Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
LJNBM5825, HR 9 juli 2010,
LJNBM6412).
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een onder bewind gestelde vader en zijn kinderen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.D.M. Duijsings-Mahangi, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin een tijdelijk contactverbod was opgelegd. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.B. van den Ouden, verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, omdat hij onder bewind was gesteld en de procedure niet door de bewindvoerder was ingeleid.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader zelf kan procederen in deze zaak, omdat het niet gaat om onder bewind gestelde goederen, maar om het contact met zijn kinderen. De vader heeft ter zitting zijn inspanningen toegelicht om zijn leven weer op de rails te krijgen, waaronder hulpverlening en werk. De moeder heeft echter haar zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen tijdens het contact met de vader, vooral gezien zijn verleden met middelengebruik.
Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het tijdelijke contactverbod voor de duur van een jaar is gehandhaafd. Het hof oordeelde dat de positieve ontwikkelingen van de vader nog prematuur zijn en dat het vertrouwen van de moeder in de veiligheid van de kinderen nog niet is hersteld. De vader kan zich in de komende maanden richten op zijn herstel en het opbouwen van vertrouwen met de moeder.