ECLI:NL:GHDHA:2019:1274
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- A.H.N. Stollenwerck
- A.N. Labohm
- C.M. Warnaar
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de draagkracht van een IB-ondernemer in het kader van alimentatieverplichtingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende alimentatieverplichtingen tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man, die als IB-ondernemer werkzaam is, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 8 juni 2018 aangevochten, waarin de kinderalimentatie op € 765,- per maand en de partneralimentatie op € 2.000,- per maand was vastgesteld. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld aan de hand van zijn winst uit onderneming, balans en kasstroom, en heeft daarbij ook de schuldenproblematiek van de man in overweging genomen.
De man heeft aangevoerd dat hij door een daling van zijn inkomsten en een hoge schuldenlast niet in staat is om alimentatie te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat de man in de jaren 2016 tot en met 2018 een dalende tendens in zijn inkomen vertoont en dat hij een aanzienlijke schuldenlast heeft. De vrouw heeft de stellingen van de man betwist en verzocht om de alimentatie conform de Tremanormen vast te stellen.
Na beoordeling van de financiële situatie van de man, heeft het hof geconcludeerd dat hij geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen. De verzoeken van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie en partneralimentatie zijn afgewezen. Tevens is bepaald dat de vrouw eventueel ontvangen alimentatie niet hoeft terug te betalen, gezien het consumptieve karakter van deze betalingen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.