ECLI:NL:GHDHA:2019:190
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verstrekking van informatie door een uit het gezag ontheven ouder in een jeugdbeschermingszaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek van een uit het gezag ontheven vader, hierna te noemen 'de man', om informatie van de pleegzorg over zijn minderjarige kind. De man was ontheven uit het ouderlijk gezag en had een verzoek ingediend om informatie te ontvangen over de periode waarin hij nog gezag had, alsook over de huidige situatie van zijn kind. Het hof heeft vastgesteld dat de man niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzoek tot verstrekking van informatie over de periode van 2004 tot 3 oktober 2011, omdat hij toen nog het gezag over de minderjarige had. Het hof oordeelde dat de man geen recht had op periodieke evaluatie van de voogdijsituatie van de minderjarige en dat pleegzorg niet verplicht was om de man te informeren over de minderjarige, gezien zijn huidige status als ouder zonder gezag. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 oktober 2017 bekrachtigd en de man in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld. De man had eerder een wrakingsverzoek ingediend, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. Het hof concludeerde dat de man geen belang had bij zijn verzoek, aangezien de informatie die hij zocht, voor zover beschikbaar, al aan hem was verstrekt.