIETEROWIE B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.C.G. Franken te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Kromme Leek en Muszkieterowie genoemd.
Kromme Leek is bij dagvaarding van 28 februari 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 31 januari 2019, in kort geding gewezen tussen Muszkieterowie als eiseres en Kromme Leek als gedaagde. De appeldagvaarding, waaraan producties zijn gehecht, bevat de grieven.
Muszkieterowie heeft vervolgens een memorie van antwoord, met productie, genomen.
Kromme Leek heeft primair geconcludeerd, zakelijk, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen (het hof begrijpt: en de vordering van Muszkieterowie alsnog zal afwijzen) en Muszkieterowie zal veroordelen tot terugbetaling van de proceskosten in eerste aanleg (€ 1.705,27), met veroordeling van Muszkieterowie in de kosten van beide instanties. Kromme Leek heeft subsidiair geconcludeerd overeenkomstig haar primaire vordering, aangevuld met de vordering tot veroordeling van Muszkieterowie tot terugstorting van € 42.644,77 op een bankrekening bij ING met het door Kromme Leek genoemde rekeningnummer.
Muszkieterowie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Kromme Leek, met veroordeling van Kromme Leek in de kosten van het hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Ontvankelijkheid van Kromme Leek in hoger beroep

Muszkieterowie heeft bij memorie van antwoord het verweer gevoerd dat Kromme Leek geen belang heeft bij haar hoger beroep omdat het saldo van de beslagen rekening inmiddels nagenoeg nihil is. Dit verweer faalt reeds omdat de veroordeling in eerste aanleg van Kromme Leek in de proceskosten meebrengt dat Kromme Leek voldoende belang heeft bij het door haar ingestelde hoger beroep.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2 (2.1 t/m 2.15) de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Kromme Leek heeft in haar appeldagvaarding (onder 7) weliswaar vermeld dat zij “grieft tegen de feiten en omstandigheden zoals verwoord in het bestreden vonnis”, maar het is het hof niet duidelijk geworden op welke punten de weergave in het vonnis in de visie van Kromme Leek onjuist is. De in het vonnis opgesomde feiten dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt, met dien verstande dat het hof daarbij rekening zal houden met de betwisting van de zijde van Muszkieterowie dat het door Kromme Leek overgelegde “inkoopcontract” (gedateerd 27 juni 2018) tussen partijen nader is overeengekomen.

4.Beoordeling

4.1.
Kort gezegd, gaat het in deze zaak om het volgende. Partijen exploiteren ieder een (groot)handel in onder meer kippenvlees. Zij hebben in 2018 enkele malen zaken met elkaar gedaan. Kromme Leek heeft onder meer van Muszkieterowie gekocht en geleverd gekregen 95.000 kg gegrilde kippen. Een gedeelte daarvan, gefactureerd bij factuur van 20 september 2018 ten bedrage van € 21.936,07, heeft Kromme Leek onbetaald gelaten. Tussen partijen is - naar Muszkieterowie niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist - overeengekomen dat Muszkieterowie op (uiteindelijk) 19 november 2018 220.000 kg gegrilde kippen zou leveren aan Kromme Leek bij het laadcentrum van Muszkieterowie in Polen. De door Kromme Leek voor deze levering bestelde vrachtauto’s zijn onverrichterzake vertrokken. Na daartoe op 30 november 2018 verkregen verlof heeft Kromme Leek ten laste van Muszkieterowie conservatoir derdenbeslag doen leggen onder ING ter verzekering van een door Kromme Leek gestelde vordering op Muszkieterowie tot schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming in de verplichtingen van Muszkieterowie op grond van de koopovereenkomst. Deze vordering was in het beslagrekest begroot op € 138.840,- (inclusief rente en kosten). Het beslag onder ING heeft doel getroffen tot een bedrag van € 42.644,77. De vordering van Muszkieterowie in het onderhavige geding strekt tot opheffing van het gelegde beslag. In een inmiddels door Kromme Leek aanhangig gemaakte bodemprocedure vordert Kromme Leek onder meer veroordeling van Muszkieterowie tot schadevergoeding ten bedrage van € 50.952,46.
4.2.
De voorzieningenrechter heeft, voor zover in hoger beroep van belang, de vordering van Muszkieterowie toegewezen en het ten laste van haar gelegde conservatoire beslag opgeheven, met veroordeling van Kromme Leek in de proceskosten en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De voorzieningenrechter heeft daartoe overwogen, samengevat, dat een aantal onzorgvuldigheden in het beslagrekest niet zonder gevolgen kan blijven zodat het beslag met toepassing van artikel 21 Rv moet worden opgeheven. Hij heeft voorts overwogen dat de nader ter zitting aangevoerde feiten en omstandigheden, nog daargelaten dat deze pas in een zeer laat stadium naar voren zijn gebracht, onvoldoende grondslag vormen voor de vordering ter verzekering waarvan het beslag is gelegd.
4.3.
Kromme Leek stelt zich op het standpunt dat zowel de eerdere levering van 95.000 kg gegrilde kippen als de beoogde levering van 220.000 kg gegrilde kippen op (uiteindelijk) 19 november 2018 strekte ter uitvoering van een tussen partijen gesloten koopovereenkomst waarvan de schriftelijke vastlegging heeft plaatsgehad op 27 juni 2018. Volgens Kromme Leek stond na de levering van 95.000 gegrilde kippen en na betaling door haar aan Muszkieterowie van een bedrag van € 25.082,67 op 16 november 2018 nog een bedrag open van € 21.936,07 en was zij gerechtigd betaling van dat laatste bedrag op te schorten omdat Muszkieterowie nog niet (volledig) had voldaan aan haar verplichting tot levering van 315.000 kg gegrilde kippen. Bovendien was tussen partijen uitdrukkelijk afgesproken, zo stelt Kromme Leek, dat Kromme Leek het bedrag van € 21.936,07 op 19 november 2018 zou betalen na inlading van de resterende 220.000 kg gegrilde kippen in de vrachtauto’s en vóór het vertrek van de vrachtauto’s bij Muszkieterowie. Muszkieterowie heeft volgens Kromme Leek dus niet aan haar verplichtingen uit de koopovereenkomst voldaan.
4.4.
Anders dan de voorzieningenrechter heeft geoordeeld, kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat de stellingen van Kromme Leek onvoldoende grondslag vormen voor de door haar gestelde vordering tot schadevergoeding. In het bijzonder kan op basis van wat beide partijen naar voren hebben gebracht niet worden gezegd dat onvoldoende grond bestaat voor haar stelling dat tussen partijen was afgesproken dat de factuur van Muszkieterowie ten bedrage van € 21.936,07 eerst door Kromme Leek zou worden betaald nadat de resterende 220.000 kg gegrilde kippen op 19 november 2018 in de vrachtauto’s zouden zijn ingeladen en dat deze afspraak daarom meebracht dat deze factuur nog niet opeisbaar was op het moment dat Muszkieterowie besloot niet over te gaan tot inlading. De desbetreffende stelling van Kromme Leek vindt enige steun in de in het vonnis onder 2.7 weergegeven uitlatingen van de zijde van Muszkieterowie per WhatsApp (“Will be loading 20 min (…) Ze zouden ochtend zsm laden Zodra aan de beurt is hoor je me”). Wie van partijen op dit punt gelijk heeft, behoeft in dit geding niet te worden vastgesteld. Hier volstaat dat tegenover de stellingen van Kromme Leek niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door Kromme Leek ingeroepen recht blijkt. Verdere beoordeling van de wederzijdse stellingen zal moeten plaatshebben in de reeds tussen partijen aanhangig gemaakte procedure, mogelijk na bewijslevering.
4.5.
Dit betekent dat de grieven 1 en 2 in zoverre gegrond zijn. Bij verdere afzonderlijke bespreking van de daarin aangevoerde klachten bestaat onvoldoende belang.
4.6.
Na het voorgaande bestaat evenmin voldoende belang bij bespreking van grief 3, waarin Kromme Leek opkomt tegen hetgeen de voorzieningenrechter heeft overwogen omtrent door Kromme Leek begane onzorgvuldigheden in het beslagrekest. Hetzelfde geldt voor de klacht dat Muszkieterowie niet heeft voldaan aan de aan een vordering tot opheffing van een beslag te stellen eisen.
4.7.
De gegrondheid van de grieven 1 en 2 brengt mee dat alsnog moet worden beslist op het verweer van Muszkieterowie in eerste aanleg met betrekking tot de gestelde omvang van de schade. Nadat Kromme Leek haar vordering in het beslagrekest inclusief rente en kosten had begroot op € 138.840,- en het verlof door de voorzieningenrechter dienovereenkomstig was verleend, heeft Kromme Leek haar vordering tot schadevergoeding bij dagvaarding beperkt tot € 50.952,46, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente (en proceskosten). Het hof zal de vordering van Kromme Leek, inclusief rente en kosten, daarom herbegroten op laatstgenoemd bedrag te vermeerderen met 30%, derhalve op € 66.238,19.
4.8.
De slotsom luidt dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven en dat de vordering van Muszkieterowie tot opheffing van het beslag alsnog zal worden afgewezen overeenkomstig de primaire vordering van Kromme Leek in hoger beroep, waarbij het hof de vordering van Kromme Leek tot schadevergoeding zal herbegroten. Muszkieterowie zal overeenkomstig de vordering van Kromme Leek worden veroordeeld tot terugbetaling van € 1.705,27 in verband met de proceskosten in eerste aanleg. Toewijzing van de primaire vordering brengt mee dat het hof niet toekomt aan de beoordeling van de subsidiaire vordering tot veroordeling van Muszkieterowie tot (terug)storting van € 42.644,77. Ook indien Kromme Leek echter bedoeld heeft dat deze vordering onderdeel uitmaakt van de primaire vordering, kan deze niet worden toegewezen. Nu het vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, bestaat er geen grond voor het oordeel dat Muszkieterowie gehouden is het bedrag van € 42.644,77 terug te storten op de bankrekening waarop het beslag was gelegd.
4.9.
Bij deze uitkomst dient Muszkieterowie te worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van Muszkieterowie die strekt tot opheffing van het gelegde conservatoire beslag af;
herbegroot de vordering waarvoor op 30 november 2018 aan Kromme Leek verlof is verleend voor het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van Muszkieterowie op € 66.238,19;
veroordeelt Muszkieterowie tot terugbetaling aan Kromme Leek van € 1.705,27;
veroordeelt Muszkieterowie in de kosten in eerste aanleg en begroot deze aan de zijde van Kromme Leek op € 639,- wegens verschotten en € 543,- wegens salaris;
veroordeelt Muszkieterowie in de kosten van het hoger beroep en begroot deze tot aan deze uitspraak aan de zijde van Kromme Leek op € 2.106,40 wegens verschotten en € 1.074,- wegens salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, D. Aarts en L. Reurich en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.