Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 5 februari 2019
[appellant],
BBS Group B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“Plan van aanpak reorganisatie W46NL B.V. en BBS Group B.V.”en het
“Reorganisatieplan W46NL B.V., BBS Group B.V., […]”, blijkt dat het ook de bedoeling was van W46NL en BBS, dat BBS, naast de overname van alle activiteiten, vorderingen, schulden en activa, het personeel van W46NL zou overnemen. Het betoog van BBS in eerste aanleg dat partijen uiteindelijk geen (volledige) uitvoering hebben gegeven aan de daarin opgenomen reorganisatieplannen, is in elk geval ten aanzien van de overname door BBS van werknemers van W46NL strijdig met de hiervoor genoemde verklaringen van 30 april 2018 en arbeidscontracten van 1 mei 2018, waaruit immers blijkt dat werknemers van W46NL, waaronder [appellant], per 1 mei 2018 wel degelijk in dienst zijn getreden van BBS. Het verweer van BBS in eerste aanleg dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten van een deel van het personeel van W46NL, waaronder [appellant], en de indiensttreding van dat personeel bij BBS per 1 mei 2018, een vergissing was en dat W46NL en BBS dat direct hebben herroepen, kan niet worden gevolgd, omdat BBS die herroeping op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
De salarissen werden weliswaar aan de werknemers betaald vanaf de bankrekening van W46NL, maar [appellant] heeft terecht erop gewezen dat uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat het totaalbedrag aan salarissen door BBS aan W46NL werd voldaan, waarna de salarissen direct werden overgemaakt aan de werknemers. Kennelijk kwamen die salarissen in het geheel voor rekening van BBS, als de daadwerkelijke werkgever.
Het UWV heeft vervolgens aan [appellant] een voorschot op een uitkering toegekend omdat BBS aan hem geen salaris meer betaald. Het UWV onderzoekt nog of [appellant] in aanmerking komt voor een definitieve uitkering wegens betalingsonmacht van zijn werkgever. Dat doet er niet aan af dat (ook) het UWV BBS als de werkgever van [appellant] beschouwt.