In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1986, was als bestuurder van een auto betrokken bij een verkeersongeval op 24 maart 2016 te 's-Gravenhage, waarbij een andere bestuurder zwaar lichamelijk letsel opliep. Het hof oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de botsing. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Na cassatie door de Hoge Raad werd de zaak terugverwezen naar het hof voor herbehandeling.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 mei 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de argumenten van de verdachte overwogen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van ongeveer 60 km/u, sneller dan de toegestane 50 km/u, over de Erasmusweg reed en een rood verkeerslicht negeerde, wat resulteerde in een frontale botsing. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 8 maanden. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de schade door de verzekeraar was vergoed.
Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar het vonnis voor het overige bevestigd, met inachtneming van de aangebrachte gronden. De beslissing is genomen in het belang van de verkeersveiligheid en de ernst van de gedragingen van de verdachte.