Dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, wordt niet alleen ondersteund door het eigen verkoopcijfer, maar ook door het taxatierapport van de taxateur [J] van 5 februari 2018 en de daarop ter zitting gegeven toelichting.
De in het taxatierapport opgenomen referentieobjecten zijn, gelet op het type woning, de ligging, bouwstijl en bouwjaar in zoverre vergelijkbaar met de onroerende zaak, dat de verkoopprijzen van de referentieobjecten mede als uitgangspunt hebben kunnen dienen bij het bepalen van de waarde van de onroerende zaak. Dat deze referentieobjecten met de onroerende zaak te vergelijken zijn, hebben [belanghebbenden] niet betwist. De gemiddelde prijs per m² voor de opstal bedraagt voor de referentieobjecten € 1.246,-, terwijl de door [de heffingsambtenaar] aangehouden prijs per m² voor de onroerende zaak € 722,- bedraagt.
Het in de matrix opgenomen vergelijkingsobject [K] is, zo stelt [de heffingsambtenaar], in korte tijd tweemaal verkocht: op 27 september 2015 door de SNS-bank aan een vastgoedbedrijf voor € 83.000,- en op 23 maart 2016 door het vastgoedbedrijf aan een particuliere eigenaar-bewoner voor € 143.000,-. Ook als de eerste verkoop van dit referentieobject zou worden meegenomen, is de gemiddelde prijs per m² voor de opstal van de referentieobjecten (€ 1.009,-) hoger dan de door [de heffingsambtenaar] aangehouden prijs per m² voor de onroerende zaak (€ 722,-).
Hoewel in de bij het taxatierapport gevoegde matrix een grondstaffel niet zichtbaar is, is deze na de toelichting ter zitting niet onaannemelijk. Niet is betwist dat deze is gebaseerd op de gronduitgifteprijzen van de gemeente Rotterdam. Hoewel het taxatierapport op dit punt summier is, is uit de toelichting ter zitting duidelijk geworden dat de waarde van de grond niet te hoog is. De taxateur heeft ter zitting aangegeven dat op basis van de gronduitgifte-prijzen moet worden uitgegaan van een grondprijs van € 246,- per m², zodat de grondwaarde van de onroerende zaak € 47.724,- bedraagt. Rekening houdend met de waarde van de dakopbouw, waarbij standaard gerekend wordt met een bedrag van € 30.000,-, bedraagt de opstalwaarde van de onroerende zaak € 62,090,-. De door [de heffingsambtenaar] aangehouden prijs per m² van € 722,- (€ 62.090,- : de totale oppervlakte van 86 m²) is derhalve niet te hoog vastgesteld.
Voor zover al sprake zou zijn van een verschuiving van een kopersmarkt naar een verkopersmarkt, zoals [belanghebbenden] stellen, is daarmee met het eigen verkoopcijfer voldoende rekening gehouden. De rechtbank betrekt daarbij dat [de heffingsambtenaar] heeft toegelicht dat hij op het eigen verkoopcijfer een indexering heeft toegepast vanwege het tijdsverloop tussen de waardepeildatum en de verkoopdatum en tevens het onderhoudscijfer heeft verlaagd van 4 naar 1. De door [de heffingsambtenaar] vastgestelde waarde ligt op de waardepeildatum van 1 januari 2016 ongeveer 15,7% lager dan het eigen verkoopcijfer. Daarmee heeft [de heffingsambtenaar] naar het oordeel van de rechtbank de waarde van de onroerende zaak voldoende aannemelijk gemaakt.