3.5Materiële controle op hoofdlijnen
Hieronder wordt in hoofdlijnen de stappen toegelicht.
In de navolgende paragraaf wordt aan de hand van een toelichtend schematische voorstelling dieper op de stappen ingegaan. De specifieke risicoanalyse en de uitvoering van detailcontroles worden gedocumenteerd op een achteraf toetsbare wijze.
a. Formuleer een controledoel
Door het controledoel zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen, wordt een
begrenzing aangebracht in de diepgang en de reikwijdte van het onderzoek. Om die reden is het belangrijk om het controledoel voldoende nauwkeurig te bepalen, zodat in redelijke mate verifieerbaar en toetsbaar is of met het uit te voeren onderzoek het controledoel is bereikt, dan wel of specifiek nader onderzoek is aangewezen.
b. Voer een algemene risico analyse uit op basis van beschikbare gegevens. (…).
c. Stel op basis van een algemene risico analyse een algemeen controleplan vast.
In het algemene controleplan worden zowel de objecten van de materiële controle als de in te zetten algemene controle-instrumenten beschreven. Het controleplan richt zich op de vraag hoe de zorgverzekeraar onderzoek gaat doen. Daarin beschrijft hij welke controle-instrumenten worden ingezet. Het gaat daarbij om instrumenten als de AO/IC-verklaringen (dan wel bestuurs-en accountantsverklaringen), statistische analyses en verbands-en logicacontroles.
d. Voer in dit stadium van de controle geen detailcontrole uit (…)
e. Stop de materiële controle als in dit stadium het controledoel is bereikt
(…). Als er uit die controle aanleiding wordt gevonden een nader onderzoek in te stellen wordt weer begonnen bij de eerste stap.
f. Als het controledoel niet is bereikt; maak dat inzichtelijk en toetsbaar
g. Formuleer een specifiek controledoel
Met het inzicht uit de vorige stap kan worden overgegaan van algemene controle naar detailcontrole. De zorgverzekeraar motiveert hier waarom gelet op het nog niet bereikte doel de inzet van een detailcontrole noodzakelijk is.
h. Voer een specifieke risico analyse uit en stel een specifiek controleplan vast
In het controleplan worden zowel de objecten van de materiële controle als de noodzaak van de in te zetten detailcontrole-instrumenten beschreven. Maak onderscheid tussen de laatstgenoemde instrumenten en zet die op proportionele wijze in.
i. Informeer de zorgaanbieder tevoren schriftelijk over de detailcontrole
Door aan de zorgaanbieder inzichtelijk en toetsbaar te maken waarom en op welke wijze de detailcontrole wordt uitgevoerd, is voor de zorgaanbieder zelf eenvoudiger vast te stellen dat hij verplicht is tot medewerking en het medisch beroepsgeheim daarvoor geen belemmering is.
(…)”
18. In het Protocol Materiële Controle worden de hiervoor geciteerde stappen nader toegelicht. Voor zover hier van belang houdt dit protocol het volgende in (r.o. 4.10 vonnis):
“
Stap 4. Uitvoeren algemeen controleplan
(…)
Uitvoering statistische analyse en logica/verband controle
Een onderdeel van de algemene controle is tenslotte het op het declaratiebestand uitvoeren van statistische analyse en logica/verbandcontrole. Deze instrumenten zijn in alle gevallen toegestaan. Het betreft hier instrumenten die ingezet worden op gegevens waarover de zorgverzekeraar reeds beschikt door de uitvoering van de verzekering. (…) Het voorgaande leidt er toe dat eerst de minder ingrijpende instrumenten ingezet moeten worden om voldoende zekerheid te verkrijgen.
Bij statistische en risico- analyses legt de zorgverzekeraar relaties met historische gegevens en gegevens van andere zorgverleners. Hierbij kan ook gedacht worden aan relaties tussen zorgverlening en de ontwikkeling van de verzekerdenpolulatie en de geleverde zorg. Indien dit geen signalen voor onjuistheden oplevert en de benodigde zekerheid met deze controle-instrumenten kan worden getoetst is de controle inzake ’rechtmatigheid’ en ’juistheid’ hiermee uitgevoerd. Op basis van signalen uit deze analyses kunnen de verder gaande controle-instrumenten gericht worden ingezet waardoor de controle efficiënt wordt ingericht. Dit laatste is alleen toegestaan indien de resultaten van de tot nu toe algemene controle niet leiden tot de voor aanvang van de materiële controle vastgestelde controledoelen.
(…)
Stap 6. Aankondiging en motiveren detailcontrole
(…)
Wat betreft de inzet van de detailcontrole zijn een aantal instrumenten te onderscheiden, waarbij sprake is van minder – wat de persoonlijke levenssfeer betreft - ingrijpende instrumenten tot een instrument dat als ingrijpender wordt ervaren door de zorgaanbieder. (…) De zorgverzekeraar dient ook in het kader van de detailcontrole aan te vangen met de minst ingrijpende instrumenten, te weten:
1. Gelegenheid geven aan de zorgaanbieder ontbrekende informatie aan te leveren
2. Detailcontrole zonder inzage in medisch dossier bij zorgaanbieder
3. Detailcontrole met inzage in medisch dossier bij zorgaanbieder
4. Informeren zorgaanbieder over uitkomst detailcontrole
5. Bepalen gevolgen controle uitkomsten
6. Einde controle”
19. Het hof zal de grieven tegen deze achtergrond beoordelen.
20. In de toelichting op de grieven heeft [appellant] , kort gezegd, aangevoerd dat Achmea zich bij de uitvoering van de materiële controle niet heeft gehouden aan de toepasselijke wet- en regelgeving. Volgens het Protocol Materiële Controle dient Achmea zich proportioneel, transparant, toetsbaar en controleerbaar op te stellen. Aan deze verplichting heeft Achmea volgens [appellant] niet voldaan. In de memorie van grieven wordt in dit verband op een aantal plaatsen verwezen naar de correspondentie in dit dossier.
21. Het hof overweegt dat [appellant] in de toelichting op grief 7 (randnummer 30) erkent dat Achmea de praktijk van [appellant] voor de materiële controle heeft mogen selecteren. Naar het hof begrijpt betwist [appellant] dus niet dat Achmea zijn praktijk in de selectie voor de materiële controle heeft mogen betrekken maar spitsen de klachten van [appellant] zich toe op de vraag hoe Achmea de selectie van de praktijk van [appellant] voor de materiële controle heeft gedaan en hoe Achmea de materiële controle vervolgens heeft uitgevoerd.
22. [appellant] heeft aangevoerd dat de rechtbank in het kader van het vereiste dat het handelen van Achmea transparant en toetsbaar moet zijn, er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat Achmea geen antwoord heeft gegeven op de vraag van [appellant] of rekening is gehouden met de samenstelling van zijn praktijk, terwijl volgens [appellant] uit de toelichting van Achmea blijkt dat dit niet het geval is geweest. De samenstelling van de praktijk is volgens [appellant] van belang omdat deze invloed heeft op de vergelijkbaarheid van de praktijken. [appellant] heeft in dit verband aangevoerd dat het gemiddeld aantal foto’s van praktijken met één tandarts en één tandartsassistent met één behandelruimte naar de aard anders zal zijn dan het gemiddelde van een praktijk met twee tandartsen, één mondhygiënist, een tandtechnicus en preventie assistenten werkzaam in meerdere behandelruimten. Volgens [appellant] is onduidelijk welke data Achmea heeft gebruikt en waarmee Achmea de praktijk van [appellant] heeft vergeleken. Het handelen van Achmea moet toetsbaar en transparant zijn en [appellant] moet kunnen controleren of bij de beoordeling van de statistische “analyse” rekening is gehouden met de door [appellant] verstrekte informatie over de samenstelling van zijn praktijk.
23. Dit betoog van [appellant] gaat niet op en, anders dan [appellant] betoogt, biedt de toepasselijke wet- en regelgeving in elk geval geen steun voor toewijzing van zijn in zeer ruime en algemene bewoordingen geformuleerde vordering in conventie, inhoudend een verklaring voor recht dat Achmea is gehouden alle informatie te verstrekken die ten grondslag ligt aan de materiële controle, waaronder ook de informatie waaruit blijkt waarom zijn praktijk is geselecteerd, waartoe ook expliciet behoort (…)
alle statistieken en gegevens op alle onderdelen van de materiële controle (…) materialen en methoden, niet alleen betreffende de rekenmethode maar ook de sample data alsmede de exacte samenstelling en berekening van de benchmark.Het hof overweegt daartoe als volgt.
24. Achmea heeft in het als bijlage bij haar brief van 17 juli 2014 toegezonden Informatieboekje aan [appellant] toegelicht dat in het jaar 2014 alle bij haar declarerende tandartsen met betrekking tot behandeljaar 2013 zijn vergeleken. Voor de benchmark zijn vervolgens alleen tandartsen geselecteerd met minimaal honderd patiënten waarvoor een periodiek consult is gedeclareerd. Daarnaast is alleen gekeken naar vergoede zorg uit de basisverzekering voor jongeren tot 18 jaar, zijn bijzondere praktijken zoals jeugdtandartsen uitgesloten en zijn homogene groepen van tandartsen gecreëerd waarbij rekening is gehouden met de sociaal-economische status van de patiënten. In de brief van 10 oktober 2014 heeft Achmea aan [appellant] (in antwoord op zijn vragen) nog medegedeeld dat (i) zijn praktijk in de benchmark is vergeleken met praktijken die ook beschikken over orthopantomografische (OPG) apparatuur en (ii) dat de sociaaleconomische status wordt bepaald aan de hand van het postcodegebied waar de patiënt woonachtig is. Dit postcodegebied is bepalend bij het samenstellen van de vijf homogene groepen van praktijken met een soortgelijk patiënten profiel op basis van de variabelen sociaal-economische status en herkomst van de patiënt. In de conclusie van eis in reconventie is nog toegelicht dat de patiëntenpopulatie (in de homogene groep) bepalend is voor de indicatie of er wel of niet een OPT wordt gemaakt en niet de praktijksamenstelling qua medewerkers en uitrusting. Zorg dient vraag gestuurd en niet aanbod gestuurd te zijn; alleen de zorgvraag bepaalt immers of en zo ja, welke zorg er moet worden verleend (MvA, 36). Hiermee heeft Achmea naar het oordeel van het hof voldoende duidelijk toegelicht en inzichtelijk gemaakt welke uitgangspunten (filters) zij heeft gehanteerd bij de samenstelling van de (homogene) groep waarbinnen het declaratie gedrag van [appellant] voor het behandeljaar 2013 is vergeleken. Uit de toepasselijke wet- en regelgeving valt niet af te leiden dat Achmea met deze uitgangspunten daarmee in strijd zou hebben gehandeld (en dat zij in de filters op een andere wijze rekening had moeten houden met de praktijksamenstelling van [appellant] ).
25. In het Informatieboekje is verder toegelicht dat in de benchmark voor de verrichtingen Preventie voorlichting / Instructie (M01), Gebitsreiniging (M03), Sealen (V30 / V35) en foto’s (X10 / X21) is beoordeeld in welke mate wordt afgeweken van het declaratiegemiddelde in de benchmark. In het Informatieboekje (met sheets op blz. 8 tot en met 10) is uitgelegd dat de praktijk van [appellant] is geselecteerd voor controle omdat opvallend hoge kosten zijn gemaakt voor foto’s (X21). De gemiddelde kosten per verzekerde zijn ruim 4,5 maal hoger voor grote foto’s dan bij een vergelijkbare praktijk. Volgens de analyse van Achmea heeft [appellant] in 2013 voor bijna 32% van de verzekerden van Achmea de prestatiecode X21 (grote foto’s) gedeclareerd, terwijl het gemiddelde volgens Achmea op bijna 6,5% uitkwam. Verder zijn in de praktijk van [appellant] opvallend hoge kosten gemaakt voor preventieve voorlichting/instructies en gebitsreiniging.
26. Niet in geschil is dat de verklaringen die [appellant] heeft gegeven voor de geconstateerde praktijkvariaties voor preventieve voorlichting en gebitsreiniging door Achmea als afdoende zijn beschouwd en dat deze verrichtingen niet verder in de materiële controle zijn betrokken. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de door Achmea geconstateerde praktijkvariatie ten aanzien van het maken van de grote foto’s en de ten aanzien van deze verrichtingen voortgezette materiële controle. Achmea heeft de verklaringen van [appellant] ten aanzien van deze praktijkvariatie niet steekhoudend geacht, waarbij zij [appellant] in de eerder genoemde brief van 10 oktober 2014 heeft medegedeeld dat zijn praktijk in de benchmark is vergeleken met praktijken die ook de beschikking hebben over OPG apparatuur. Verder heeft Achmea kenbaar gemaakt dat het verweer van [appellant] deels casuïsistisch is (collegae in die buurt die heel weinig foto’s maken) en om die reden niet steekhoudend. Daarnaast is medegedeeld dat Achmea ziet dat het aantal X10 (kleinere foto’s) iets kleiner is ten opzichte van de benchmark (-7%) maar dat dit geen verklaring vormt voor het veel grotere aantal X21 (grote foto’s) ten opzichte van de benchmark (+386%). Bij brief van 8 januari 2015 heeft Achmea naar aanleiding van de vraag waarom [appellant] verklaringen ten aanzien van de geconstateerde praktijkvariatie van voor de OPG’S niet afdoende zijn, nog medegedeeld dat ervoor het maken van röntgenfoto’s een duidelijke richtlijn (Richtlijn tandheelkunde radiologie (2013)) bestaat waaraan [appellant] zich als tandarts dient te houden. Uit de analyses van Achmea en het eerder toegezonden informatieboekje blijkt dat [appellant] voor het behandeljaar 2013 voor bijna 32% van de verzekerden in de basisverzekering een OPG heeft gedeclareerd terwijl het gemiddelde van de vergelijkbare praktijken (n=825) met een OPG apparaat op bijna 6.5% uitkomt. In antwoord op vragen van [appellant] heeft Achmea in de brief van 8 januari 2015 nog toegelicht dat zij naar aanleiding van een sterk afwijkende praktijkvariatie bij [appellant] een specifieke risicoanalyse heeft uitgevoerd voor de uitkomsten waarvan is verwezen naar het Informatieboekje.
27. Naar het oordeel van het hof heeft Achmea met de hiervoor weergegeven informatie en toelichtingen haar handelwijze met betrekking tot de selectie van de praktijk van [appellant] voor het uitvoeren van de materiële controle en haar conclusie dat [appellant] geen afdoende verklaring heeft gegeven voor de afwijkingen in zijn declaratiegedrag met betrekking tot de X21 foto’s, in redelijke mate (voldoende) inzichtelijk, toetsbaar en verifieerbaar gemaakt. Het hof tekent hierbij aan dat niet in geschil is dat één van de instrumenten die Achmea op grond van het Protocol Materiële Controle in het kader van de algemene controle ter beschikking staan is:
“het op het declaratiebestand uitvoeren van statistische analyse en logica/verbandcontrole”.Uit de stukken – in het bijzonder het Algemeen Controleplan Materiele Controle (prod. 4 bij CvA) – blijkt dat Achmea dergelijke statistische analyses daadwerkelijk uitvoert
.Achmea heeft in haar brief van 17 juli 2014 en het bijgevoegde Informatieboekje aan [appellant] de uitkomsten van deze analyses ter zake van de praktijk van [appellant] aan [appellant] medegedeeld. Blijkens haar brief van 10 oktober 2014 heeft zij op basis van de toelichtingen die [appellant] heeft gegeven, een aanvullende analyse op haar declaratiedata uitgevoerd waarmee is getracht om enkele van de door [appellant] gegeven verklaringen voor de geconstateerde praktijkvariaties met cijfers te toetsen. Dit heeft, kort gezegd, onder meer tot conclusie geleid dat het marginaal kleinere aantal X10 foto’s ten opzichte van de benchmark geen verklaring vormt voor het veel grotere aantal X21 foto’s. Voor zover [appellant] wil betogen dat Achmea onder de toepasselijke wet- en regelgeving verplicht is hem, kort gezegd, alle (statistische) materialen, (reken)methoden en (cijfermatige) data te verstrekken die Achmea heeft gebruikt bij de uitvoering van haar analyses, volgt het hof [appellant] niet in dit betoog. In de wet- en regelgeving valt geen steun te vinden voor toewijzing van de door [appellant] gevorderde verklaring voor recht op dit punt. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen biedt de enkele stelling dat Achmea zich proportioneel, transparant, toetsbaar en controleerbaar moet opstellen en dat [appellant] alleen op deze wijze de rechtmatigheid van het handelen van Achmea kan beoordelen, daartoe in elk geval onvoldoende grondslag.
28. Het hof overweegt tot slot dat Achmea grief 10, gericht tegen r.o. 4.16 van het vonnis, voldoende heeft weerlegd. Achmea heeft daartoe toegelicht dat een eerste selectie van de data heeft plaatsgevonden op verzekerden van jonger dan 18 jaar. In het bestand dat [appellant] later ter controle heeft ontvangen waren ten onrechte gegevens van veertien volwassenen opgenomen. Dit betroffen gegevens van verzekerden van FBTO waarbij niet was gefilterd op verzekerden jonger dan 18 jaar. Het was voor Achmea duidelijk waar en wanneer deze foutieve toevoeging heeft plaatsgevonden en zij heeft op grond daarvan geconcludeerd dat dit geen enkele invloed heeft gehad op het bestand waarop de analyse is gebaseerd. Het hof tekent hierbij nog aan dat Achmea dit ook reeds in de brief van 20 september 2017 naar aanleiding van het proces-verbaal van de comparitie van partijen aan de rechtbank heeft medegedeeld. Deze gegevens zijn volgens deze brief niet gebruikt en hebben geen gevolgen gehad voor de uitkomst van de analyse. Dit nog daargelaten is door [appellant] onvoldoende gemotiveerd bestreden dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, deze veertien volwassen (in elk geval) de grote afwijkingen die zijn geconstateerd (in de X21 foto’s) niet kunnen verklaren.
29. Dit betekent dat de grieven voor zover gericht tegen de afwijzing van de gevorderde verklaring voor recht geen doel treffen.
30. De grieven voor zover gericht tegen de in het petitum van het vonnis toegewezen vordering in reconventie falen eveneens. Voor zover deze zijn gebaseerd op de hiervoor verworpen stelling van [appellant] dat Achmea alle door hem gevorderde informatie dient te verstrekken (en al zijn vragen dient te beantwoorden) voordat Achmea kan verlangen dat hij zijn (verdere) medewerking verleent aan de materiële controle, verwijst het hof naar hetgeen hiervoor is overwogen en beslist.
31. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat Achmea onvoldoende zekerheid heeft verkregen over de rechtmatigheid en doelmatigheid van zijn declaratie gedrag en dat de inzet van een detailcontrole noodzakelijk was, doordat [appellant] heeft geweigerd een aantal vragen te beantwoorden en zijn antwoorden de afwijkingen onvoldoende verklaren. Anders dan [appellant] betoogt valt niet in te zien dat Achmea in de gegeven omstandigheden [appellant] niet had mogen uitnodigen om in een gesprek tot een oplossing te komen om uit de ontstane impasse te geraken, aan welk verzoek [appellant] overigens geen gevolg heeft gegeven. Het hof voegt hier nog aan toe dat Achmea er terecht op heeft gewezen dat datacontrole slechts een eerste stap is in de materiële controle en dat daarom aan de zorgaanbieder altijd een toelichting gevraagd wordt als zijn declaratiegedrag afwijkt, hetgeen ook hier is gebeurd.
32. In de toelichting op grief 11 is nog aangevoerd dat Achmea niet proportioneel heeft gehandeld. Volgens [appellant] zag zij blijkens de correspondentie zelf ook een minder belastende vorm van detailcontrole. Dit bezwaar treft geen doel. In de brief van 8 januari 2015 heeft Achmea aan [appellant] medegedeeld dat zij, zoals reeds aangegeven, vindt dat de praktijkvariatie dermate opvallend is dat op basis van de verklaringen van [appellant] met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de zorg terecht is verleend. Zij ziet echter nog een andere, minder ingrijpende vorm van detailcontrole waarmee deze zekerheid alsnog kan worden verkregen. Deze optie betreft het verstrekken van de individuele indicatiestellingen per verzekerde waarvoor een OPG is gedeclareerd. In de bijlage bij deze brief heeft Achmea alle bij haar gedeclareerde prestatiecodes X21 in het behandeljaar 2013 meegestuurd, met het verzoek om binnen 30 dagen het volledig ingevulde Excelbestand met detailregels te retourneren. Achmea heeft in haar brief toegelicht dat zij de door [appellant] aangeleverde informatie zal laten beoordelen door een adviserend tandarts van Achmea , waarna een definitieve conclusie over deze materiële controle zal volgen. Mocht het verstekken van de individuele indicatiestelling niet leiden tot de gewenste inzicht dan zal Achmea alsnog een dossiercontrole voorstellen, aldus de brief.
33. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat [appellant] uitsluitend bereid was om aan dit voorstel mee te werken als Achmea een door hem opgestelde “Verklaring en Garantie” zou ondertekenen. Achmea wenste deze verklaring niet te ondertekenen en was daar naar het oordeel van het hof ook niet toe gehouden. Het is immers niet gebleken dat dit verzoek van [appellant] zijn grondslag vindt in de toepasselijke wet- en regelgeving. Bij deze stand van zaken kon Achmea de door haar voorgestelde, minder belastende vorm van controle niet uitvoeren. Ook in de periode daarna is [appellant] (ten onrechte) voorwaarden blijven stellen aan zijn medewerking aan de uitvoering van een detailcontrole. In dat licht bezien volgt het hof [appellant] niet in zijn betoog dat Achmea disproportioneel zou hebben gehandeld. Bij de hiervoor weergegeven stand van zaken heeft de rechtbank terecht de reconventionele vordering van Achmea toegewezen.
34. Voor zover [appellant] betoogt dat Achmea niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit het Protocol Materiële Controle (door geen nauwkeurig controledoel te formuleren, door pas in een laat stadium detailcontroles uit te voeren of door na te laten een specifiek controledoel – en plan vast te stellen), gaat het hof hieraan voorbij. [appellant] heeft nagelaten met de benodigde duidelijkheid toe te lichten waarom eventuele tekortkomingen in de door Achmea te volgen procedure er toe zou moeten leiden dat [appellant] thans niet zou behoeven mee te werken aan de detailcontroles. Daar komt nog bij dat Achmea – met stukken onderbouwd – heeft toegelicht welke stappen zij achtereenvolgens heeft gezet om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat ter zake van de X21 foto’s een detailcontrole bij de praktijk van [appellant] noodzakelijk was. Uit die toelichting volgt dat Achmea is begonnen met het formuleren van controledoelen en op basis van een risicoanalyse een algemeen controleplan heeft vastgesteld, waarin wordt beschreven welke controle instrumenten zijn ingezet (zie prod. 4 bij conclusie van antwoord). Vervolgens is op basis van een statistische analyse de praktijk van [appellant] in beeld gekomen. [appellant] heeft hierover bericht gekregen (Informatieboekje) en is op een aantal specifieke punten gevraagd om een nadere toelichting. Pas nadat was gebleken dat deze toelichting voor Achmea niet toereikend was heeft zij aangekondigd over te gaan tot een meer belastende detailcontrole, waarover zij [appellant] ook heeft geïnformeerd. Het is niet komen vast te staan dat Achmea aldus heeft nagelaten (op rechtens relevante punten) de werkwijze uit het Protocol in acht te nemen.
35. Uit het voorgaande volgt dat de grieven geen doel treffen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, team handel, van 6 december 2017;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 726,-- aan verschotten en € 3.222,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.M.E. Arpeau, C.A. Joustra en R.F. Groos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.