In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de Rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de vraag of het verlaagde tarief van de omzetbelasting van toepassing is op de terbeschikkingstelling van trapkarren en andere voertuigen in een recreatiepark. De Rechtbank oordeelde dat de verhuur van voertuigen niet kan worden aangemerkt als het verlenen van toegang tot het recreatiepark, en dat belanghebbende terecht omzetbelasting heeft voldaan naar het algemene tarief. Het Gerechtshof Den Haag bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de terbeschikkingstelling van de voertuigen, ook als onderdeel van een arrangement, niet onder het verlaagde tarief valt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de verhuur van voertuigen niet binnen de gebruikelijke betekenis van 'toegang verlenen tot' valt, en dat het verlaagde tarief niet van toepassing is op activiteiten die buiten het recreatiepark plaatsvinden. Het Hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.