Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 11 juni 2019
[appellant],
Corrocoat Benelux B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
1 april2018.
mee om zich voor te stellen als nieuw contactpersoon en kunnen we de rest van je opzegtermijn inplannen. Het heeft inderdaad geen zin meer om actief afspraken te maken maar dan kunnen we hier nog wat administratieve zaken afhandelen.In ieder geval is het handig om volgende week nog even naar Heidelberg te gaan met Ismail. Akzo Hengelo hoeft niet dat pikken wij verder hier op.Laat even per omgaande weten wat je planning nog is zodat we dit kunnen afstemmen met [collega 2] en [collega 1].”
primair: te verklaren voor recht dat Corrocoat vanwege ernstig verwijtbaar handelen en nalaten geen rechten meer kan ontlenen aan het tussen partijen overeengekomen concurrentie- en relatie beding,
subsidiair: het tussen partijen overeengekomen concurrentie- en relatiebeding deels te vernietigen, zodat [appellant] bij Perspect Contracting & Services B.V. in dienst kan treden,
meer subsidiair: te bepalen dat Corrocoat is gehouden om gedurende een jaar (de duur van het concurrentie- en relatie beding) een vergoeding aan [appellant] van € 1.850,00 bruto per maand te betalen, om deze in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien,
principaal hoger beroepverzoekt [appellant]:
dat
subsidiair– als de primair verzochte gefixeerde schadevergoeding wordt afgewezen – een gefixeerde schadevergoeding van 5.507,42 bruto wordt verzocht, en
de
meer subsidiairgevorderde maandelijkse vergoeding voor de duur van het concurrentie- en relatiebeding niet langer wordt verzocht,
incidenteel hoger beroepverzoekt Corrocoat om [appellant] te veroordelen (a) tot betaling aan haar van een bedrag van € 5.948,01 met wettelijke rente en (b) in de kosten van beide instanties (met nakosten).
principale grieven 1 tot en met 3richten zich tegen het oordeel over de dringende reden en de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet (r.o. 4.1.2 en 4.1.3). Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
“volledig van slag was”en
“compleet dichtsloeg”en daarom niet volledig en precies uit de doeken heeft kunnen doen hoe zijn dagbesteding op
13 februari 2018 was geweest. Corrocoat heeft dit gemotiveerd bestreden en gesteld dat [appellant] rustig en beheerst was in dat gesprek, stil viel toen hij op aantoonbare fouten werd gewezen en kalm na het gesprek is vertrokken nadat hij zijn persoonlijke spullen van zijn werkplek had gehaald. Dit vindt bevestiging in de schriftelijke verklaringen van [manager Corrocoat], de heer [bedrijfsleider] (bedrijfsleider) en van collega [collega 2] (productie 11 verweerschrift hoger beroep). De laatste heeft geschreven over zijn beleving van de mentale toestand van [appellant] die dag:
‘black-out’en neemt voorshands aan dat [appellant] op 14 februari 2018 welbewust heeft verklaard en nagelaten te verklaren, op de wijze zoals verwoord in de ontslagbrief.
13 februari 2018 (a) in de ochtend onderweg was naar een vestiging van een klant in Duitsland (Pfeifer & Langen) te Appeldorn, (b) telefonisch van iemand van een andere vestiging van Pfeifer & Langen vernam dat de vestiging te Appeldorn gesloten was, waarna hij (c) zijn plan bijstelde en bij wijze van ‘koude acquisitie’ een potentiële klant in de buurt heeft bezocht, daarna naar huis is gereden en (d) tussen 15.00 en 15.30 uur weer thuis was. Corrocoat stelt dat deze verklaring ongeloofwaardig en feitelijk onwaar is. Het hof gaat hier voorshands in mee, om de volgende redenen.
“een aantal zaken op de bouwtekening[kon]
aantekenen”(verzoekschrift eerste aanleg sub 2.19, beroepschrift sub 3.8) en later dat dit niet zo was, maar dat het hem ging om
“overdrachtsnotities voor collega’s”(pleitnota hoger beroep sub 30). Dit is geen geloofwaardige voorstelling van zaken. Overigens heeft [appellant] het maken van deze overdrachtsnotities onvoldoende onderbouwd, bijvoorbeeld door deze over te leggen.
“aangezien de afspraak met EKK was geannuleerd in verband met zijn opzegging”(verzoekschrift eerste aanleg sub 2.25). Deze reden is dus in strijd met de eerder bedoelde verklaring van [appellant] dat de afspraak met Pfeifer & Langen al vóór zijn opzegging was gemaakt. Dan kan de afspraak bij Pfeifer en Langen geen verband houden met het annuleren van de afspraak met EKK ná de opzegging.
“dat die meneer wat informatie wilde”(proces-verbaal in hoger beroep) en
“om daar weer werk te krijgen”(pleitnota sub 26). Dit overtuigt niet gezien de gemaakte afspraken over de verdere inzet van [appellant]. Er was immers afgesproken dat [appellant] niet meer actief zou acquireren.
“in verband met problemen met tankbodems”(verzoekschrift eerste aanleg sub 2.12), maar in hoger beroep aanvoert dat hij in de auto door de medewerker van Pfeifer & Langen werd gebeld (beroepschrift sub 3.14). Dit is tegenstrijdig.
nietop 13 februari 2013 (a) in de ochtend onderweg was naar een vestiging van een klant in Duitsland (Pfeifer & Langen), (b) telefonisch vernam dat deze vestiging gesloten was, waarna hij (c) zijn plan bijstelde en bij wijze van ‘koude acquisitie’ Akrum Pumpen Gmbh heeft bezocht, daarna naar huis is gereden, een inktpatroon heeft gekocht, om daar verder thuis te werken, en daar dus over heeft gelogen. [appellant] zal in de gelegenheid worden gesteld dit bewijs te ontzenuwen.
Beslissing
- laat [appellant] toe het bewijs te ontzenuwen dat hij niet op 13 februari 2013 (a) in de ochtend onderweg was naar een vestiging van een klant in Duitsland (Pfeifer & Langen), (b) telefonisch vernam dat deze vestiging gesloten was, waarna hij (c) zijn plan bijstelde en bij wijze van ‘koude acquisitie’ Akrum Pumpen Gmbh heeft bezocht, daarna naar huis is gereden, een inktpatroon heeft gekocht, om daar verder thuis te werken;
- bepaalt dat, indien [appellant] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden juli tot en met december van 2019, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.