Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.[naam 1] ,
1.Het verdere verloop van het geding
2.De verdere beoordeling van het hoger beroep
Er dient te worden vastgesteld of het mogelijk is dat er aan de zijde van [geïntimeerden] sprake is van een pre-existentie van een zodanige aard dat de schade waarvan [geïntimeerden] vergoeding vordert, (mede) daaraan is toe te rekenen. Het hof verzoekt [geïntimeerden] in dit verband haar medische gegevens van vóór het ongeval dient over te leggen. Daartoe behoort in ieder geval:
haar huisartsenkaart die ten minste teruggaat tot één jaar voorafgaand aan het ongeval,
informatie (bijvoorbeeld in de vorm van een huisartsenkaart) waaruit blijkt waarom zij reeds voorafgaand aan het ongeval medicatie gebruikte;
een meer concrete toelichting op klachten die zij ten tijde van het ongeval reeds had (migraine, lage rugklachten);
voor zover aanwezig: rapportages (e.d.) van medische specialisten die zij voorafgaand aan het ongeval heeft geraadpleegd.
Voorts zou het hof willen kunnen beschikken over financiële informatie van [geïntimeerden] betrekking hebbend op de drie jaar voorafgaand aan het ongeval. Het gaat dan met name om informatie (arbeidscontract, salarisstroken) over haar dienstverband bij [de werkgever] . Het hof verzoekt [geïntimeerden] ook om het vonnis van de kantonrechter uit 2003 (inzake een arbeidsgeschil met een voormalig werkgever) over te leggen, waaraan zij refereert in nr. 85 van de memorie van antwoord.
Het hof overweegt dat het nuttig zou kunnen zijn als [geïntimeerden] wordt onderzocht door een – door het hof benoemde – psychiater, gespecialiseerd in pijnklachten als die van [geïntimeerden] . De deskundige zou – zowel op basis van het dossier als door middel van persoonlijk onderzoek – niet alleen de herkomst van de klachten van [geïntimeerden] moeten onderzoeken en de daaraan te verbinden diagnose(s), maar ook concrete voorstellen moeten doen voor een nadere behandeling van [geïntimeerden] . Ook zou aan de deskundige moeten worden gevraagd in hoeverre de hiervoor gesignaleerde discrepanties verklaarbaar zijn vanuit de door hem/haar gestelde diagnose. Het hof wil met partijen van gedachten wisselen hoe een dergelijk onderzoek vorm zou moeten worden gegeven. Het hof geeft partijen in overweging om voorafgaand aan de comparitie met elkaar in overleg te gaan over de wijze waarop het onderzoek zou moeten plaatsvinden, alsmede de persoon van de deskundige(n).
(…)
grief I en VI).
nietlijdt aan een aanpassingsstoornis (of een andere stoornis) dan wel dat de beperkingen die zij als gevolg van deze stoornis ondervindt,
nietzijn toe te rekenen aan het ongeval. Naar het oordeel van het hof heeft Aegon het bewijs daarvan niet geleverd. Aegon heeft bewijs aangeboden van de stelling dat als gevolg van het ontbreken van beperkingen en schade ten gevolge van het ongeval van 17 september 2004 de door Aegon aan [geïntimeerden] vergoede bedragen en gemaakte kosten onverschuldigd zijn betaald (nr. 159A van de memorie van grieven). Het hof is van oordeel dat dit bewijsaanbod onvoldoende concreet is in het licht van alle medische rapportages die in deze procedure zijn overgelegd. Daar komt bij dat Aegon in de hiervoor genoemde faxbrief van 10 januari 2019 (kennelijk) heeft afgezien van nadere bewijslevering (“verder procederen niet meer opportuun”) en arrest wenst. Het hof zal Aegon dan ook niet tot bewijslevering toelaten.