Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 9 juli 2019
[appellant],
Deurwaarderskantoor [naam] B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Voor het arbeidscontract is me duidelijk dat het brutosalaris € 3500/maand is. Dat is prima”. Vervolgens vraagt [appellant] hem te laten weten hoe verschillende zaken, zoals autokosten, lidmaatschaps- en cursusgelden en de mogelijkheid van nevenwerkzaamheden, in het contract zullen worden opgenomen.
Is dit wat?”. Bijgevoegd is een document genaamd “ARBEIDSOVEREENKOMST [appellant].docx” (verder: versie 1). In deze arbeidsovereenkomst bedraagt het salaris € 3.500,-- per maand, is het aantal vakantiedagen op 25 gesteld en staat bij artikel 7 Pensioen “1. Vooralsnog niet van toepassing”.
Zie bijlage. Misschien deze week ergens ff een bakkie (koffie) doen?”. Als bijlage bij deze mail is een concept arbeidscontract (verder: versie 2) gevoegd met daarin, in rood aangegeven, wijzigingen. Het concept gaat uit van een aanvang dienstverband op 1 februari 2014 een salaris van € 3.500,-- per maand en 25 vakantiedagen. De rode wijzigingen zien op nevenwerkzaamheden, waarbij wordt bepaald dat [appellant] een dag per week voor een derde werkt, een compensatie voor autogebruik en een relatiebeding. Een pensioen is vooralsnog niet van toepassing in dit concept (versie 2).
het belangrijkste tegenvoorstel is in de vorige versie vergeten aan te passen. Bij deze!”. Bij de e-mail is een concept arbeidsovereenkomst (verder: versie 3) gevoegd waarin enkele wijzigingen betreffende het relatiebeding en het pensioen worden aangeduid. De belangrijkste wijziging betreft het salaris dat thans op € 4.500,-- per maand wordt gesteld. De vakantiedagen blijven ongewijzigd op 25 dagen staan.
morgen tijd?”.
“Hier de arb ovk zoals afgelopen dinsdag besproken”.Bij de e-mail is een concept arbeidsovereenkomst gevoegd met als zichtbare bestandsnaam “ARBEIDSOVERENKOMST [appellant]…rsie4.docx” (verder: versie 4) waarin het salaris weer op € 3.500,-- is gesteld en de wijzigingen ten aanzien van de nevenwerkzaamheden ongewijzigd zijn (niet toegestaan behoudens schriftelijke toestemming van de werkgever, maar dat de schriftelijke toestemming voor dergelijke werkzaamheden onderdeel maakt van de overeenkomst). De vergoeding voor het autogebruik is verhoogd van € 400,-- naar € 450,-- en, anders dan in de vorige concepten, is in artikel 7 een pensioenafspraak opgenomen die luidt: “
De opbouw van het pensioen conform het middelloonsysteem zal met terugwerkende kracht gerekend vanaf de aanvang van het arbeidscontract aanvangen indien herindelingsplannen ten aanzien van dit onderwerp niet mochten lukken”. De vakantiedagen blijven op 25 staan.
bespreken wij in de auto even”.
Op onderstaande mail[de mail van 16 januari 2014; toevoeging hof]
(met bijgevoegde arb ovk) had je nog niet gereageerd. Graag alsnog je commentaar”. Bij het bericht is een bijlage gevoegd met als zichtbare bestandsnaam “ARBEIDSOVEREENKOMST [appellant]…rsie 5.docx” (verder: versie 5) waarin een extra artikel 4 lid 6 is opgenomen: “
Voor de eerst volgende twee kalenderjaren – gerekend vanaf het begin van de arbeidsovereenkomst zal de hoogte van het salaris om de zes maanden met € 500,-- worden verhoogd”. Het aantal vakantiedagen wordt op 35 gesteld en er is een middelloonpensioen opgenomen.
Van mijn accountant heb ik zonet vernomen dat het berekende salaris sinds augustus 2014 niet overeenkomt met het salaris wat in de arbeidsovereenkomst vermeld staat. Voor alle duidelijkheid heb ik de overeenkomst bij deze mail gevoegd zodat je jezelf ervan kan overtuigen. Kun je ervoor zorgdragen dat deze achterstand zsm uitbetaald gaat worden en dat – wat betreft de toekomstige betalingen – het juiste bruto inkomen gehanteerd gaat worden?”. Als bijlage is de door beide partijen getekende arbeidsovereenkomst d.d. 1 februari 2014 gevoegd (versie 6, zie 2.2 hierboven).
Ik heb het gelezen maar dit betreft een verschrijving (overname van een passage uit een overeenkomst met een stagiaire). Zoals alle andere deurwaarder verdien je op maandbasis een bedrag van € 3500,00. Zoals ik je destijds ook mondeling heb gezegd zijn alle deurwaarders gelijk en ik maak hier geen onderscheid in. Nu niet en ook niet in de toekomst. Ik beschouw dit dan ook als afgedaan.”.
We zijn een arbeidsovereenkomst aangegaan waarvan de inhoud bij ieder van ons bekend was/is. Van een verschrijving danwel overname van een passage is absoluut geen sprake. Het is mij dan ook niet duidelijk waarom je dit opeens opbrengt. Vanmiddag ben ik op kantoor om mijn werk in te leveren, mocht je een en ander willen bespreken, laat met het dan even op voorhand weten.”
Uit de eerdere correspondentie (e-mail) tussen ons blijkt niets over deze structurele loonsverhoging noch over de hoeveelheid vrije dagen. Het is voor een ieder begrijpelijk (naar de normen van redelijkheid en billijkheid) dat deze passages nimmer de bedoeling zijn geweest of zouden kunnen zijn. Het bevreemdt mij dan ook ten zeerste dat je hier thans aanspraak op maakt. Zoals je weet hanteer ik een beleid waarin een ieder gelijk is. Dit heb ik tijdens onze gesprekken gezegd en zal dit ook aan toekomstige kandidaten vertellen. Dit doe ik al jaren en zal dit ook blijven doen. Ik zie dan ook geen enkele reden om af te wijken van het gevoerde beleid waarin een ieder gelijke inkomsten ontvangt. Ik nodig je dan ook uit (…) om dit nader te bespreken”.
Er heeft wel degelijk correspondentie (per mail en mondeling) tussen ons plaats gevonden. Je had dus wel kennis van de inhoud van de overeenkomst en hebt daarmee weloverwogen ingestemd. Met de ondertekening van de overeenkomst heb je dat vervolgens bevestigd. Vanaf het begin was ik de mening toegedaan dat het beginsalaris van € 3.500 bruto per maand te laag is. De geformuleerde salarisophoging in de arbeidsovereenkomst heeft mij ertoe bewogen om dat bezwaar naast mij neer te leggen”.
In ons huidige contract zitten een aantal fouten die ik reeds bij je heb aangegeven. De fouten mijnerzijds gemaakt, welke ik ook als zodanig erken, nemen niet weg dat de onderhavige bepalingen (verhogingen en vakantiedagen) nimmer de bedoelingen zijn geweest en deze enorm afwijken van het huidige beleid. (…) Ik heb duidelijk kenbaar gemaakt dat deze voorwaarden nimmer mijn bedoeling zijn geweest. Tijdens dit gesprek heb ik ook verwezen naar onze onderhandelingen, de betreffende e-mails en de overeenkomsten met de andere deurwaarders. Jij hebt hierover gesteld dat een arbeidsovereenkomst een individuele overeenkomst is en dat je niets hebt te maken met anderen en dat ik willens en wetens deze overeenkomst heb getekend. Dit betwist ik dan ook ten zeerste. Van nog groter belang is het dat wij samen de betreffende passages niet hebben afgesproken en jij daardoor ook had kunnen begrijpen dat er een fout gesloten was in het contract. Ik heb tijdens ons laatste gesprek geprobeerd dit weer recht te trekken. De ondertekening heb ik gedaan maar zeker niet in het kader van vorenstaande. Ook heb ik kenbaar gemaakt dat het mij bevreemdt dat je pas in januari 2015 hier pas op terug komt terwijl je zoals je thans stelt hier “formeel recht” op zou hebben sedert september 2014. Het is toch niet logisch dat je na een paar maanden in dienst een zodanige loonsverhoging krijgt die volledig uit de pas loopt bij alle andere deurwaarders (…)”.
Zoals reeds in onderstaande e-mail van 26 januari 2015 kenbaar gemaakt als ook mondeling ben ik van mening dat de arbeidsovereenkomst rechtmatig en met wederzijds goedvinden tot stand is gekomen. Het overeengekomen salaris is marktconform waardoor ik er op mocht/mag vertrouwen dat zowel jij als ik daar akkoord mee zijn gegaan”.
[appellant] heeft mij een voorstel gedaan voor een arbeidsovereenkomst en we hebben een aantal versies uitgewisseld. Het gaat dan om versie 3 en 4. Over die laatste versie hebben we in januari 2014 overeenstemming bereikt. Het ging om een salaris van € 3.500,00 en 25 vakantiedagen. (…). In januari was er nog geen overeenstemming over de vergoeding van de auto. (…) Na versie 4 van de arbeidsovereenkomst is er tot 18 februari niets meer gebeurd. (…) Het is onjuist dat [appellant] mij een concept exemplaar van de overeenkomst heeft overhandigd tijdens een autorit naar Oosterhout. Ik ben wel op 20 januari naar Oosterhout gegaan (…). [appellant] is nooit met mij meegereden. Ik ben er alleen heengereden. (…) Op een gegeven moment heeft [appellant] een arbeidsovereenkomst voorgelegd en die heb ik tussen neus en lippen door getekend. Ik heb op dat moment niet meer inhoudelijk naar de overeenkomst gekeken. Ik weet dat in de getekende versie iets stond over de autovergoeding en dat ik het daar mee eens was. Tussen neus en lippen door heb ik met [appellant] terloops nog gesproken over de autovergoeding en we zijn het eens geworden over het betalen van een vergoeding. Ik heb dat echter niet meer nagelezen. Ik heb het contract ook niet aangepast op dit punt. Ik heb het contract dat ik ontving in het geheel niet meer aangepast. (…) Ik heb een geprint exemplaar getekend maar heb dat niet zelf uitgeprint en daar ook geen opdracht toe gegeven. Ik weet niet op welke wijze het getekende arbeidscontract is opgeslagen of gearchiveerd. (…) Bij de akte van 11 november 2015 is (…) gevoegd, de e-mail van 19 januari waarin ik spreek over een bespreking in de auto. Ik doel daarbij op een bespreking per telefoon vanuit de auto. De bespreking zou gaan over versie 4 van het contract. (…) Ik heb op 20 januari 2014 geen conceptovereenkomst versie 5 ontvangen. Pas in februari ontving ik weer een nieuwe versie, en dat blijkt versie 5 te zijn geweest. Ik heb die versie niet gelezen omdat er al overeenstemming bestond over de arbeidsvoorwaarden en omdat ik [appellant] meende te kunnen vertrouwen. (…) Op 8 februari 2015 heb ik geschreven dat ik een fout moet hebben gemaakt. Ik doel daarbij op de bepaling in de getekende arbeidsovereenkomst over de periodieke verhoging. De fout is dat dit er ten onrechte instaat en dat het niet is overeengekomen. (…) Ik heb geen wijzigingen aangebracht na de ontvangst van versie 5. Ik heb ook het aantal vakantiedagen niet verhoogd van 25 naar 35. Ik heb zelf de periodieke verhoging na de eerste versies niet meer teruggehaald. Ik bedoel daarmee dat ik na versie 4 nooit een periodieke verhoging in een concept heb opgenomen. Daarover is ook niet gesproken vanaf versie 4. Het is echt waar dat ik het schriftelijke contract ongezien heb getekend. Er is een middelloonpensioen overeengekomen. Ik heb er geen idee van hoe de betalingen zijn verricht, ik heb daar mijn medewerkers voor”.
forwardenvan achterliggende e-mails of het
replyenop eerdere e-mails, zodat van "geknoei" geen sprake hoeft te zijn geweest, had het [appellant] gesierd als hij in het kader van de onderhandelingen over zijn arbeidsovereenkomst zijn werkgever er (ook schriftelijk) op zou hebben geattendeerd dat hij hem een nieuwe, gewijzigde versie toezond. Door in de e-mail van 18 februari 2014 te verwijzen naar de e-mail van 16 januari 2014, waar destijds versie 4 oorspronkelijk bij was gevoegd als de overeenkomst die “afgelopen dinsdag” was besproken, en door deze versie 4 zonder uitdrukkelijke (schriftelijke) attendering nadien te vervangen door een versie 5, heeft [appellant] het risico genomen dat hij [geintimeerde] hiermee op het verkeerde been zou zetten. [appellant] heeft als getuige weliswaar verklaard dat hij de wijzigingen uit versie 5 op 20 januari 2014 heeft besproken met [geintimeerde], toen hij met hem meereed naar Oosterhout, maar – veronderstellenderwijze uitgaande van de juistheid van deze verklaring, die door [geintimeerde] is weersproken – geldt dat inmiddels bijna een maand in tijd was verstreken en van [geintimeerde] niet zonder kon meer worden verwacht, gelet op het aantal versies dat gewisseld was, dat zij nog exact wist welke versie, met welk nummer het laatst aan haar verzonden was. De wijze van toezending van versie 5 door [appellant] aan [geintimeerde] verdient dan ook geen schoonheidsprijs. Het gaat echter te ver om hieruit te concluderen dat [appellant] [geintimeerde] heeft misleid bij het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst versie 6, welke arbeidsovereenkomst overigens op relevante punten (o.a. het eindloonpensioen) afwijkt van versie 5. Dit klemt te meer nu – zoals hiervoor overwogen – niet aannemelijk is geworden dat partijen overeenstemming hadden bereikt over versie 4 en [geintimeerde] onvoldoende inzicht heeft gegeven in de gang van zaken rond de ondertekening van de arbeidsovereenkomst versie 6. Partijen hebben verschillend verklaard over wie versie 6 heeft opgesteld, volgens [appellant] zou dit [geintimeerde] zijn geweest, terwijl [geintimeerde] heeft verklaard dat [appellant] “op enig moment” aan hem een arbeidsovereenkomst ter ondertekening heeft voorgehouden en dat hij deze “tussen de bedrijven door” heeft getekend. Volgens [appellant] hebben partijen versie 6 op 21 maart 2014 gezamenlijk doorgenomen, waarna partijen de overeenkomst hebben getekend (inleidende dagvaarding onder 8, akte vermeerdering van eis onder 69). Er is geen reden om aan de verklaring van E. [geintimeerde] meer geloof te hechten dan aan de verklaring van [appellant], temeer daar weinig geloofwaardig is dat [geintimeerde] – die als deurwaarder bekend moet zijn met de betekenis van een handtekening op een onderhandse akte – ongezien een door de werknemer uitgeprinte arbeidsovereenkomst tekent, terwijl diverse versies van deze arbeidsovereenkomst de revue hebben gepasseerd en niet gebleken is dat op enig moment – zwart op wit – overeenstemming over een van deze versies is bereikt (in de visie van [geintimeerde] zelf zouden uit versie 4 de autokosten nog moeten worden verwijderd). Bovendien heeft [geintimeerde] niet verklaard hoe hij is gekomen tot de separate ondertekening van de verklaring na artikel 13 over het verrichten van nevenwerkzaamheden. Deze laatste verklaring was ook niet eerder aan versie 4 toegevoegd.
en(onderstreping hof) in de arbeidsovereenkomst staan en hij die bij zichzelf legt in plaats van bij de door hem gestelde misleiding door [appellant]. Ook deze e-mail en verklaring bieden naar het oordeel van het hof onvoldoende steun voor de stelling dat [geintimeerde] door [appellant] is misleid om een overeenkomst te tekenen die afweek van de tussen partijen overeengekomen arbeidsvoorwaarden. De ondertekende arbeidsovereenkomst bevat voor [appellant] substantieel gunstiger arbeidsvoorwaarden dan die zijn neergelegd in versie 4 (35 vakantiedagen, de eerste twee jaar iedere zes maanden € 500,-- bruto loonsverhogingen en een pensioen op basis van een eindloonregeling) en die ook gunstiger zijn dan de arbeidsvoorwaarden van de andere (toegevoegd) kandidaat gerechtsdeurwaarders bij [geintimeerde]. Echter, ook in samenhang met hetgeen overigens (hiervoor) door [geintimeerde] is aangevoerd, is dit onvoldoende voor het tegenbewijs dat niet de ondertekende arbeidsovereenkomst tussen partijen is overeengekomen. De situatie van [appellant] week immers ook op andere punten af van die van andere kandidaat gerechtsdeurwaarders, voor welke afwijking [appellant], door [geintimeerde] onvoldoende gemotiveerd weersproken, diverse redenen heeft aangevoerd (o.a. hulp bij het ondernemingsplan dat voorzag in de verzelfstandiging van de gerechtsdeurwaarders). Dit plan zou zijn stukgelopen als gevolg van het feit dat het hof Amsterdam op 9 september 2014 heeft geoordeeld dat freelance deurwaarders in zijn strijd zijn met de Gerechtsdeurwaarderswet. Daarbij komt dat [geintimeerde] een professioneel deurwaarderskantoor is waar verschillende (toegevoegd) kandidaat gerechtsdeurwaarders in dienst zijn. Van [geintimeerde] mocht dan ook worden verwacht dat zij op zorgvuldige wijze een arbeidsovereenkomst met een werknemer aangaat en daar op correcte wijze uitvoering aan geeft en niet onder die arbeidsovereenkomst ongelezen een handtekening ter instemming plaatst om daar later op terug te komen. [appellant] kan ook in dat verband niet worden tegengeworpen dat hij pas in januari 2015, na verloop van enkele maanden na de eerste salarisverhoging, aan de orde heeft gesteld dat [geintimeerde] geen correcte uitvoering gaf aan de door haar getekende arbeidsovereenkomst.
januari2014 (onderstreping hof) aan [geintimeerde] heeft toegezonden, terwijl bedoeld zal zijn 18 februari 2014. Dat neemt niet weg dat [geintimeerde] (zoals hiervoor overwogen) op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat de toezending van versie 5 bij mail van 18 februari 2014 heeft geleid tot het tekenen van versie 6. De vraag die resteert is dus of de proceshouding van [appellant] in de ontbindingsprocedure een grond voor ontslag op staande voet kan zijn. Het hof is van oordeel dat in zijn algemeenheid terughoudendheid betracht moet worden bij het aannemen van een dringende reden voor ontslag op staande voet die gegrond is op de opstelling van een werknemer in een juridische procedure waarin hij tegenover zijn werkgever staat, temeer daar de werknemer in een dergelijke procedure veelal door een juridisch gekwalificeerde gemachtigde wordt bijgestaan en naar diens advies zal luisteren en ook de dynamiek van een zitting en onervarenheid in rechte ertoe kan leiden dat voor een werknemer niet altijd duidelijk is wat hij wel en niet moet zeggen. In het onderhavige geval is het hof van oordeel dat de handelwijze van [appellant] geen dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert omdat niet is komen vast te staan dat sprake is van een vervalsing van de als productie 3 (bij productie 4) van het verweerschrift overgelegde e-mail noch dat [appellant] de rechtbank heeft voorzien van een valselijk opgemaakt bewijsstuk. De productie betreft immers de e-mail van 18 februari 2014 zoals die daadwerkelijk door [appellant], met versie 5 aan [geintimeerde] is verzonden. Hoewel wederom geldt dat het [appellant] had gesierd als hij in die mail had toegelicht dat hij anders dan bij de oorspronkelijke e-mail van 16 januari 2014 waar naar werd verwezen, versie 5 had toegevoegd, kwalificeert dit, gelet op het ontbreken van een vervalst document of valselijk opgemaakt bewijsstuk, niet als een dringende reden voor ontslag op staande voet. Ook de overige reden, het te laat aanvangen met de werkzaamheden en het privé gebruik van Parkline is onvoldoende ernstig om hier een dringende reden voor ontslag op staande voet op te leveren. Dit betekent dat het hof het ontslag op staande voet van 18 mei 2015 nietig zal verklaren en verder, zoals door [appellant] verzocht, voor recht zal verklaren dat de arbeidsovereenkomst tot 14 juli 2015 is blijven bestaan en de ondertekende arbeidsovereenkomst (overgelegd als productie I (versie 6) bij dagvaarding, zie 2.2) tot die datum integraal tussen partijen geldt. Grief 2 slaagt, evenals grief 8 die zich richt tegen de gefixeerde schadevergoeding die [appellant] – bij het ontbreken van een dringende reden – niet verschuldigd is.
Tevens ontvangt de werknemer jaarlijks, uit te betalen in december, een bonus van max 1 maand brutosalaris op basis van een volledig werkjaar met dien verstande dat het bedrijfsresultaat zulks moet toelaten”. Blijkens het Handboek van [geintimeerde] kan het management beslissen om een bonus toe te kennen. Van een verplichting is dan ook geen sprake. Verder heeft [geintimeerde] gesteld dat het bedrijfsresultaat over 2015 een bonus niet toeliet en geen van de gerechtsdeurwaarders een bonus over 2015 heeft gekregen. Ook in hoger beroep heeft [appellant] dit onvoldoende weersproken, noch heeft hij gesteld dat andere gerechtsdeurwaarders wel over 2015 een bonus hebben gekregen. De vordering wordt dan ook afgewezen. Grief 5 faalt.
Beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart het op 18 mei 2015 gegeven ontslag op staande voet nietig;
- verklaart voor recht dat de als productie I (versie 6) bij initiële dagvaarding overgelegde arbeidsovereenkomst integraal tussen partijen geldt en tot 14 juli 2015 is blijven bestaan;
- veroordeelt [geintimeerde] aan [appellant] te betalen:
- veroordeelt [geintimeerde] aan [appellant] tot afgifte van de salarisspecificaties vanaf 1 augustus 2014 en de jaaropgaven 2014 en 2015, uiterlijk binnen vier weken na het wijzen van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,-- per week, met een maximum van € 500,--;
- veroordeelt [geintimeerde] om aan Delta Lloyd Levensverzekeringen NV te betalen de pensioenpremie die behoort bij een tijdsevenredige affinanciering van het in de arbeidsovereenkomst toegezegde pensioen op basis van een eindloonregeling, zulks overeenkomstig de Pensioenwet met affinanciering van de backservice, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag, voor elke dag dat [geintimeerde] niet binnen drie maanden na het wijzen van dit vonnis een verklaring van de verzekeraar verstrekt waaruit blijkt dat de premie is voldaan, met een maximum van € 15.000,--;
- veroordeelt [geintimeerde] van de kosten van het geding (in conventie en reconventie) in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 7 juli 2017 begroot op € 96,16 aan explootkosten, € 78,-- aan griffierecht en € 1.500,-- aan salaris gemachtigde, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [geintimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 398,42 aan verschotten en € 3.222,-- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;