Uitspraak
Uitspraak van 24 april 2018
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, de Inspecteur,
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
Conclusies van partijen
Oordeel van de Rechtbank
Beoordeling van het hoger beroep
- Een substantieel deel van de niet-patiëntgebonden werkzaamheden wordt in het pand verricht.
- Doel van belanghebbende is zijn onderneming te vergroten, te ontwikkelen en uit te breiden. De werkzaamheden in het pand zijn substantieel en gezien de forse bezetting van de praktijk heeft dit een grote invloed op de thuissituatie/privé. Het pand wordt voor de praktijkwerkzaamheden intensief gebruikt.
- De werkzaamheden die belanghebbende zelf verricht in het pand bestaan o.a. uit:
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar,
- wijzigt de verliesvaststellingbeschikking in die zin dat het verlies uit werk en woning wordt vastgesteld op € 400.419, waarvan € 279.833 bestaat uit ondernemingsverlies,
- veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende begroot op € 2.753,
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht van € 170 te vergoeden.
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.