ECLI:NL:GHDHA:2019:1153

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
200.182.126/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met facturen en onrechtmatig handelen werknemer in de zorgsector

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, staat de appellant, een voormalig manager ICT bij Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Delfland, centraal. Hij wordt beschuldigd van onrechtmatig handelen en fraude met facturen. De appellant heeft gefraudeerd door facturen in rekening te brengen voor goederen en diensten die niet zijn geleverd, en door onterecht hoge marges te berekenen. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen waarin de grieven van de appellant zijn behandeld. In het vervolg van de procedure heeft GGZ Delfland een specificatie van haar vordering ingediend, waarin zij stelt dat de schade die zij heeft geleden door de frauduleuze facturen aanzienlijk is. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij heeft geprofiteerd van de orders die hij namens GGZ Delfland aan leveranciers heeft verleend. De schade die GGZ Delfland heeft geleden, is vastgesteld op € 330.413,15, die de appellant aan de stichting moet vergoeden. Het hof heeft de vordering van GGZ Delfland toegewezen en de appellant veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De appellant is ook veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer: 200.182.126/01
Zaaknummer rechtbank : 1168211 \ CV EXPL 12-33447
arrest van 21 mei 2019
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. C.J. Berghout te Rijswijk,
tegen
Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Delfland,
gevestigd te Delft,
geïntimeerde,
hierna te noemen: GGZ Delfland,
advocaat: mr. D.J.G. Timmermans te Leiden.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het tussen partijen aanhangige geding verwijst het hof naar het arrest van 25 juli 2017 (hierna: het tussenarrest).
1.2
GGZ Delfland heeft vervolgens een memorie van antwoord na pleidooi genomen en producties overgelegd. Bij brief van 22 september 2017 heeft zij een rectificatie aangebracht op de bij productie 59 gegeven toelichting per factuur. [appellant] heeft op de memorie van GGZ Delfland gereageerd met een memorie van antwoord na pleidooi, met producties.
1.3
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1
In het tussenarrest zijn de grieven I, XIII en XIV-XXIV al afgedaan. Verder is in het tussenarrest – kort gezegd – overwogen dat de grieven II-V falen voor zover [appellant] daarin betoogt dat sprake was van een normale zakelijke samenwerking tussen hem en [X] en dat er geen aanwijzingen zijn dat hij persoonlijk heeft geprofiteerd van deze samenwerking. Voorts heeft het hof geoordeeld dat vaststaat dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld jegens GGZ Delfland, maar dat de omvang van het onrechtmatig handelen – en daarmee de schade – nog niet vaststaat. Het hof heeft GGZ Delfland verzocht om een nadere toelichting op welke fraude-incidenten haar vordering ziet en om een specificatie van haar vordering van € 431.620,-.
2.2
GGZ Delfland heeft naar aanleiding van het tussenarrest een specificatie gegeven van haar vordering en heeft daarbij per onderdeel van de vordering (factuur) toegelicht waarom zij van mening is dat desbetreffende factuur frauduleus is en welke schade zij als gevolg daarvan heeft geleden. Samengevat weergegeven komt de toelichting van GGZ Delfland hierop neer:
  • GGZ Delfland heeft 242 facturen overgelegd, die zij (aanvankelijk) als frauduleus heeft bestempeld. Daarvan heeft GGZ Delfland 21 facturen (aangemerkt als
  • GGZ Delfland is in haar memorie van antwoord na tussenarrest tot de conclusie gekomen dat de totale schade die zij door toedoen van [appellant] heeft geleden € 715.193,41 bedraagt. Dat bedrag ligt aanzienlijk hoger dan het schadebedrag dat zij aanvankelijk had berekend op basis van de (oorspronkelijke) lijst frauduleuze facturen die zij in de conclusie van antwoord in reconventie heeft opgenomen. (€ 431.620,-). GGZ Delfland heeft haar vordering op [appellant] evenwel niet gewijzigd.
  • De facturen die GGZ Delfland bij memorie van antwoord na tussenarrest heeft overgelegd, hebben betrekking op drie periodes: (1) de periode waarin [appellant] samenwerkte met Data Wells (factuurnrs. 1 tot en met 152), (2) de periode waarin [appellant] samenwerkte met [ICT ...] (factuurnrs. 153 tot en met 233), en (3) de periode dat [appellant] samenwerkte met It Become One (hierna: IBO) (factuurnrs. 234 tot en met 242).
  • De facturen zijn in drie categorieën ingedeeld: facturen voor zaken en/of diensten die niet zijn geleverd (B-Facturen), facturen voor zaken en/of diensten die bestemd zijn voor [appellant] in privé, althans anderszins ten onrechte bij GGZ Delfland in rekening zijn gebracht (C-facturen), en facturen voor zaken en/of diensten die wel zijn geleverd, maar waarbij door toedoen van [appellant] een te hoge marge is berekend (D-facturen). Een aantal facturen valt zowel in de categorie B als in de categorie D.
  • [appellant] heeft zich actief bemoeid met de facturering en het prijsbeleid van Data Wells en [ICT ...] ; hij dicteerde welke prijs zij bij GGZ Delfland in rekening moesten brengen. De marges die aldus in rekening werden gebracht waren absurd groot. In alle gevallen dat een te hoge marge is berekend (de D-facturen), moet de schade volgens GGZ Delfland worden geschat omdat niet met zekerheid valt te zeggen wat de “juiste” marge zou zijn geweest. Dit heeft GGZ Delfland op de volgende wijze gedaan: GGZ Delfland is bekend met de inkoopprijzen van Data Wells en [ICT ...] omdat zij in het kader van het onderzoek heeft kunnen beschikken over hun bankrekeningen. Deze inkoopprijzen heeft GGZ Delfland verhoogd met een marge van 12,5%. Het verschil tussen deze marge en de werkelijk berekende marge is, volgens GGZ Delfland, de schade. De marge van 12,5% heeft zij ontleend aan een uitspraak van rechtbank Rotterdam van 8 juni 2016. Zij meent dat deze marge in ieder geval niet te hoog is omdat uit andere (niet frauduleuze) facturen van Data Wells en [X] blijkt dat er doorgaans een marge tussen de 3-5% werd berekend.
  • Data Wells en [ICT ...] hebben veel verdiend aan de klandizie van GGZ Delfland: respectievelijk € 339.803,67 (in ruim acht maanden) en € 1.245.930,51 (in ruim 17 maanden). [appellant] heeft van [Z] (eigenaar van Data Wells) en [X] in diezelfde periodes substantiële vergoedingen ontvangen (respectievelijk € 70.410,52 en € 256.379,20).
  • GGZ Delfland is van mening dat het hof de kunstgrepen van [appellant] als een geheel zou moeten nemen. Omdat [appellant] als enige wist bij welke leveranties wel werd gefraudeerd en bij welke niet, is zij verder van mening dat omkering van de bewijslast op zijn plaats is en dat [appellant] de legitimiteit van de door GGZ Delfland betwiste leveranties moet bewijzen.
  • GGZ Delfland heeft in de memorie van antwoord na tussenarrest onder nr. 38 verwezen naar een aantal bewijsaanbiedingen in haar conclusie van antwoord in reconventie. Het gaatmet name om het aanbod te bewijzen door middel van (getuigen)bewijs dat sprake is van frauduleuze facturen. En om het leveren van het bewijs dat [appellant] en [X] (in hun samenwerking) hebben gefraudeerd.
2.3
[appellant] heeft in zijn memorie van antwoord na pleidooi weersproken dat hij heeft gefraudeerd. Hij verwijst daarbij naar een aantal verklaringen die zijn afgelegd in het kader van de strafzaak die tegen hem is gevoerd.
 De eerste verklaring is die van [A] , die tot en met de zomer van 2010 gedurende 1,5 à 2 jaar werkzaam was bij GGZ Delfland als [functie] en in die periode [appellant] ’s leidinggevende was. [A] is door de rechter-commissaris als getuige in de strafzaak tegen [appellant] gehoord. Hij omschrijft [appellant] als “vakinhoudelijk sterk”, “een goede ICT professional die met weinig geld de zaken goed op orde kon krijgen.” Dit heeft [A] als volgt toegelicht:
“GGZ liep achter op het gebied van automatisering. Technisch hebben we alles goed op orde gebracht, er kwamen goede software en een goede helpdesk. Als het gaat om de kosten werk ik altijd met benchmarks. Als ik de ICT-kosten toetste aan die benchmark, deden we (de organisatie) het goed. (…) U vraagt mij of [appellant] ook begrotingen heeft moeten opstellen. Ja. Ik had vervolgens vijf controllers rondlopen, die kijken of je op koers loopt om de targets te halen en die soms voorstellen nog eens een offerte bij een andere leverancier aan te vragen. (…) U zegt mij [ [appellant] ] vindt dat hij door het openbaar ministerie wordt afgeschilderd als een meedogenloze fraudeur en zakkenvuller. U vraagt of ik [appellant] in dat beeld herken. Laat ik het zo zeggen: ik sta in de markt bekend als een betrouwbare en degelijke interim-manager. Mocht ik ontdekken dat iemand niet integer is, dan gaat hij eruit, want anders verlies ik mijn goede naam. (…) Na mijn vertrek, is [Y] benoemd in de facilitaire functie. (…) Voor mij was het duidelijk: dat wordt oorlog daar, want die twee ( [Y] en [appellant] ) lagen elkaar niet. Twee stevige persoonlijkheden, dat ging hem niet worden. Uiteindelijk is het ook helemaal fout gegaan. In mijn ogen is [Y] degene die dit hele traject heeft aangezwengeld – los van wat er waar van is, en wat niet. (…) Ik bedoel dat hij volgens mij recherchebureau […] heeft ingeschakeld.”
 De tweede verklaring is van [B] , die eerst aan Data Wells en later aan [ICT ...] de sms-bevestigingsdienst 2Confirm aanleverde. Deze dienst werd door Data Wells/ [ICT ...] vervolgens doorverkocht aan GGZ Delfland voor een prijs die ongeveer driemaal hoger was dan de inkoopprijs. [B] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris in de strafzaak het volgende verklaard:
“Over zowel het politieverhoor als mijn gesprek met […] kan ik u overigens zeggen dat ik dat gekleurd vond. U vraagt mij dat uit te leggen, als het gaat om mijn politieverhoor. Op een gegeven moment toonden ze mij een factuur van 400 euro. Zij zeiden: kijk, bij GGZ is er 1000 euro in rekening gebracht, dan vinden wij wel een erg hoge marge. Daaruit bleek voor mij dat de rechercheurs totaal niet snapten hoe het in de zakenwereld in zijn algemeenheid (en in telecomland in het bijzonder) werkt. Kijk, een smsje kost Vodafone 0,0001 cent. Toch wordt aan u en mij als klant twaalf cent in rekening gebracht. Die marges zijn nu eenmaal enorm. Bovendien geldt: als zakenman wil je winst maken en als de klant bereid is jouw vraagprijs te betalen, dan is daar toch niets mis mee? U vraagt of u uit het eerste stuk van mijn antwoord (dat ging over ‘telecomland’) mag afleiden dat ik Data Wells (of [X] / [Z] ) als telecombedrijf zie, of als een bedrijf dat qua type of dienstverlening gelijkt een telecombedrijf zie, of als bedrijf dat qua type product of dienstverlening gelijk te schakelen is met Vodafone. Nee, dat niet. Ik gaf dat voorbeeld alleen om u te illustreren dat de marges die Vodafone hanteert vele malen hoger zijn dan de marges die [X] en [Z] hanteerden. De marges die [X] en [Z] hanteerden vond ik overigens niet extreem hoog.”
 [appellant] betwist verder de verklaring van [C] ( [functie] bij GGZ Delfland). Volgens [appellant] blijkt uit de getuigenverklaring van [C] tegenover de rechter-commissaris dat hij niet geheel op de hoogte was van het reilen en zeilen binnen de afdeling ICT, in het bijzonder als het gaat om het bestellen van goederen en diensten. GGZ Delfland is ten onrechte vrijwel geheel op diens verklaringen afgegaan. In feite kan er slechts worden geconcludeerd dat [C] bepaalde goederen niet heeft kunnen traceren aan de hand van de omschrijvingen op de facturen. Maar dat betekent niet dat die goederen niet geleverd zijn en dat het gaat om valse facturen.
2.4
[appellant] wijst er verder op dat hij door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag voor slechts vier facturen is veroordeeld wegens oplichting en/of valsheid in geschrifte: de Renault Megane (€ 800,-) fotoapparatuur (€ 4.401,95) en twee facturen met de vermelding “NEN” (respectievelijk € 2.380,- en € 4.896,85). Ter zake van de overige facturen die in de strafzaak aan de orde waren (lampen, consultancy, 2Confirm-diensten, websites, special build PC, dubbele facturen, vervanging c-build en Perspektief) heeft de strafkamer geoordeeld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor een veroordeling.
2.5
Het hof stelt het volgende voorop. De onderhavige procedure kan niet los worden gezien van het onderzoek dat GGZ Delfland heeft laten uitvoeren door Bureau […] en het daaruit voortvloeiende strafrechtelijke onderzoek ( […] ). De resultaten van beide onderzoeken bevinden zich in het dossier en beide partijen beroepen zich veelvuldig op de daarin opgenomen getuigenverklaringen en onderzoeksresultaten. [appellant] , [X] en [Z] (eigenaar van Data Wells) zijn gedurende de strafrechtelijke procedure alle drie als verdachte aangemerkt, maar – voor zover bij het hof bekend – zijn uiteindelijk alleen [appellant] en [X] strafrechtelijk vervolgd. Ook de verklaringen die zij als verdachten in het strafrechtelijk onderzoek hebben afgelegd, zijn voor de beoordeling van de onderhavige zaak van belang.
2.6
Voor een goed begrip van de zaak is met name relevant de verklaring die [C] heeft afgelegd omdat hij een aantal ongerijmdheden met betrekking tot de facturen in de administratie van GGZ Delfland heeft aangetroffen. [C] is degene geweest die op een gegeven moment een factuur onder ogen kreeg waar hij “geen kaas van kon breien”, omdat de omschrijving op de factuur niet klopte. Later zag hij meer van dit soort facturen. Naar aanleiding van zijn melding bij de raad van bestuur is […] ingeschakeld. [C] is (zo begrijpt het hof) nauw betrokken geweest bij het identificeren van de facturen die volgens GGZ Delfland frauduleus zijn. [C] heeft in zijn getuigenverhoor tegenover de rechter-commissaris onder meer het volgende verklaard:
“Mij viel allereerst op dat diverse rekeningen meermalen waren ingediend. Daarnaast was er sprake van een chaos in de omschrijvingen. Daarmee bedoel ik dat er een code op de factuur stond opgenomen, waar je totaal niet uit kon afleiden welk product het betrof, ik zeg maar wat, ‘S498’ ofzo. Het derde voorbeeld dat ik uit mijn herinnering nog kan geven is dat van Q-SIG. Daarvan weet ik zeker dat het geen te leveren product of dienst is, maar een protocol. Ten vierde werden er diensten in rekening gebracht die niet geleverd waren. En tot slot waren er veel hoge bedragen in rekening gebracht voor ‘Perspectief’, die niet juist waren. Dat weet ik zeker, omdat ik het project rond Perspectief zelf heb begeleid en samen met KPN heb gedraaid. (…) U, mr. De Koning(advocaat van [X] , hof)
, vraagt of het kan dat anderen buiten mijn medeweten contact hebben gehad (bijvoorbeeld met [ICT ...] ), over werkzaamheden rond Perspectief. Dat is absoluut onmogelijk, want we hadden alle spullen daarvoor al in huis. U zeg dat u uit het dossier een andere indruk krijgt, in die zin dat daar een mail in zit van [E] aan [ICT ...] met een vraag over Perspectief. (…) Dat zou dan een ‘patchkast’ moeten wezen. Dat heeft niks met het netwerk – en daarmee dus ook niks met mijn werk – te maken. Het zou dus, inderdaad, dat zegt u goed, kunnen dat er specifiek hierover buiten mij om contact is geweest tussen [ICT ...] en GGZD.
(…)
U vraag mij of ik de daadwerkelijke leveringen nog hebgecontroleerd.
Nee, dat heb ik niet. Maar de leveringen die op de facturen voorbij kwamenkon
je ook niet controleren, op de facturen stonden namelijk producten die bij GGZD niet bestonden. Zo was er, om u een voorbeeld te geven, een factuur die zag op een mainframe. Dat hebben wij bij GGZD helemaal niet, dat zijn héél grote computers.”
Op een vraag of [C] zicht had op alle ICT-gerelateerde producten en diensten in de hele organisatie, bijvoorbeeld een custom build pc F09-1949 en systeem C40-CWS-1060, antwoordt [C] :
“Nee, ik had niet op alles zicht. Ik weet dat er bij GGZD een aantal custom builds aanwezig zijn. De twee systemen waarvan u mij de nummers expliciet noemt die zeggen mij zo, op basis van enkel die nummers, niets.”
2.7
Het hof zal hieronder achtereenvolgens bespreken de periode dat GGZ Delfland facturen van Data Wells ontving, de periode dat zij facturen van [ICT ...] ontving en de periode dat zij facturen van IBO ontving.
Data Wells
2.8
In de periode februari 2009 tot begin oktober 2009 ontving GGZ Delfland (omstreden) facturen van Data Wells. Volgens GGZ Delfland bedraagt de schade die zij over deze periode als gevolg van het handelen van [appellant] heeft geleden € 286.543,20. Als gezegd was [Z] de eigenaar van Data Wells, maar [X] werkte destijds ook voor Data Wells. Eind 2009 ontstond er onenigheid tussen [Z] en [X] , waarna de samenwerking tussen hen is verbroken. [Z] is door de politie meermalen als verdachte verhoord. In de strafzaken tegen [appellant] en [X] is [Z] door de rechter-commissaris als getuige gehoord. Tijdens dat getuigenverhoor heeft [Z] onder meer het volgende verklaard:
“Voordat ik onder mijn politieverklaringen een handtekening zette, heb ik ze eerst helemaal doorgelezen. Wat ik toen las klopte.”(productie 9 bij memorie van grieven)
2.9
Uit de verklaringen die [Z] ten overstaan van de politie heeft afgelegd, blijkt het volgende. [Z] is onder de naam Data Wells begonnen met het inkopen en doorleveren van computerapparatuur die door [appellant] voor GGZ Delfland werd besteld, zoals servers, computers, harde schijven, telefoons en dergelijke apparatuur. [Z] heeft verder verklaard dat [X] bij hem in Data Wells is komen werken omdat [appellant] dat wilde. [appellant] had een plan gemaakt voor de vervanging van computers bij GGZ Delfland en [Z] vertrouwde erop dat hij en [X] daarmee een goede omzet zouden kunnen maken. [X] ontving maandelijks een vergoeding van [Z] voor zijn werkzaamheden voor Data Wells. [Z] verklaart verder:
“Wel is het zo dat er een afrekening heeft plaats gevonden van mij met [appellant]( [appellant] , hof)
. Het was namelijk zo dat [appellant] zag dat [X]( [X] , hof)
en ik moeite hadden om de omvang van de werkzaamheden binnen DATA WELLS, die behoorlijk groot was door wat er op ons afkwam via GGZ DELFLAND, goed te organiseren. [appellant] heeft toen voorgesteld om ons als adviseur daarmee te gaan helpen. [appellant] wilde voor zijn adviezen en hulp aan ons wel een vergoeding hebben. Dat bestond uit een geldelijke vergoeding maar soms ook uit door middel van een zakenlunch. Over de hoogte van de geldelijke vergoeding is niet gesproken. Zowel [X] als ik konden ons daar in vinden want wij dachten allebei wel dat we op die manier een goed bedrijf op konden zetten. Tevens vond ik dat we bij het beginnen van DATA WELLS ook wel behoorlijk afhankelijk waren van GGZ DELFLAND als eerste klant. Ik vond het dan ook wel een goed idee dat [appellant] ons wilde helpen (…)”
[Z] verklaart verder dat [appellant] zelf bepaalde wat hij wilde hebben voor zijn werkzaamheden. [appellant] verstrekte hulp bij het opzetten van de organisatie, het benaderen van de markt, het logo, algemene voorwaarden en communicatietraining. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat [appellant] diverse keren e-mails heeft verstuurd waarin hij aan [Z] opgaf welke omschrijving er op de factuur aan GGZ moest komen te staan. (Voorbeelden van deze e-mails zijn (onder meer) bij memorie van antwoord door GGZ Delfland aan het hof overgelegd). Op een vraag waarom dat zo gebeurde, antwoordt [Z] :
“Dat komt omdat [appellant] zelf heel bedreven was om aan te geven wat voor een apparatuur en diensten hij wilde hebben. Hij wist precies wat er te koop was. Hij gaf dan alles met merk en partnummers aan wat hij wilde hebben. Als hij dat aan mij aangaf vond ik dat prima en nam ik die omschrijving gewoon over op de door mij op te maken factuur.”
[Z] is verder gevraagd naar de facturen met de omschrijving “NEN-normering”. [Z] had eerder al verklaard dat Data Wells geen werkzaamheden verrichtte met betrekking tot NEN normeringen, terwijl er wel factureren zijn verzonden met de omschrijving “NEN-normering. In het bijzonder gaat het om de facturen 104 en 118 bij memorie van antwoord na tussenarrest. [appellant] is ter zake van deze facturen later strafrechtelijk veroordeeld. De rechter-commissaris heeft [Z] gevraagd om een nadere verklaring over deze facturen. [Z] verklaart vervolgens het volgende:
“Ik wil hier nu over verklaren dat de vermelding op de betreffende facturen met de NEN-normering niet conform de waarheid vermeld zijn. Ik heb, zoals eerder verklaard, met het bedrijf DATA WELLS niets op het gebied van NEN-normering gedaan voor zover ik nu weet. Ik heb deze omschrijvingen op de facturen opgenomen op het verzoek en aangeven van [appellant] . Ik heb daar, zeker in de begintijd dat wij met DATA WELLS aan GGZ DELFLAND mochten leveren, verder niet over nagedacht dat deze vermeldingen van de geleverde diensten en goederen niet juist waren. Ik vertrouwde [appellant] dat het wel goed zou zijn en zo kwam hij ook over.
Pas later kreeg ik zelf het besef dat het toch niet juist kon zijn met de door [appellant] aangegeven vermeldingen op de betreffende facturen. Ook was het zo dat [appellant] ons vertelde dat wij de factuurbedragen die wij aan GGZ DELFLAND in rekening brachten maar flink op moesten rekken. Daarbij gebeurde het ook vaker dat [appellant] zelf een bedrag aangaf wat wij op de factuur op moesten nemen voor de geleverde diensten of goederen. Deze bedragen zijn dan ook door [X] en mij in onderling overleg inderdaad flink opgehoogd. Deze verhogingen waren best aanzienlijk ten opzichte van de factuurbedragen die wij normaal gesproken in rekening zouden hebben gebracht. Doordat [appellant] een zeer innemende en dwingende man was en ik met DATA WELLS, dat dus wel mijn eigen bedrijf was, eigenlijk geheel afhankelijk was van de inkomsten vanaf GGZ DELFLAND omdat dat toen de enige klant was, voelde ik het zo dat ik niets anders kon dan aan de eisen van [appellant] te voldoen. Zoals eerder verklaard is [X] met mij in DATA WELLS komen werken omdat [appellant] dat eiste om zaken te kunnen gaan doen met GGZ DELFLAND, zoals ik al in mijn eerdere verklaring verteld heb. Zoals eerder verklaard had [appellant] zich ook zelf opgeworpen als adviseur van [X] en mij om DATA WELLS goed draaiend te maken en hij wilde daarvoor ook een behoorlijke vergoeding die hij ook zelf vaststelde zoals het hem uitkwam.
(…)
Ik wil U nu ook verklaren dat het inderdaad is voorgekomen dat wij, zowel [X] als ik, op aangeven en verzoek van [appellant] , facturen hebben opgemaakt met omschrijvingen die hij daarvoor opgaf voor diensten en goederen die wij helemaal niet geleverd hebben.
(…)
Zoals verklaard hebben wij verder vele facturen aan GGZ DELFLAND gezonden waarvan de diensten of goederen wel geleverd zijn maar waarvan de factuurbedragen dus aanzienlijk opgehoogd zijn.
Verder heeft [Z] verklaard over de privégoederen die hij voor [appellant] bestelde:
“Wij hebben op verzoek van [appellant] inderdaad ook goederen ingekocht en aan hem geleverd die voor hemzelf waren. Deze goederen zijn vervolgens wel door ons gefactureerd aan GGZ DELFLAND zoals [appellant] ons had aangegeven. (…)
Ik kan (…) niet meer exact vertellen[wat voor goederen er allemaal voor [appellant] in privé zijn ingekocht en aan GGZ DELFLAND in rekening zijn gebracht].
Ik weet wel dat hij op een gegeven moment een zogenaamde blousen-strijkmachine wilde hebben en die hebben wij ook ingekocht en aan hem geleverd. Wij hebben deze bij hem thuis laten afleveren.
Soms was het ook zo dat [appellant] zelf goederen gekocht heeft waarbij hij de factuur van dat bedrijf aan DATA WELLS liet sturen. Hij kwam dan naar ons op kantoor of liet dit per mail weten. Hij verzocht dan om een factuur aan GGZ DELFLAND te sturen waarop wij dan, zoals ik mij nu ook weer herinner, consultancy in rekening moesten brengen aan GGZ DELFLAND voor een door [appellant] aangegeven factuurbedrag.”
Tot slot heeft [Z] verklaard dat hij denkt dat Data Wells in de maanden waarin zij zaken deed met GGZ Delfland een omzet heeft gehad van rond de € 150.000,-. Het hof merkt terzijde op dat GGZ Delfland heeft aangevoerd dat het om een aanzienlijk hogere omzet ging, namelijk meer dan 3 ton. [Z] verklaart voorts:
“ [X] en ik hebben altijd zelf een maandsalaris verdiend van rond de € 1.800,= netto. De rest van het verdiende geld is naar [appellant] gegaan. Zoals ik al verklaard heb wilde [appellant] voor zijn rol als adviseur betaald krijgen en hij maakte zelf uit wat de bedragen daarvoor waren. Wij hebben dat geaccepteerd omdat wij blind afgingen op wat [appellant] zei en voorstelde. We hebben eerder al gesproken over de afrekening die heeft plaatsgevonden toen [X] en ik stopten met onze samenwerking en ik door [appellant] aan de kant ben gezet. Daaruit bleek dat [appellant] een bedrag van ruim € 60.000,= heeft gehad van DATA WELLS.”
2.1
Uit de verklaringen van [Z] blijkt dat GGZ Delfland veruit de belangrijkste klant van Data Wells was, dat [appellant] grote invloed op de gang van zaken bij Data Wells had, dat [appellant] zich indringend bemoeide met de inrichting van de facturen en de bedragen die Data Wells bij GGZ Delfland in rekening zou brengen en dat Data Wells [appellant] aanzienlijke bedragen heeft betaald, waarvan de omvang ook door [appellant] werd vastgesteld. Aan [Z] is tijdens het politieonderzoek onder meer voorgehouden dat in de periode 7 april 2009 tot 30 oktober 2009 in totaal een bedrag van € 61.289,44 van de bankrekening van DataWells is overgemaakt op de bankrekening van [appellant] . [Z] heeft toegelicht dat het gaat om een vergoeding voor [appellant] ’s werk als adviseur.
2.11
De verklaring van [Z] wordt ondersteund door e-mails die zich in het dossier bevinden. In de memorie van antwoord worden hiervan een aantal voorbeelden gegeven:
a) Uit een e-mail van 13 mei 2009 van [appellant] aan Data Wells waarin hij schrijft:
“Als wij dit(verlenging van de Microsoft licenties, hof)
nu eens voor de helft binnen kunnen slepen? Kan ik van mijn bonus fix op vacantie….”(memorie van antwoord nr. 19 en productie 2 bij die memorie). Uit deze e-mail blijkt dat [appellant] zich identificeerde met de zakelijke belangen van Data Wells.
b) In juli 2009 heeft [appellant] een e-mailwisseling met Data Wells over een spelcomputer voor zijn neefje, aangeduid als “special build machine”. Deze computer is volgens GGZ Delfland bij haar gefactureerd (factuur nr. 146), maar niet aan haar geleverd. (Vgl. memorie van antwoord nrs. 90-91, producties 43-45 bij die memorie). [appellant] heeft de desbetreffende factuur niet inhoudelijk betwist, maar slechts aangevoerd dat er geen stempel of handtekening van hem op die factuur staat.
Daarnaast is vermeldenswaard dat de strafkamer van de rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] heeft gefraudeerd ter zake van de facturen 104 en 118; de facturen waarop de omschrijving “NEN-normering” voorkomt. De rechtbank heeft op bladzijde 15 van het strafvonnis de e-mailcorrespondentie tussen [appellant] en [Z] geciteerd, waaruit blijkt dat [appellant] rechtstreeks profiteerde van de betalingen die GGZ Delfland aan Data Wells deed en dat op deze facturen kosten in rekening worden gebracht voor diensten die in werkelijkheid niet zijn geleverd.
2.12
Zoals ook al in het tussenarrest is overwogen, is het hof van oordeel dat vaststaat dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld jegens GGZ Delfland door te profiteren van de orders die hij namens GGZ Delfland aan Data Wells verleende of door bij GGZ kosten in rekening te brengen voor goederen of diensten die in werkelijkheid niet zijn geleverd. [appellant] heeft ervoor gekozen om ten behoeve van GGZ Delfland met Data Wells in zee te gaan, maar heeft daarmee tegelijkertijd zichzelf aanzienlijk financieel bevoordeeld ten koste van GGZ Delfland.
2.13
[appellant] heeft aangevoerd dat hij een beloning heeft ontvangen voor de managementadviezen die hij aan [X] (en, naar het hof begrijpt, ook aan [Z] ) heeft gegeven en, zo begrijpt het hof, dat dit de grond vormt voor de betalingen van Data Wells aan hemzelf. Hij stelt dat hij daarmee in de eerste plaats het belang van GGZ Delfland heeft gediend en dat hij enorme kostenbesparingen heeft gerealiseerd. Hij voert verder aan dat GGZ Delfland op de hoogte was van zijn nevenwerkzaamheden (memorie van grieven, toelichting op grief IV).
2.14
Deze toelichting acht het hof niet toereikend. De facturen die Data Wells aan GGZ Delfland stuurde, omvatten in feite ook een vergoeding voor [appellant] ’s (advies)werkzaamheden bij Data Wells. Met name uit de verklaring van [Z] (in samenhang met de overige hiervoor genoemde aanknopingspunten) blijkt dat [appellant] invloed uitoefende op de omvang van de aan GGZ Delfland in rekening gebrachte bedragen en dat GGZ Delfland soms betaalde terwijl er geen levering van goederen of diensten had plaatsgevonden. [appellant] heeft daarmee niet het belang van GGZ Delfland gediend, ook al is wellicht juist dat hij een goede ICT-manager was, die op een kostenefficiënte wijze leiding heeft gegeven aan de ICT-afdeling van GGZ Delfland. De omstandigheid dat GGZ Delfland (naar [appellant] stelt) ervan op de hoogte was dat hij nevenwerkzaamheden had, betekent nog niet dat GGZ Delfland wist dat [appellant] , via de facturen van Data Wells, een aanzienlijke vergoeding voor zijn advieswerk aan Data Wells bij GGZ Delfland in rekening bracht, laat staan dat GGZ Delfland daarmee akkoord was. Dit ligt ook niet voor de hand, nu deze bijverdienste ten laste van haar kwam.
2.15
Naar het oordeel van het hof staat daarmee vast dat [appellant] GGZ Delfland in ieder geval heeft benadeeld voor het bedrag dat hij van Data Wells heeft ontvangen. Aanvankelijk betoogde GGZ Delfland dat het ging om een bedrag van € 61.289,44, maar in haar memorie van antwoord na pleidooi (nr. 26) stelt zij dat het gaat om een bedrag van € 70.410,52. Zij verwijst daarbij naar pp. 29-45 van het rapport […] . Uit dat rapport blijkt dat in het kader van het strafrechtelijk onderzoek de relevante bankgegevens van [appellant] en [Z] en [X] zijn opgevraagd en dat is geanalyseerd welke betalingen onderling hebben plaatsgevonden. Op p. 43 en p. 45 van het rapport wordt melding gemaakt van, voor zover relevant, de volgende bij- en afschrijvingen van bankrekeningen van [Z] van en naar bankrekeningen van [appellant] :
“- Tussen de boekdata 16 april 2009 en 31 augustus 2009 is een totaalbedrag van € 28.361,98 afgeschreven naar rekening (…) van [appellant] . Als omschrijvingen zijn vermeld: “consultancy fee, consultancy, consultancy inventarisatie en onderzoek Carepacks en adviesrapport tijdregistratie.
- Tussen de boekdata 1 april 2009 en 22 september 2009 is een totaalbedrag van € 61.289,44 afgeschreven naar rekening (…) van [appellant] . Bij deze boekingen staan als omschrijving vermeld: “doorleveren goederen”, “cursus management & development” en “consultancy” en andere dergelijke vermeldingen alsmede verwijzingen naar ICT-gerelateerde zaken.
- Op boekdatum 24 april is een bedrag van € 230,90 bijgeschreven afkomstig van rekening (…) van [appellant] met de omschrijving “retour edcetera”.
Verder is op de boekdatum 30 oktober 2009 een bedrag van € 15.000,- bijgeschreven afkomstig van rekening (…) van [appellant] met de omschrijving “storting bm”.
(…)
- Tussen de boekdata 24 februari 2009 en 18 mei 2009 is een totaalbedrag van € 7000,- afgeschreven naar rekening (…) van [appellant] . Bij deze boekingen staan als omschrijving vermeld: “bijdrage kunst cursus”, “excursie kunst en cultuur” en “dagje cultuur. Dank voor de leuke dag.”
- Tussen de boekdata 7 april en 27 augustus 2009 is een totaalbedrag van € 11.010,- bijgeschreven afkomstig van rekening (…) van [appellant] . Dit betreffen 6 overschrijvingen van telkens € 1835,-. Bij deze boekingen staat als omschrijving vermeld: “cursus gitp”.
Het hof constateert dat de hiervoor genoemde bedragen (opgeteld en afgetrokken) uitkomen op een totaalbedrag van € 70.410,52. [appellant] heeft niet betwist dat hij dit bedrag heeft ontvangen. Meer in het bijzonder heeft [appellant] niet aangevoerd dat hij (een deel van) dit bedrag heeft ontvangen om redenen die niets te maken heeft met de zakenrelatie tussen Data Wells en GGZ Delfland. Dit geldt ook voor het bedrag van € 7.000,-, dat op het eerste gezicht op iets ander lijkt te zien (kunstcursus en -excursie). [Z] heeft aan de politie verklaard dat het ook hier gaat om bedragen die zien op advieswerkzaamheden van [appellant] aan Data Wells (vgl. p. 2 van het proces-verbaal van 19 juli 2012). Daarbij betrekt het hof dat enige toelichting van [appellant] voor de grondslag van de betalingen van [Z] aan hem, ontbreekt.
2.16
GGZ Delfland heeft in haar memorie van antwoord na tussenarrest aangevoerd dat de schade die zij lijdt ter zake van de 152 facturen van Data Wells hoger is, namelijk € 286.543,20. Het is voor het hof zonder nader onderzoek niet te vast te stellen in hoeverre de 152 facturen van Data Wells die GGZ Delfland in het geding heeft gebracht al dan niet frauduleus zijn. De toelichting die GGZ Delfland geeft is daartoe lang niet altijd zonder meer toereikend, mede in het licht van het verweer dat [appellant] daartegen heeft gevoerd. Het hof kan, als gezegd, wel aannemen dat GGZ Delfland geregeld valse facturen van Data Wells heeft ontvangen, of facturen met – op instigatie van [appellant] – verhoogde marges, maar daarmee is nog niet vastgesteld dat de omvang groter is dan het bedrag van € 70.410,52 dat [appellant] van Data Wells heeft ontvangen.
2.17
In dit verband is van belang dat [appellant] iedere afzonderlijke factuur gemotiveerd heeft betwist. [appellant] heeft bijvoorbeeld erop gewezen dat in meer dan de helft van de gevallen op de facturen afkomstig van Data Wells een stempel en handtekening van [appellant] ontbreekt. Het hof constateert dat deze facturen in veel gevallen zijn gericht aan de
“manager ICT-Groep dhr. [appellant] ”,zodat aannemelijk is dat de facturen hem in de meeste gevallen wel zullen hebben bereikt. Er is echter geen zekerheid dat [appellant] al deze facturen ook daadwerkelijk heeft goedgekeurd. Daar komt nog bij dat veel van de facturen met ontbrekende handtekening en stempel voor het eerst bij memorie van antwoord na tussenarrest zijn overgelegd. Het had op de weg van GGZ Delfland gelegen hierover direct een toelichting te geven, hetgeen zij heeft nagelaten. Bovendien rust op GGZ Delfland de bewijslast dat [appellant] de facturen zonder zijn handtekening en stempel heeft goedgekeurd. GGZ Delfland heeft echter nagelaten een voldoende concreet bewijsaanbod te doen. Het staat derhalve niet vast dat [appellant] de facturen zonder zijn handtekening en stempel heeft goedgekeurd.
2.18
Verder is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat bij alle D-facturen (facturen met een te hoge marge), de marge daadwerkelijk te hoog is vastgesteld. GGZ Delfland voert aan dat er doorgaans een marge werd berekend van 3-5% (vgl. nr. 58 memorie van antwoord) en dat het opmerkelijk is dat er ook facturen zijn met een aanzienlijk hogere marge. Naar het oordeel van het hof is het berekenen van een zeer hoge marge op zichzelf niet frauduleus, tenzij kan worden vastgesteld dat [appellant] heeft aangestuurd op deze hoge marge en/of daarvan heeft geprofiteerd. Bovendien is het afhankelijk van de aard van de goederen of diensten of een (veel) hogere marge dan 3-5% onevenredig hoog is. Het hof betrekt hierbij nog de volgende verklaringen van getuigen in de strafzaak tegen [appellant] en [X] .
  • Volgens GGZ Delfland heeft [appellant] gefraudeerd met facturen van 2Confirm (een sms-dienst) door een zeer hoge marge te rekenen over de factuur die de toeleverancier van deze dienst ( [B] ) aan Data Wells (en later aan [ICT ...] ) in rekening bracht. Uit de verklaring van [B] ten overstaan van de rechter-commissaris blijkt echter dat hij de door Data Wells in rekening gebrachte doorverkoopprijs niet extreem hoog achtte. Tegen deze achtergrond heeft GGZ Delfland onvoldoende gemotiveerd waarom het in de branche waar het hier om gaat, sprake zou zijn van een te hoge marge en waarom een marge van (hooguit) 12,5% redelijk zou zijn.
  • Verder is [D] door de politie als getuige gehoord. Met zijn bedrijf […] Services heeft [D] , met tussenkomst van Data Wells / [X] , voor GGZ Delfland websites ontwikkeld en gebouwd. Tijdens het getuigenverhoor bij de politie heeft [D] geconstateerd dat zijn facturen door Data Wells / [X] met een factor 2½ zijn verhoogd. Hij zegt daarover:
2.19
Dan resteren nog de zogenoemde C-facturen, dat wil zeggen de facturen waarvan GGZ Delfland stelt dat het gaat om privé-goederen ten behoeve van [appellant] waarvoor zij heeft betaald. De schade die GGZ Delfland als gevolg daarvan heeft geleden, is niet verdisconteerd in het hiervoor genoemde bedrag van € 70.410,52. Meer concreet gaat het om de facturen met de nummers 39 en 74, in totaal ten bedrage van € 2.722,72. [appellant] heeft beide facturen betwist en heeft bij memorie van antwoord na pleidooi aangevoerd dat daarop een stempel en handtekening van hem ontbreken. Het hof zal dit onderdeel van de vordering van GGZ Delfland afwijzen. GGZ Delfland heeft in deze procedure volstaan met het aanbieden van bewijs dat (kort gezegd) de facturen frauduleus zijn. Het had echter op haar weg gelegen nader te concretiseren van welke feiten – op grond waarvan de facturen als “frauduleus” kunnen worden gekwalificeerd - zij nader bewijs wenst te leveren.
2.2
Dit alles leidt tot de volgende tussenconclusie ter zake van de fraude met de facturen van Data Wells. Het hof is van oordeel dat er fraude ter zake van deze facturen heeft plaatsgevonden. De omvang van de schade als gevolg van deze fraude is gelijk te stellen aan het bedrag dat [appellant] gedurende de desbetreffende periode heeft verdiend als gevolg van de leveranties van Data Wells aan GGZ Delfland. Het hof stelt dit bedrag op € 70.410,52 omdat [appellant] tegenover de toelichting van GGZ Delfland onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat zijn verdiensten niet voortvloeien uit de leveranties van Data Wells aan GGZ Delfland. Het hof is verder van oordeel dat GGZ Delfland niet (voorshands) aannemelijk heeft gemaakt dat de schade hoger is. Voor een omkering van de bewijslast, zoals door GGZ Delfland bepleit, is onvoldoende reden. Het hof passeert het aanbod van GGZ Delfland om het frauduleuze karakter van de facturen (verder) te bewijzen. GGZ Delfland is immers in het tussenarrest al in de gelegenheid gesteld om (per factuur) een nadere toelichting te geven. Het had op haar weg gelegen nader te concretiseren van welke feiten – op grond waarvan de facturen als “frauduleus” kunnen worden gekwalificeerd - zij nader bewijs wenste te leveren.
[ICT ...]
2.21
In de periode medio oktober 2009 tot begin april 2011 ontving GGZ Delfland (omstreden) facturen van [ICT ...] . Volgens GGZ Delfland bedraagt de schade die zij om deze periode als gevolg van het handelen van [appellant] heeft geleden € 345.235,47. GGZ heeft bij memorie van antwoord na tussenarrest 81 facturen overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat [appellant] fraudeerde. Nadat er onenigheid was ontstaan tussen [Z] en [X] , heeft [X] zijn eigen bedrijf ( [ICT ...] ) opgericht. [appellant] heeft toen besloten niet langer met Data Wells samen te werken, maar over te stappen naar [ICT ...] . [X] is strafrechtelijk vervolgd voor zijn betrokkenheid bij de GGZ-fraude, maar hij is vrijgesproken. Tijdens de politieverhoren heeft [X] zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen.
2.22
Het hof acht, zoals eerder al overwogen, bewezen dat er een nauwe samenwerking tussen [appellant] en [ICT ...] bestond en dat deze op dezelfde wijze werd vormgegeven als de samenwerking tussen [appellant] en Data Wells. Dat wil zeggen dat [appellant] ook in relatie met [ICT ...] heeft te gelden als een beleidsbepaler die een belangrijke invloed uitoefent op de facturen die GGZ Delfland van [ICT ...] ontving en dat [appellant] profiteerde van de winst die [ICT ...] aldus genereerde. Het hof verwijst in dit verband naar hetgeen hier boven over de relatie Data Wells – [appellant] – GGZ Delfland is overwogen. GGZ Delfland heeft over de relatie [ICT ...] – [appellant] – GGZ Delfland diverse gedetailleerde stellingen ingenomen en producties overgelegd van situaties waaruit deze werkwijze blijkt. [appellant] heeft een en ander niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist. In de memorie van antwoord noemt GGZ Delfland onder meer de volgende voorbeelden (die overigens (deels) ook zijn te vinden in het rapport […] (paragraaf 6.5) en die deze werkwijze bevestigen.
In een e-mail van 1 december 2009 vraagt [X] aan [appellant] om een bepaalde factuur met de aankomende betalingsronde mee te sturen. [appellant] antwoordt dat de factuur zal meegaan en vraagt [X] :
“Hebben we daar geen crediet?”.Daarop antwoordt [X] :
“Krijgen we binnenkort. Ik heb nog een 2% extra inkoopvoordeel onderhandeld! Dit geldt alleen als ik binnen 4 dagen betaal. Dus nog meer marge voor de zaak
. (nr. 21 memorie van antwoord en productie 4 bij die memorie). Het hof is met GGZ Delfland van oordeel dat deze e-mailwisseling erop wijst dat [appellant] nauw betrokken was bij de gang van zaken en dat deze e-mails erop wijzen dat [appellant] profiteerde van het inkoopvoordeel dat [X] had bedongen.
In een e-mail van 4 januari 2010 vraagt [appellant] aan [X] (productie 6 bij memorie van antwoord:
“Ik wil graag een nieuw factuur.
Ik heb een systeem gekocht en verkoop die door aan GGZD
Graag op de factuur bijschrijven: Vervanging c-build C40-CW5-1060 voor 1231,14inclusief BTW
En dan graag 1231,14 naar […] ”
[X] heeft dit verzoek uitgevoerd (factuur nr. 174). Uit deze e-mail en de bijbehorende factuur blijkt, naar het oordeel van het hof, dat [appellant] via [X] zaken aan GGZ Delfland leverde.
Uit een e-mail van 8 januari 2010 blijkt dat [appellant] periodiek managementvergoeding van [X] ontving. [X] vraagt in deze e-mail aan [appellant] om een managementfactuur voor een bedrag van € 2.100,- op te maken. (nrs. 24 en 25 memorie van antwoord, productie 7 bij die memorie)
Op 17 december 2009 heeft [X] aan GGZ Delfland (ter attentie van [appellant] ) een factuur gestuurd voor tweemaal Smart UPS. De prijs hiervan bedraagt € 1.099,- exclusief btw per stuk. Op 18 december 2009 reageert [appellant] met de tekst
: “Graag een voor 2x 1499,-”. Daarop stuurt [X] een aangepaste factuur waarop de stuksprijs is verhoogd tot € 1.499,- exclusief btw, met een begeleidende e-mail waarin staat:
“Bij deze een hele nieuwe factuur (nieuw factuurnr) met de aangepaste prijs.”(memorie van antwoord nrs. 44-48, producties 17-19 bij die memorie). [appellant] heeft geen verklaring gegeven voor het – op zijn instigatie – verhogen van de prijs.
[appellant] heeft een stem in de hoogte van de marge die [X] in rekening brengt, zoals blijkt uit een e-mail van 2 november 2009 van [X] aan [appellant] :
“Hierbij ook de factuur voor 2 x de X301 die je extra besteld hebt. inkoop kosten ze € 1356,- ex btw en heb er eeb verkoopprijs van €1599,- van gemaakt. marge 243 euro per stuk. Hoor graag van je of dit ok is.”
Waarop [appellant] antwoord dat hij akkoord is. (memorie van antwoord nrs. 70-71 en productie 34 bij die memorie)
[appellant] heeft op kosten van GGZ Delfland een Leica lens aangeschaft (memorie van antwoord nrs. 62/63). [appellant] is ter zake van deze factuur strafrechtelijk veroordeeld. De strafrechter heeft geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat deze factuur er per ongeluk tussendoor is geglipt omdat uit de e-mails van [appellant] aan [X] blijkt dat [appellant] de factuur van Kamera Express zelf ter verwerking heeft doorgezonden aan [X] met als verzendadres van de goederen GGZ Delfland ter attentie van [appellant] , inclusief instructies aan [X] over de wijze waarop de factuur diende te worden verwerkt. De strafrechter acht opmerkelijk dat op de uiteindelijk ingestuurde factuur de artikelcodes zijn veranderd en de merknaam Leica is weggelaten, zodat er een voor GGZ Delfland niet, dan wel minder goed, te controleren factuur overblijft.
Op 30 december 2010 stuurt [appellant] [X] een e-mail met het verzoek om een factuur van Kamera Express voor hem te betalen. Het gaat om een handgreep voor een Leica-camera voor een bedrag van € 163,87 exclusief BTW. De omschrijving op de factuur van Kamera Express luidt:
“Leica 14486, Handgreep M8.2 Black”. [appellant] vraagt verder of [X] de betaling in een factuur wil verwerken met als kenmerk
“L14486HP”. [X] stuurt [appellant] op 4 januari 2011 een factuur waarin is verwerkt
“14486 Handgrip M8.2 Black”tegen een prijs van € 263,95 exclusief BTW. Volgens GGZ Delfland moet deze handgreep voor [appellant] zelf zijn geweest, omdat GGZ Delfland geen Leica camera in bezit heeft en dus geen baat heeft bij deze handgreep. (memorie van antwoord nrs. 75-81, producties 35-37 bij deze memorie).
Op de factuur van 4 januari 2011 staat nog een artikel met de omschrijving
“129436-00 Beats Headset”voor een bedrag van € 199,- exclusief BTW. Het gaat volgens GGZ Delfland om oordopjes van het merk
“Beats by dr. Dre”type 129436-00. Verder bevat de factuur een artikel met de omschrijving
“MC692ZD Nano”. Volgens GGZ Delfland gaat het om een Apple iPod Nano 8GB in de kleur roze. De oordopjes zijn bestemd voor deze iPod. GGZ voert aan dat zij deze iPod en oordopjes niet heeft besteld en ook niet geleverd heeft gekregen. (nr. 82 memorie van antwoord, producties 38 en 39 bij deze memorie).
In een factuur van 5 oktober 2010 brengt [X] een bedrag van € 1.189,94 in rekening voor een koptelefoon (Sennheiser HD800, factuur nr. 210). Bij memorie van antwoord (nr. 96) heeft GGZ Delfland toegelicht dat het gaat om een exclusief model koptelefoon bestemd voor Hifi-liefhebbers, die niet bij GGZ Delfland in bezit is. [appellant] stelt dat de goederen op de factuur vermoedelijk zijn aangeschaft voor therapiedoeleinden (p. 32 memorie van antwoord na pleidooi), maar het hof acht die verklaring ontoereikend. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt niet in te zien waarom een dergelijke bijzondere koptelefoon bestemd kan zijn voor therapiedoeleinden.
Op factuur nr. 168 staat onder meer een artikel met de omschrijving
“HTC HD2 Mobile phone”voor een bedrag van € 525,- (exclusief BTW). Dit betreft volgens GGZ Delfland een designtelefoon van het merk Jacob Jensen, die bij GGZ Delfland niet in gebruik is en door GGZ Delfland ook nooit is ontvangen (memorie van antwoord nr. 97 en 98). [appellant] heeft deze stelling niet weersproken.
2.23
[appellant] heeft niet betwist dat hij [ICT ...] adviseerde en ook niet dat hij van [ICT ...] een aanzienlijke financiële vergoeding heeft ontvangen. Deze advisering kan (vrijwel) alleen betrekking hebben gehad op de commerciële relatie tussen [ICT ...] en GGZ Delfland, omdat – naar GGZ Delfland stelt – [ICT ...] vrijwel geen andere klanten had. Het hof is van oordeel dat GGZ Delfland via de facturen aan [ICT ...] in wezen betaalde voor de vergoeding die [appellant] van [ICT ...] heeft ontvangen. Het hof verwijst naar hetgeen het heeft overwogen in verband met Data Wells (rov. 2.12 e.v.).
2.24
Naar het oordeel van het hof staat daarmee vast dat [appellant] GGZ Delfland in ieder geval heeft benadeeld voor het bedrag dat hij van [ICT ...] heeft ontvangen voor advieswerkzaamheden. Tijdens pleidooi in hoger beroep heeft GGZ Delfland aangevoerd dat het om een bedrag van bijna € 250.000,- ging (pleitnotitie nr. 9). In haar memorie van antwoord na pleidooi (nr. 26) stelt zij dat [appellant] een bedrag van € 256.379,20 van [X] heeft ontvangen. GGZ Delfland verwijst daarbij naar pp. 29-45 van het rapport […] ter zake van het strafrechtelijk onderzoek, waarin de relevante bankgegevens van [appellant] en [Z] en [X] zijn geanalyseerd. Op p. 31-33 van het rapport staan, voor zover relevant, de volgende bij- en afschrijvingen naar en van bankrekeningen [appellant] vermeld:
“- Tussen de boekdata 7 april 2009 en 29 augustus 2009 is een totaalbedrag van € 12.340,- afgeschreven naar rekening (…) van [X] . (…) Bij deze boekingen staat als omschrijving vermeld: “cursus gitp”.
- Tussen de boekdata 14 oktober 2009 en 30 oktober 2009 is een totaalbedrag van € 14.450,- bijgeschreven, afkomstig van rekening (…) van [X] . (…).
- Tussen de boekdata 5 oktober 2009 en 3 november 2009 is een totaalbedrag van € 12.669,- bijgeschreven, afkomstig van rekening (…) van [X] . (…).
- Op de boekdatum 3 november 2009 is tevens een bedrag van € 569,- afgeschreven naar de rekening (…) van [X] .
- Tussen de boekdata 17 november 2009 en 7 april 2011 is een totaalbedrag van € 249.313,11 bijgeschreven vanaf de bankrekening (…) van [X] die [X] gebruikte voor zijn bedrijf [ICT ...] . Dit betroffen 52 boekingen waarbij nagenoeg overal als omschrijving “ factuur” met een factuurnummer is vermeld.
Door de verdachte [appellant] is hierover verklaard dat hij dit geld van [ICT ...] tegoed had voor onderzoeks- en adviesnota’s die hij voor [ICT ...] geschreven heeft die [X] voor andere bedrijven dan GGZ DELFLAND moest uitbrengen. [appellant] heeft verklaard dat hij facturen opmaakte namens zijn bedrijf […] en [ICT ...] / [X] de gelden ontving op de rekening van […] . Zoals ook verklaard bij de bevindingen van de mutaties op de bankrekening (…) van [X] / [ICT ...] (…) , zijn echter geen inkomsten van deze aard en grootte van andere bedrijven dan GGZ DELFLAND aangetroffen op die bankrekening.
- Op de boekdata 22 januari 2010 en 8 oktober 2010 is een totaalbedrag van € 7.642,91 afgeschreven naar de bankrekening (…) van [X] . Verder is op de boekdatum 2 april 2010 een bedrag van € 500,- bijgeschreven vanaf de bankrekening (…) van [X] .”
Het hof constateert dat de hiervoor genoemde bedragen (opgeteld en afgetrokken) uitkomen op een totaalbedrag van € 256.379,20. [appellant] heeft een en ander niet gemotiveerd betwist. Nergens blijkt uit, of wordt aannemelijk gemaakt, dat [appellant] dit bedrag heeft ontvangen om redenen die niets van doen hadden met de zakenrelatie tussen [ICT ...] en GGZ Delfland. Daarbij betrekt het hof dat [ICT ...] als gevolg van de samenwerking tussen [appellant] en [X] aan de klandizie van GGZ Delfland een omzet van € 1.245.930,51 (in ruim 17 maanden) heeft gegenereerd. Aannemelijk is dat [appellant] is betaald uit deze omzet en dat deze betaling feitelijk een “beloning” vormde voor de door hem gegenereerde klandizie. Dat de betaling van [X] aan [appellant] een andere grondslag had, is gesteld noch gebleken. Het had op de weg van [appellant] gelegen om een eventuele andere betalingsgrondslag te concretiseren.
2.25
GGZ Delfland heeft in haar memorie van antwoord na tussenarrest aangevoerd dat de schade die zij ter zake van de 81 facturen van [ICT ...] heeft geleden hoger is, namelijk € 345.235,47. Het is voor het hof zonder nader onderzoek niet te vast te stellen in hoeverre de 81 facturen van [ICT ...] die GGZ Delfland in het geding heeft gebracht al dan niet frauduleus zijn. De toelichting die GGZ Delfland geeft is daartoe lang niet altijd zonder meer toereikend, mede in het licht van het verweer dat [appellant] daartegen heeft gevoerd. Het hof kan, als gezegd, wel aannemen dat GGZ Delfland geregeld valse facturen van [ICT ...] heeft ontvangen, of facturen met – op instigatie van [appellant] – verhoogde marges, maar daarmee is nog niet vastgesteld dat de omvang groter is dan het bedrag van € 256.379,20 dat [appellant] van [ICT ...] heeft ontvangen. Voor het overige verwijst het hof naar hetgeen het ter zake van de facturen van Data Wells heeft overwogen in de rov. 2.17 en 2.18.
2.26
GGZ Delfland stelt dat [ICT ...] ook verschillende facturen heeft gestuurd voor goederen die bestemd waren voor [appellant] privé, de zogenoemde C-facturen. Het gaat om de volgende facturen:
  • Factuur nr. 155 ziet onder meer op een luidsprekerkabel. De totale factuur bedraagt € 677,11. Volgens [appellant] was deze kabel bedoeld voor een begeleid wonen project.
  • De facturen met de nrs. 159 (€ 1.000,-), 167 (€ 213,96), 171 (€ 628,88), 175 (€ 192,78), 215 (€ 1.071,55) Volgens GGZ Delfland gaat het om (deels exclusieve) lampen/verlichting die niet voor haar organisatie bedoeld zijn. Volgens [appellant] zijn de lampen aangeschaft op verzoek van de technische dienst en zijn zij niet geschikt voor een normaal huishouden.
  • Factuur nr. 176 ten bedrage van € 516,46. Het gaat volgens GGZ Delfland om een navigatiesysteem (Tom Tom) dat niet voor haar is bedoeld. [appellant] voert aan dat hij het navigatiesysteem heeft besteld op verzoek van de technische dienst ten behoeve van een bestelauto.
2.27
Naar het oordeel van het hof heeft GGZ Delfland onvoldoende toegelicht waarom factuur 155 frauduleus zou kunnen zijn. Dat geldt niet voor de facturen 159, 167, 171, 175 en 215. [appellant] heeft het frauduleuze karakter van deze facturen weliswaar betwist, maar het hof acht die betwisting ontoereikend, mede gelet op het feit dat niet valt in te zien waarom [appellant] (als manager ICT) ten behoeve van de technische dienst verlichting zou bestellen. Het hof betrekt daarbij ook dat reeds in het rapport van […] vrij uitvoerig is uiteengezet waarom de verlichtingsfacturen (vermoedelijk) voor [appellant] privé zijn geweest (p. 45/46 van het rapport en bijlage 47) en [appellant] de desbetreffende bevindingen niet (voldoende gemotiveerd) heeft weersproken. De omstandigheid dat de strafrechter [appellant] heeft vrijgesproken ter zake van de verlichtingsfacturen, acht het hof niet doorslaggevend, omdat voor de bewijslevering in een strafzaak nu eenmaal andere regels gelden dan in een civiele zaak.
Het hof is verder van oordeel dat GGZ Delfland ook voldoende heeft aangevoerd om de factuur voor het navigatiesysteem als frauduleus te kwalificeren, terwijl [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij als manager ICT een navigatiesysteem voor de technische dienst zou hebben moeten bestellen. Het hof verwijst in dit verband naar de e-mailwisseling die de kantonrechter in het bestreden vonnis onder nr. 8 van de vaststaande feiten heeft weergegeven, waaruit blijkt dat [appellant] aan [X] heeft gevraagd om voor het navigatiesysteem een factuur op te maken met
“natuurlijk (…) een onherkenbare omschrijving”, De kantonrechter heeft daarover overwogen dat terzake van de Tom Tom genoegzaam is gebleken dat [appellant] en [X] misbruik hebben gemaakt van de positie die [appellant] bij GGZ Delfland had. In de memorie van grieven heeft [appellant] daarover aangevoerd dat de factuur gewoon klopt en dat de Tom Tom gewoon bij GGZ Delfland in gebruik is (nr. 70 memorie van grieven). Dat is – gelet op de e-mailwisseling – een onvoldoende betwisting.
2.28
Dit alles leidt tot de volgende tussenconclusie ter zake van de fraude met de facturen van [ICT ...] . Het hof is van oordeel dat er fraude ter zake van deze facturen heeft plaatsgevonden. De omvang van de schade als gevolg van deze fraude is gelijk te stellen aan het bedrag dat [appellant] gedurende de desbetreffende periode heeft verdiend als gevolg van de leveranties van [ICT ...] aan GGZ Delfland. Het hof stelt dit bedrag op € 256.379,20, omdat [appellant] tegenover de toelichting van GGZ Delfland onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat zijn verdiensten niet voortvloeien uit de leveranties van [ICT ...] aan GGZ Delfland. Ter zake van de C-facturen afkomstige van [ICT ...] zal het hof [appellant] veroordelen tot betaling van € 3.623,43.
It Become One
2.29
In de periode begin september 2009 tot eind april 2011 ontving GGZ Delfland (omstreden) facturen van IBO. Volgens GGZ Delfland bedraagt de schade die zij om deze periode als gevolg van het handelen van [appellant] heeft geleden € 83.414,74. GGZ heeft bij memorie van antwoord na tussenarrest 9 facturen overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat [appellant] fraudeerde.
2.3
Het hof overweegt als volgt. Anders dan bij Data Wells en [ICT ...] heeft GGZ Delfland niets gesteld over de samenwerking tussen IBO en [appellant] . Het is voor het hof dan ook niet duidelijk hoe deze samenwerking verliep en of zich de situatie voordeed dat [appellant] aanzienlijke invloed op de bedrijfsvoering van IBO kon uitoefenen en of [appellant] heeft geprofiteerd van de winst die IBO genereerde door aan GGZ Delfland producten en diensten te leveren. Bij deze stand van zaken is de omstandigheid dat GGZ Delfland de omschrijving op een factuur niet begrijpt of bepaalde goederen niet kan traceren binnen haar organisatie onvoldoende om te kunnen concluderen dat [appellant] ter zake van deze facturen heeft gefraudeerd. De vordering ter zake van deze facturen zal dus worden afgewezen.
Slotsom
2.31
Uit het vorenstaande volgt dat ter zake van de facturen van Data Wells toewijsbaar is een bedrag van € 70.410,52 en ter zake van de facturen van [ICT ...] een bedrag van € 256.379,20 en een bedrag van € 3.623,43. In totaal is dus toewijsbaar een bedrag van € 330.413,15. Dit betekent dat de grieven II-VIII, grief X en grief XI die betrekking hebben op de door GGZ ingestelde vordering tot schadevergoeding falen. Het hof zal het vonnis van 11 augustus 2014 met zaaknummer 1168211 CV EXPL 12-33447 op dat punt bekrachtigen, met dien verstande dat het hof – anders dan de kantonrechter – de schade direct zal begroten op het hiervoor genoemde bedrag en de zaak niet naar de schadestaat zal verwijzen.
2.32
[appellant] heeft ook betwist dat de kosten ten bedrage van € 98.770,- ter zake van het onderzoek en de rapportage door […] toewijsbaar zijn (grief IX). De kantonrechter heeft deze kosten toegewezen op grond van art. 6:96 lid 2 BW. [appellant] heeft ter toelichting op zijn grief aangevoerd dat hij niet heeft gefraudeerd en dat sprake was van een
fishing expeditiondie enkel was ingegeven door het feit dat [appellant] botste met zijn leidinggevende, [Y] . Uit het voorafgaande volgt dat deze grief ongegrond is. Tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 9.044,- heeft [appellant] geen grief gericht. Die veroordeling blijft dus in stand.
2.33
Met grief XII voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte zijn vordering tot opheffing van de door GGZ Delfland gelegde beslagen heeft toegewezen. Anders dan [appellant] aanvoert, heeft GGZ Delfland hem niet ten onrechte in rechte betrokken. Ook deze grief faalt.
2.34
[appellant] is niet-ontvankelijk in hoger beroep tegen het vonnis van 11 augustus 2014 met zaaknummer 1069232 CV EXPL 11-38154 (vgl. rov. 2.11 e.v. van het tussenarrest van 25 juli 2017). In dat tussenarrest is ook al geoordeeld dat de grieven I en XIII ongegrond zijn. Nu [appellant] geen grieven heeft gericht tegen de door hem bestreden vonnissen van 14 december 2011, 25 april 2012 en 24 mei 2012 zal het hof hem ook in het hoger beroep tegen deze vonnissen niet-ontvankelijk verklaren.
2.35
[appellant] zal als de grotendeel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
- verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 11 augustus 2014 met zaaknummer 1069232 CV EXPL 11-38154;
- verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de vonnissen van 14 december 2011, 25 april 2012 en 24 mei 2012;
- vernietigt het vonnis 11 augustus 2014 met zaaknummer 1168211 CV EXPL 12-33447 voor zover gewezen tussen GGZ Delfland en [appellant] en voor zover de kantonrechter [appellant] daarin heeft veroordeeld tot vergoeding van schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
en in zoverre opnieuw recht doende:
- veroordeelt [appellant] tot betaling aan GGZ Delfland van een bedrag groot € 330.413,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011 tot de dag der algehele betaling;
- bekrachtigt het vonnis 11 augustus 2014 met zaaknummer 1168211 | CV EXPL 12-33447 voor zover gewezen tussen GGZ Delfland en [appellant] voor het overige;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van GGZ Delfland tot aan deze uitspraak bepaald op € 711,- aan verschotten en € 16.373,- voor salaris van de advocaat;
- verklaart dit arrest wat betreft de betalings- en kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, R.S. van Coevorden en S.R. Mellema en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.