Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
DH01,
- de aan de verdachte opgelegde straf, en
- de beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen.
De ten laste gelegde geweldshandelingen
Beoordelingskader van de rechtmatigheid van de geweldshandelingen
De aan DH02 verweten geweldshandelingen
De beoordeling van de rechtmatigheid van de door DH02 verrichte handelingen
eerste fase), kan niet met zekerheid worden vastgesteld. DH01 weet niet hoe lang dat was, maar minuten lijkt hem wel erg lang [20] . Volgens DH02 was dit misschien enkele minuten [21] . Voor zover de worsteling wel op de beelden te zien is (verder: de
tweede fase), duurde deze ongeveer één minuut en vijftien seconden. Uit de beelden kan worden afgeleid dat het verzet van [slachtoffer] tot het einde van worsteling lijkt voort te duren.
eerste fase. Bestudering van de beelden (de
tweede fase) leert dat daarop niet te zien is dat DH02 [slachtoffer] in het gelaat slaat of stompt en evenmin dat hij pepperspray bij [slachtoffer] in het gezicht wrijft. Dat past dus bij hetgeen DH02 heeft verklaard over het moment dat hij deze handelingen verrichtte. Het dossier bevat geen verklaringen van derden (politiefunctionarissen of burgergetuigen) die aanleiding geven om te twijfelen aan hetgeen DH02 heeft verklaard over het moment waarop hij [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen of gestompt en pepperspray heeft gebruikt. Het hof gaat er dus van uit dat een en ander heeft plaatsgevonden in de
eerste fasevan de aanhouding. Het vaststellen van het bedoelde moment is van belang omdat de proportionaliteit en subsidiariteit van de omschreven handelingen moet worden beoordeeld naar de situatie op dát moment. De uitkomst van die beoordeling kan niet afhankelijk zijn van eventuele gebeurtenissen nadien.
hoofdvan [slachtoffer] had omklemd of dat inmiddels sprake was van een omklemming van de
nek, kan niet met zekerheid worden gezegd. DH02 heeft verklaard dat DH01 op dat moment probeerde controle te krijgen over het hoofd van [slachtoffer] [23] . Volgens DH01 was er op dat moment slechts sprake van een
hoofdklem [24] . Daar staat tegenover dat diverse getuigen hebben verklaard dat de arm van DH01 om de
nekvan [slachtoffer] zat [25] , zij het dat niet steeds expliciet is aangegeven vanaf welk moment in de worsteling zij dat precies hebben gezien. Wat daar ook van zij, het hof stelt vast dat de beide genoemde geweldshandelingen van DH02 hebben plaatsgevonden in de
eerste fasevan de worsteling op een moment dat DH01 het hoofd of de nek van [slachtoffer] omklemd had teneinde hem onder controle te krijgen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat de feitelijke situatie op dát moment zo was dat ieder verder geweld op het hoofd van [slachtoffer] zonder meer als buitenproportioneel zou moeten worden aangemerkt.
De door DH01 verrichte geweldshandelingen
controletechniek. In dat geval kan de arm om de achterkant of zijkant van de nek worden geslagen waarmee als het ware het hoofd onder de arm wordt genomen. Daarmee wordt de bewegingsvrijheid van het hoofd, en daarmee van de gehele persoon, ingeperkt. Door het hoofd naar beneden te trekken, dwingt de uitvoerder de betrokkene naar de grond. Dit is een elementaire worsteltechniek.
verwurgingstechniek, waarbij sprake is van twee typen verwurging: bloedverwurging en luchtverwurging. Als één van de halsslagaders die zich aan beide zijkanten van de hals bevinden wordt afgekneld, vindt er een
bloedverwurgingplaats. Er stroomt dan minder bloed naar de hersenen. De uitvoerder kan van achteren met de arm de voorkant van de nek van de betrokkene omvatten. Wanneer deze omvatting zodanig wordt uitgevoerd dat met onder- en bovenarm in een soort V-vorm beide halsslagaders worden dichtgeknepen, wordt de bloedtoevoer naar het hoofd bijna geheel gestremd. Als dat gebeurt in het kader van een aanhouding met verzet, verliest de betrokkene daardoor na drie tot vijf seconden het bewustzijn, wat de mogelijkheid geeft over te gaan tot het boeien van de handen [31] .
luchtverwurging.
tweede fasevan de worsteling. Het hof heeft, gelijk de rechtbank heeft gedaan, geconstateerd (voor zover voor het thans besproken onderwerp van belang) dat daarop het volgende valt waar te nemen:
Letsel
Dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, bij leven ontstaan door inwerking van mechanisch samendrukkend geweld op de hals [46] .
D. Botterhoudt onder meer het volgende in:
bedoeld wordt: met druk op de halsslagaders, hof) was. Omdat er sprake was van een worsteling, kan niet worden uitgesloten dat er tevens momenten waren dat de nekklem overging in een type “chokehold” (
bedoeld wordt: met druk op de luchtpijp, strottenhoofd en dergelijke, hof). De uitgebreide letsels aan en bij het strottenhoofd van het slachtoffer kunnen beter verklaard worden door een “chokehold” dan door een “carotid sleeper” [47] .
Dr. Mr. C. Das, forensisch arts, houdt onder meer het volgende in:
eerste fasevan de aanhouding (die begon rond 22.03.30 uur) tot aan het staken van het verzet bij [slachtoffer] die nekklem heeft toegepast. Het geconstateerde letsel aan de hals kan ook niet door iets anders dan door die nekklem zijn veroorzaakt, nu de zojuist geciteerde medisch deskundigen dat aannemelijk vinden en een andere oorzaak voor dat letsel niet is gebleken. Ook dat wijst op een nekklem, en wel één die mogelijk is begonnen als een poging tot bloedverwurging, maar uiteindelijk is uitgelopen op een klem die druk heeft uitgeoefend op de luchtpijp en het strottenhoofd.
De beoordeling van de rechtmatigheid van de door DH01 verrichte handelingen
eerste fasevan de aanhouding is aangevangen en dat deze tot het einde van de worsteling heeft geduurd, en blijkens de beelden in elk geval in de hiervoor aangeduide
tweede fasevan de worsteling met onmiskenbare kracht.
Causaal verband tussen de bewezenverklaarde handelingen en het overlijden
Het sectierapport en aanvullend rapport van Soerdjbalie-Maikoe
Rapportage aanvullend onderzoek door forensisch patholoog NFI’ van 3 oktober 2017 vermeldt
Soerdjbalie-Maikoedat de dood bij [slachtoffer] is ingetreden door zuurstofgebrek. Volgens haar zijn er één of meerdere oorzaken voor dat zuurstofgebrek aan te wijzen, namelijk in de eerste plaats het geweld op de hals, waardoor zuurstoftekort en beschadiging in de hersenen is opgetreden met een verstoring van de hartactie tot gevolg. In de tweede plaats de houdingsverstikking door geweld op de borstkas. Als derde en laatste oorzaak is nieuw toegevoegd de opwindingstoestand, zoals een agitatie/excited deliriumsyndroom of restraint asphyxia, waardoor een hoge stresshormoonspiegel ontstaat en daardoor de hartfunctie verstoord kan raken met als gevolg zuurstoftekort in de hersenen. Verder vermeldt zij dat het niet mogelijk is om het afzonderlijke effect van de drie oorzaken en hun aandeel aan het zuurstofgebrek te onderscheiden of om hieraan een relatief aandeel in het overlijden toe te kennen [50] .
Soerdjbalie-Maikoehaar standpunt nader aangevuld en toegelicht, en wel als volgt. Zij staat nog steeds achter haar conclusie uit het sectierapport met aanvulling van punt drie: de opwindingstoestand. Zij heeft er echter bewust voor gekozen om de opwindingstoestand als derde punt te vermelden omdat de andere twee mogelijke doodsoorzaken volgens haar meer voor de hand liggen gezien het aangetroffen letsel. Het is volgens haar niet mogelijk de afzonderlijke effecten van de drie mogelijke doodsoorzaken aan te geven, omdat je die effecten niet kunt meten aan het lichaam. De opwindingstoestand is overigens een diagnose die pas aan bod komt als er een negatieve autopsie is. Dat wil zeggen als er geen (andere) doodsoorzaak kan worden vastgesteld, zoals ook bij de aangehaalde zaken uit de literatuur. In de onderhavige zaak is volgens
Soerdjbalie-Maikoewèl een duidelijke, niet natuurlijke, doodsoorzaak gevonden, zodat men aan de laatste diagnose niet meer toekomt.
Soerdjbalie-Maikoede tijdsduur van het samensnoerend en/of samendrukkend geweld op de hals niet relevant. Door dit geweld op de hals kan er daarnaast ook een prikkeling van de bloeddruksensoren, die zich in de hals bevinden, plaatsvinden met als gevolg een hartritmestoornis die kan leiden tot een hartstilstand. Naast dit geweld op de hals kan het overige geweld op het lichaam van [slachtoffer] ook stress verhogend hebben gewerkt en een medeoorzaak zijn voor het overlijden.
Soerdjbalie-Maikoestelt op basis van haar praktijkervaring dat, als zij dit in kansen zou moeten uitdrukken, het intreden van de dood bij [slachtoffer] vele malen waarschijnlijker is bij de hypothese dat het overlijden is veroorzaakt door het geweld op de hals al dan niet in combinatie met de positionele asfyxie tegen de romp dan bij de hypothese dat het overlijden is veroorzaakt door het acuut stress syndroom. Zij benadrukt dat deze uitspraak niet is gebaseerd op een wetenschappelijke onderbouwing.
Soerdjbalie-Maikoegeen aanleiding om haar conclusie te wijzigen [51] .
De rapportages van Das, Botter en Van Driessche
C. Das [52] , voormalig forensisch arts bij GGD Amsterdam, over het rapport van
D. Botter [53] , forensisch arts KNMG bij het NFI, en over het rapport van
drs. P.M.I. van Driessche [54] , arts en forensisch patholoog. Alle drie de deskundigen komen in de kern tot dezelfde conclusie wat betreft de doodsoorzaak van [slachtoffer]. Volgens hen vertoont de onderhavige zaak, gebaseerd op het incident tussen [slachtoffer] en de politie, de medische bevindingen bij [slachtoffer] en zijn overlijden, vrijwel alle typische kenmerken van een acuut stress syndroom. Deze diagnose wordt gesteld op grond van het klassieke verloop daarvan en de afwezigheid van een andere aantoonbare oorzaak van overlijden. Steunbewijs voor deze diagnose is het vaak voorkomen van een lage zuurgraad en een hoog lactaatgehalte van het bloed. Deze afwijkende waarden zijn in het HagaZiekenhuis ook vastgesteld bij [slachtoffer] [55] .
Das,
Botteren
Van Driesscheconcluderen dat de geconstateerde letsels in de hals weliswaar passen bij geweld op de hals als gevolg van samendrukkend dan wel samensnoerend geweld op de hals, maar dat gelet op het verloop van het incident en de duur van de toepassing van het geweld, het overlijden hierdoor niet zonder meer kan worden verklaard. Onomkeerbare hersenschade ontstaat immers pas na ongeveer vier à vijf minuten van volledige en onafgebroken blokkering van de halsslagaders. Wanneer de halsslagaders volledig worden dichtgedrukt, treedt vrijwel onmiddellijk bewusteloosheid in. Deze situatie heeft volgens deze drie deskundigen niet plaatsgevonden nu [slachtoffer] tot aan het einde van de ongeveer twee minuten durende worsteling actief verzet heeft gepleegd. Hieruit concluderen zij dat [slachtoffer] in die periode bij bewustzijn was, zodat kan worden gesteld dat de halsslagaders gedurende die minuten niet volledig waren dichtgedrukt.
Bottervermeldt nog dat, gelet op het ondergane geweld en de omvang van de letsels, het geweld op de hals wel een bijdrage aan het overlijden kan hebben geleverd. Dit geweld kan volgens Botter uitsluitend hebben bestaan uit de toepassing van een krachtige nekklem en mogelijk deels ook door het samendrukken van de hals tegen de grond door druk met een knie op de nek terwijl het hoofd op de grond rustte.
Dasformuleert het voorzichtiger en stelt dat de aangelegde nekklem de meest waarschijnlijke oorzaak is voor de aangetroffen letsels in de hals.
Van Driesscheconcludeert dat het geweld op de hals niet heeft geleid tot verstikking op ademhalingsniveau of halsvatenniveau, maar dat het geweld op de hals, samen met andere factoren, mogelijk heeft bijgedragen tot het ontstaan van een forse lichamelijke reactie met als gevolg een fataal verlopende hartritmestoornis.
Daszijn standpunt nader toegelicht, en wel als volgt.
Dasniet. Wanneer iemand bij bewustzijn is, is er voldoende zuurstof. Dat levert geen aantoonbare pathologische schade op. Op het moment dat iemand acuut bewusteloos raakt, is dat het gevolg van het plots stilvallen van het hart en niet door opgelopen schade aan de hersencellen. Er was dus eerst sprake van een hartstilstand waardoor [slachtoffer] bewusteloos is geraakt en er onvoldoende hartcirculatie was. Daarna is de zuurstofschade en weefselschade ontstaan. De kans is heel klein dat [slachtoffer] zonder de aanhouding op datzelfde moment een fatale hartritmestoornis zou hebben gekregen. Zonder het geweld op de hals bij [slachtoffer] kan het acuut stress syndroom ook hebben plaatsgevonden.
Dasniet waarschijnlijk. De ter terechtzitting getoonde scherpere beelden van de aanhouding geven
Dasgeen aanleiding om zijn conclusie aan te passen [56] .
Dasniet terug op zijn eerdere conclusies. Hij licht wel toe dat de term “acuut stress syndroom” geen gangbare terminologie is, maar dat beter gesproken kan worden van “restraint asphyxia” dan wel “excited delirium syndrome” (EDS ofwel geagiteerd delier). Hij stelt nog eens dat EDS (volgens
Dashier overigens niet aan de orde) of restraint asphyxia met een fatale hartstilstand (asystolie) vooral optreedt door het heftige fysieke verzet van een persoon tegen een overmacht aan agenten/beveiligers, die deze persoon in bedwang proberen te houden. Cardiale decompensatie (“het hart begeeft het”) is de kern van de zaak. Geweld op de hals (al of niet ten gevolge van een nekklem) is beslist geen noodzakelijke voorwaarde [57] .
Botterzijn standpunt nader toegelicht, en wel als volgt. De diagnose acuut stress syndroom is gebaseerd op het totale verloop van het incident samen met de bevindingen van de sectie. Hij concludeert dat [slachtoffer] vrijwel tot het einde van de worsteling bewust heeft gehandeld. [slachtoffer] vertoonde actief spierverzet bij het zich ontdoen van de agenten. Dat lijkt niet op verstikking. Er moet voldoende doorstroming van de hersenen zijn om die handelingen te kunnen uitvoeren.
Botterschrijft het overlijden van [slachtoffer] niet toe aan het geweld op de hals. Het geweld op de hals heeft tot gevolg dat er verstikkingsverschijnselen en angst ontstaan wat het stressniveau doet stijgen en dat is wel van invloed op het escaleren van het acuut stress syndroom. Zonder het geweld op de hals bij [slachtoffer] kan het acuut stress syndroom zich echter ook hebben voorgedaan.
Bottergeen aanleiding om zijn eerdere conclusies te herzien, omdat de tijdsduur niet is beïnvloed. Het geweld op de hals heeft ongeveer twee minuten geduurd en onomkeerbare hersencelschade ontstaat pas na vier à vijf minuten afsluiting van de bloedtoevoer naar de hersenen [58] .
Botterniet terug op zijn eerdere conclusies. Hij licht toe dat onder de door hem gebruikte term “acuut stress syndroom” moet worden verstaan de “restraint stress” en het “excited delirium”. In de onderhavige casus is volgens
Bottergeen onderscheid te maken welke van beide een rol heeft gespeeld. Hij blijft bij zijn standpunt dat het stresssyndroom kan zijn ontstaan als er geen geweld op de hals was toegepast. Hij stelt voorts dat het wel aannemelijk is dat de uitoefening van geweld op de hals het stressniveau bij [slachtoffer] heeft doen stijgen en dat dit in dat kader invloed zal hebben gehad op de ontwikkeling van het stresssyndroom [59] .
Van Driesscheheeft in opdracht van het hof nader gerapporteerd. Ook hij blijft zijn eerder ingenomen standpunt. Hij licht ten aanzien van de gebruikte terminologie “acuut stress syndroom” toe dat wat hij daarmee bedoelt ook aangeduid kan worden met de term “stress-gerelateerd overlijden” of “stress-hypothese”. Hij stelt nogmaals dat “being restrained” stress kan oproepen die op zich al dodelijk kan verlopen zonder verwurging/verstikking. Er zijn tekenen passend bij geweldsuitoefening op de hals. De tekenen die door anderen aangehaald worden als passend bij of zelfs bewijzend voor verstikking kunnen ook andere oorzaken hebben (waaronder acuut hartfalen bij een hartritmestoornis). Het geweld aan de hals kan zeer wel mogelijk (doch ook niet noodzakelijk) hebben meegespeeld, echter volgens
Van Driesscheheeft dit geweld niet via verwurging/verstikking geleid tot het overlijden doch is het geweld een medefactor geweest binnen de stress-hypothese [60] .
Het rapport van Jacobs
Prof. Dr. W. Jacobs, als forensisch patholoog verbonden aan het Centrum voor Gerechtelijke Geneeskunde van de Universiteit te Antwerpen, heeft in de onderhavige zaak eveneens gerapporteerd. Hij concludeert dat de letsels in de hals, in combinatie met de stuwingstekens in het gelaat, het gevolg zijn van samendrukkend geweld tegen de hals (zoals de armgreep). Gezien de gebruikte fixatietechnieken en de vastgestelde (diepe) bloeduitstortingen ter hoogte van de rug is het bovendien mogelijk dat er sprake is geweest van mechanische belemmering van de ademhalingsbewegingen. Beide factoren kunnen de verstikkingseffecten verklaren die uiteindelijk hebben geleid tot de hartstilstand en het overlijden van [slachtoffer]. Bij het vorenstaande is een opwindingstoestand te verwachten, niet noodzakelijk met doodsoorzakelijke relevantie en die niet los kan worden gezien van de significante (en zonder meer beangstigende) samendrukkende geweldpleging tegen de hals. De physical restraint (in bedwang houden in buikligging) en de agitatie, het verzet, de zwaarlijvigheid en de alcoholintoxicatie van [slachtoffer] kunnen (in combinatie) een bevorderende maar geen doorslaggevende rol hebben gespeeld in het ontstaan van de hartstilstand (asystolie). Ze zijn niet het primum movens dat geleid heeft tot de fatale afloop. Onomkeerbare hersenbeschadiging kan in veel kortere tijd dan na vier à vijf minuten afsluiting van de halsslagaders optreden en binnen de observatie in casu van minimaal 76 seconden (zie beeldmateriaal). Het tijdsverloop daarna voordat met reanimatie is gestart, zal geen gunstige invloed gehad hebben op de hersenbeschadiging. Het is niet mogelijk om het afzonderlijke effect van de diverse geweldsinwerkingen en hun aandeel aan het zuurstofgebrek te onderscheiden of om hieraan een relatief aandeel in het overlijden toe te kennen [61] .
De visie van Baak
R. Baakis als cardioloog-intensivist verbonden aan het HagaZiekenhuis te Den Haag. Hij heeft [slachtoffer] bij diens aankomst in het ziekenhuis gezien en was zijn hoofdbehandelaar. In zijn ongedateerd schrijven aan mr. Korver deelt
Baakals zijn opinie mede dat het overlijden alleen op basis van verhoogde catecholaminen bij stress uiterst onwaarschijnlijk is, temeer omdat er geen sprake was van coronaire insuffiëntie of een cardiomyopathie en de echo van het hart een normale linkerventrikelfunctie liet zien. De diagnose geagiteerd delier is in dit geval zeer onwaarschijnlijk. [slachtoffer] is overleden door een hartstilstand veroorzaakt door zuurstoftekort van het myocard veroorzaakt door een verminderd zuurstofaanbod bij minimaal een deels afgesloten luchtweg en een bemoeilijkte ademhaling.
Soerdjbalie-Maikoewijst in dit verband in de eerste plaats op het geweld op de hals, waardoor zuurstoftekort en beschadiging in de hersenen is opgetreden met een verstoring van de hartactie tot gevolg. In de tweede plaats wijst zij op de houdingsverstikking door geweld op de borstkas. Als derde en laatste oorzaak noemt zij de opwindingstoestand, zoals een agitatie/excited deliriumsyndroom of restraint asphyxia, waardoor een hoge stresshormoonspiegel ontstaat en daardoor de hartfunctie verstoord kan raken met als gevolg zuurstoftekort in de hersenen. Het is in haar visie niet mogelijk om het afzonderlijke effect van de drie oorzaken en hun aandeel aan het zuurstofgebrek te onderscheiden of om hieraan een relatief aandeel in het overlijden toe te kennen.
Das,
Botteren
Van Driesscheconcluderen dat, gelet op het verloop van het incident en de duur van de geweldstoepassing, het geweld op de hals het overlijden niet zonder meer kan verklaren, nu de halsslagaders gedurende de minuten durende worsteling niet volledig waren dichtgedrukt. Het overlijden moet volgens hen worden toegeschreven aan opgelopen stress die heeft geleid tot een fataal verlopende hartritmestoornis.
Jacobsconcludeert dat er sprake is geweest van samendrukkend geweld op de hals en mogelijk mechanische belemmering van de ademhalingsbewegingen op het lichaam. Beide factoren kunnen de verstikkingseffecten verklaren die hebben geleid tot de hartstilstand en het overlijden. De te verwachten opwindingstoestand kan wel een bevorderende maar geen doorslaggevende rol gespeeld hebben.
Baakconcludeert dat een hartstilstand is veroorzaakt door zuurstoftekort van het myocard veroorzaakt door een verminderd zuurstofaanbod bij minimaal een deels afgesloten luchtweg en een bemoeilijkte ademhaling.
Conclusie:
Das,
Botteren
Van Driesscheomschreven stresshypothese wordt door het hof niet gevolgd. Naar het oordeel van het hof kan niet zomaar voorbijgegaan worden aan de door de deskundige
Soerdjbalie-Maikoeonderbouwde benadering dat meerdere oorzaken voor het zuurstoftekort zijn aan te wijzen, te weten allereerst het geweld op de hals, vervolgens houdingsverstikking door geweld op de borstkas, en tenslotte de opwindingstoestand, de acute stress, waarbij het niet mogelijk is het afzonderlijke effect van elk van deze oorzaken en hun aandeel aan het zuurstoftekort of hun aandeel aan het overlijden vast te stellen. Naar het oordeel van het hof, en het hof volgt daarin de conclusie van de rechtbank, is een combinatie van factoren zeer wel mogelijk en zelfs waarschijnlijk.
Soerdjbalie-Maikoedat [slachtoffer] is overleden als gevolg van verwikkelingen van doorgemaakt zuurstofgebrek. Voor dit gebrek zijn één of meerdere oorzaken aan te wijzen, kort gezegd: het samendrukkend geweld op de hals, de positionele asfyxie door geweld op de borstkas, en de opwindingstoestand. Het is niet mogelijk het afzonderlijke effect van de diverse geweldsinwerkingen en hun aandeel aan het zuurstofgebrek te onderscheiden of om hieraan een relatief aandeel in het overlijden toe te kennen.
Jacobskunnen de letsels als gevolg van het geweld op de hals (naast de mogelijke andere belemmeringen van de ademhalingsbewegingen) de verstikkingseffecten verklaren die uiteindelijk hebben geleid tot de hartstilstand en het overlijden van [slachtoffer]. Hierbij is ook een toestand van opwinding te verwachten, die niet los valt te zien van het geweld op de hals.
Das,
Botteren
Van Driesscheheeft de worsteling bij [slachtoffer] geleid tot stress met een fataal verloop. Het geweld op de hals kan bij de ontwikkeling van de stress van invloed zijn geweest doordat dit geweld het stressniveau heeft doen stijgen. Stress kan tot gevolg hebben dat het adrenalinegehalte stijgt tot een giftig niveau.
Soerdjbalie-Maikoe, in zoverre bevestigd door
Jacobs, en ten aanzien van de ontstane stress bevestigd door de andere deskundigen, brengen het hof tot de conclusie dat de omklemming van de nek een onmisbare schakel is geweest in de gebeurtenissen die geleid hebben tot het overlijden van [slachtoffer].
Soerdjbalie-Maikoekan worden afgeleid dat in haar visie het overlijden van [slachtoffer] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid is veroorzaakt door de tijdens de worsteling toegepaste omklemming van de nek.
Jacobsgeeft ondersteuning aan deze conclusie.
Das,
Botteren
Van Driesschekan worden afgeleid dat in hun visie de worsteling en het toegepaste geweld een toestand van grote opwinding (stress) teweeg hebben gebracht, uiteindelijk leidend tot een fataal verlopende hartritmestoornis. De omklemming van de nek heeft daaraan bijgedragen. Het hof stelt in dit verband vast dat uit alles blijkt dat de omklemming van de nek/hals van de diverse toegepaste geweldshandelingen veruit de hevigste en ingrijpendste was. Uit de mededelingen van de genoemde deskundigen kan voorts worden afgeleid dat er geen aanleiding was te veronderstellen dat bij [slachtoffer] een hartstilstand zou zijn opgetreden indien de onderhavige worsteling waarbij een omklemming van de nek/hals is toegepast, niet zou hebben plaatsgevonden. Een mogelijke andere doodsoorzaak is ook niet gevonden.
De conclusies ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
primairen
subsidiairten laste gelegde (medeplegen doodslag en medeplegen zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbend) is vereist dat de verdachte DH01 opzet heeft gehad op de dood respectievelijk het zwaar lichamelijk letsel (hersenletsel).
meer subsidiairten laste gelegde (mishandeling, de dood ten gevolge hebbend) wettig en overtuigend bewezen.
of omstreeks27 juni 2015 te ’s-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,[slachtoffer] heeft mishandeld, door
(met kracht
)gedurende enige tijd de nek/hals van die [slachtoffer] (met een arm) af te klemmen,
en/of
mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
ten hoogste25% kan worden geschat. Dit brengt mee dat de hierna toe te wijzen vorderingen tot schadevergoeding zullen worden verminderd met dat percentage. De beoordeling van de vraag of de schadevergoedingsplicht met een lager percentage dan 25% dient te worden verminderd, levert naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op en hoort bij de burgerlijke rechter thuis. In zoverre zullen de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit laatste geldt niet voor de begroting van de proceskosten, nu deze niet als schade in de zin van de artikelen 6:95 e.v. BW kunnen worden aangemerkt.
De vordering van [benadeelde partij 1]
De vordering van [benadeelde partij 2]
- € 9.122,92 aan reiskosten;
- € 20,- aan telefoonkosten;
- € 249,57 wegens een ticket geannuleerde vakantie;
- € 327,90 afsluiten annuleringsverzekering;
- € 302,50 kosten Infographic;
- € 13.915,- kosten PSG recherche;
- € 1.119,25 kosten SpraakAfzienTeam;
- € 266,20 kosten rapportage Van der Goot.
De vordering van [benadeelde partij 3]
De vordering van [benadeelde partij 4]
- € 2.181,- wegens gederfd levensonderhoud;
- € 634,79 wegens reiskosten ten behoeve van de strafzaak;
- € 377,06 wegens kosten Laumen Expertise B.V;
- € 77.773,65 wegens kosten rechtsbijstand.
De vordering van [benadeelde partij 5]
Wettelijke rente
Burgerlijke rechter
Schadevergoedingsmaatregel
Proceskosten
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf.
€ 1.844,52 (duizend achthonderdvierenveertig euro en tweeënvijftig cent).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf.
€ 2.939,61 (tweeduizend negenhonderdnegenendertig euro en eenenzestig cent).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf.
€ 4.183,27 (vierduizend honderddrieëntachtig euro en zevenentwintig cent).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf.
€ 7.522,79(zevenduizend vijfhonderdtweeëntwintig euro en negenenzeventig cent).