ECLI:NL:GHDHA:2018:724
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van omgangsproblemen tussen ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2013, in het kader van de omgangsregeling tussen de minderjarige en zijn vader. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 21 september 2017, waarin de minderjarige onder toezicht was gesteld van de gecertificeerde instelling. De moeder stelde dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging was en dat de omgangsregeling met de vader, die bij de grootmoeder plaatsvond, redelijk verliep. De vader had echter sinds februari 2017 geen contact meer met de minderjarige, wat leidde tot zorgen over de ontwikkeling van het kind.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige, mede door de conflicten tussen de ouders en het ontbreken van een stabiele omgangsregeling. De raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is, omdat de ouders niet in staat zijn om de omgang op een goede manier te regelen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De beslissing om de ondertoezichtstelling voort te zetten is genomen om verdere ontwikkelingsschade bij de minderjarige te voorkomen en om de begeleiding van de omgang te waarborgen.