ECLI:NL:GHDHA:2019:1861

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
200.245.860/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeslissing inzake eiswijziging in hoger beroep tussen H/BL Accountancy Groep Holding BV en Fin4Finance c.s.

In deze zaak heeft H/BL Accountancy Groep Holding BV hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil over de beëindiging van samenwerkingen en de gevolgen daarvan, waaronder de schending van concurrentiebedingen door voormalige medewerkers die nu voor een concurrent werken. H/BL vordert schadevergoeding en verlaging van koopprijzen van aandelen die eerder zijn overgenomen. De rechtbank heeft de meeste vorderingen van H/BL afgewezen, wat aanleiding gaf tot het hoger beroep. Tijdens de procedure heeft H/BL een eiswijziging ingediend, die door Fin4Finance c.s. werd bestreden. Het hof heeft geoordeeld dat de eiswijziging in strijd is met de twee-conclusie-regel, die bepaalt dat een eis niet later dan in de memorie van grieven of antwoord mag worden gewijzigd. Het hof heeft geconcludeerd dat de gewijzigde eis een wezenlijk ander debat vereist en dat het toestaan van deze wijziging in strijd zou zijn met de eisen van een goede procesorde. Daarom heeft het hof de eiswijziging geweigerd en H/BL in de proceskosten veroordeeld, welke op nihil zijn gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.245.860/01
Rolnummer rechtbank : C/10/468671/HA ZA 15-107

arrest van 16 juli 2019

in de zaak van

H/BL Accountancy Groep Holding BV,

gevestigd te Sliedrecht,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: H/BL,
advocaat: mr. J.A.J. Leeman te Rotterdam,
tegen
Fin4Finance BV,gevestigd te Breda,
[X Holding BV],
gevestigd te [plaats] ,
[geïntimeerde sub 3],
wonende te [plaats] ,
FLEWI Holding BV,
gevestigd te Hoeven (gemeente Halderberge),
[geïntimeerde sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in het principaal appel,
appellanten in het incidenteel appel,
hierna te noemen: Fin4Finance, [X Holding BV] , [geïntimeerde sub 3] , Flewi Holding, [geïntimeerde sub 5] en gezamenlijk Fin4Finance c.s.,
advocaat: mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 30 juli 2018 is H/BL in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Rotterdam, Team handel en haven, van 29 april 2015, 19 oktober 2016 en 2 mei 2018. Bij memorie van grieven, tevens houdende eiswijziging (met producties) heeft H/BL 13 grieven aangevoerd. Deze grieven en de eiswijziging zijn door Fin4Finance c.s. bij memorie van antwoord in het principaal appel/memorie van grieven in het incidenteel appel (met producties) bestreden. Daarbij zijn door Fin4Finance c.s. 4 incidentele grieven aangevoerd. Deze incidentele grieven zijn door H/BL bij memorie van antwoord in het incidenteel appel, tevens wijziging van eis en akte uitlating producties bestreden. Vervolgens hebben Fin4Finance c.s. bij akte van 21 mei 2019 bezwaar gemaakt tegen de laatstbedoelde wijziging van eis. Daarop heeft H/BL bij antwoordakte van 18 juni 2019 gereageerd. Daarna is een datum voor pleidooi bepaald op 3 december 2019 om 10.00 uur. Met een H16-formulier hebben Fin4Finance c.s. gevraagd om een rolbeslissing over de eiswijziging op grond van art. 2.10 van het Landelijk Procesreglement (oud).

Beoordeling van het incident in het principaal hoger beroep

1. Het gaat in dit stadium van het geding om een rolbeslissing. Daartoe volstaat dat de inzet van het geschil beknopt en kernachtig wordt beschreven. Het betreft het volgende.
1.1
H/BL is een accountants- en belastingadvieskantoor.
1.2
[geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 5] zijn op basis van Managementovereenkomsten werkzaam geweest voor H/BL. Tevens zijn zij via hun persoonlijke holdings (certificaten van) aandelen gaan houden in H/BL; [geïntimeerde sub 3] via [X Holding BV] en [geïntimeerde sub 5] via Flewi Holding. In verband daarmee hebben deze holdings Aandeelhoudersovereenkomsten gesloten met de andere houders van (certificaten van) aandelen in H/BL. Zowel de Managementovereenkomsten als de Aandeelhoudersovereenkomsten kennen concurrentiebedingen.
1.3
De samenwerkingen tussen H/BL enerzijds en respectievelijk (uiteindelijk) [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 5] elk afzonderlijk anderzijds, zijn beëindigd. Over de beëindiging van deze samenwerking zijn Raamovereenkomsten gesloten. Deze Raamovereenkomsten kennen een regeling voor de overname door H/BL van de eerder bedoelde (certificaten van) aandelen van [X Holding BV] en Flewi Holding, tegen betaling van een koopprijs. In deze Raamovereenkomsten, althans in de bijlagen, zijn ook concurrentiebedingen opgenomen.
1.4
[geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 5] zijn werkzaamheden gaan verrichten voor Fin4Finance, een concurrent van H/BL. Zij zijn (middellijk) bestuurders en aandeelhouders van Fin4Finance.
1.5
Volgens H/BL schenden [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 5] , evenals hun holdings, de met hen gesloten concurrentiebedingen, door een aantal van haar (voormalige) klanten te bedienen via Fin4Finance. Daardoor zijn boetes verbeurd. Fin4Finance handelt hierdoor onrechtmatig jegens H/BL. Deze handelwijze was een ‘opzetje’ van [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 5] . Als H/BL hiervan had geweten, dan had zij veel lagere koopprijzen betaald voor de (certificaten van) aandelen van [X Holding BV] en Flewi Holding. H/BL doet een beroep op bedrog en dwaling bij het aangaan van de Raamovereenkomsten en wenst verlaging van deze koopprijzen.
1.6
In eerste aanleg vorderde H/BL in conventie – samengevat – (1) schadevergoeding van Fin4Finance c.s. op te maken bij staat, (2) verlaging van de koopprijzen van de overgenomen (certificaten van) aandelen, (3) betaling van bedragen ter zake van verbeurde boetes, een en ander (4) met een proceskostenveroordeling.
1.7
De rechtbank heeft de vorderingen van H/BL grotendeels afgewezen. Slechts een klein deel van haar vorderingen is toegewezen. H/BL is in de kosten van het geding in conventie veroordeeld.
2. In het appelexploot heeft H/BL gevorderd dat de bestreden vonnissen worden vernietigd, haar vorderingen in conventie alsnog worden toegewezen en de vorderingen van Fin4Finance c.s. in reconventie alsnog worden afgewezen, een en ander met een proceskostenveroordeling in beide instanties.
3. Bij memorie van grieven, tevens houdende eiswijziging, heeft H/BL haar eis in principaal hoger beroep gewijzigd in die zin dat de gevorderde bedragen aan verbeurde boetes zijn verhoogd. Tegen deze eiswijziging als zodanig hebben Fin4Finance c.s. geen bezwaar gemaakt.
4. Bij memorie van antwoord in het incidenteel appel, tevens wijziging van eis en akte uitlating producties heeft H/BL haar eis in principaal hoger beroep verder gewijzigd. Daartoe heeft H/BL aangevoerd dat Fin4Finance c.s. een productie G hebben overgelegd, dat dit uiterst vertrouwelijke financiële informatie van H/BL betreft en dat Fin4Finance c.s. op onrechtmatige wijze toegang tot deze informatie hebben gekregen en daarvan kopieën hebben overgelegd. H/BL wenst haar eis aan te vullen met een vordering tot verklaring voor recht dat Fin4Finance c.s. aldus onrechtmatig hebben gehandeld en tot schadevergoeding op te maken bij staat. Volgens H/BL maakt deze kwestie een onverbrekelijk deel uit van deze zaak. De proceseconomie vergt dat deze kwestie in dit geding wordt beoordeeld, aldus nog steeds H/BL.
5. Fin4Finance c.s. hebben zich tegen deze laatste eiswijziging verzet.
6. Het hof overweegt als volgt.
6.1.
Het gaat om een eiswijziging in het principaal hoger beroep. Deze is na de memorie van grieven in het principaal hoger beroep aangevoerd en daarmee in strijd met de ‘twee-conclusie-regel’. In HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7064,
r.o. 4.1.3. is daarover geoordeeld:
“De in art. 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusie-regel beperkt de — ingevolge art. 130 lid 1 in verbinding met art. 353 lid 1 Rv — aan de oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis in hoger beroep in die zin dat hij in beginsel zijn eis niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord mag veranderen of vermeerderen. Dit geldt ook als deze eisverandering of -vermeerdering niet als een grief moet worden aangemerkt (Vgl. HR 20 juni 2008, LJN BC4959, NJ 2009/21)
Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, met name indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat de eisverandering of -vermeerdering plaatsvindt, of indien de aard van het geschil meebrengt dat in een later stadium nog zodanige verandering of vermeerdering van eis kan plaatsvinden. Voorts kan in het algemeen een verandering of vermeerdering van eis na het tijdstip van de memorie van grieven of antwoord toelaatbaar zijn, indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat — indien dan nog mogelijk — een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Onverkort blijft dan gelden dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde.”
6.2.
Van een situatie als in het arrest van 23 september 2011 is hier geen sprake. De kwestie van schadeplichtigheid vanwege het op onrechtmatige wijze vergaren en gebruiken van bewijs, staat los van het geschil in dit geding. Niet kan worden geoordeeld dat met deze eiswijziging wordt beoogd te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat — indien dan nog mogelijk — een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen.
6.3.
Ook anderszins is hier van een in de rechtspraak erkende uitzondering op de twee-conclusie-regel geen sprake.
6.4.
Daar komt bij dat beoordeling van de gewijzigde eis een wezenlijk ander debat vergt dan het onderhavige geschil. Dat debat is nog niet gevoerd. Het toestaan van dit nieuwe debat in dit stadium van het geding is ook in strijd met de eisen van een goede procesorde.
7. Het hof zal de eiswijziging weigeren. Daarbij past dat H/BL in de proceskosten wordt veroordeeld. Deze kosten worden op nihil gesteld, nu het debat over de eiswijziging beperkt is gebleven tot akten zonder bijzondere inhoud.

Beslissing

Het hof:
  • weigert de eiswijziging als bedoeld in r.o. 4;
  • veroordeelt H/BL in de kosten van dit incident en stelt deze op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, M. Flipse en F.R. Salomons en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.