ECLI:NL:GHDHA:2018:572

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
22-004709-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep betreffende valse bommelding en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 oktober 2017. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd in Den Haag, was in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging en ontslagen van alle rechtsvervolging met plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.

De tenlastelegging omvatte onder andere het doen van een valse bommelding op 6 februari 2017 te Dordrecht, waarbij de verdachte had aangekondigd een aanslag te plegen met een atoombom. Het hof overweegt dat artikel 142a van het Wetboek van Strafrecht niet vereist dat de bommelding serieus moet zijn, maar dat het voldoende is dat de melding is gedaan met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat er een ontploffing kan plaatsvinden. Het hof verwierp het bewijsverweer van de raadsman van de verdachte, die stelde dat de melding niet serieus genomen kon worden.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte onderschreven en heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de eerdergenoemde overwegingen. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander ten laste gelegd feit. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is niet door alle rechters ondertekend.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004709-17
Parketnummer: 10-681036-17
Datum uitspraak: 23 februari 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 oktober 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1975,
thans gedetineerd in Den Haag PPC te 's-Gravenhage.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 9 februari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde ontslagen van alle rechtsvervolging, met plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 februari 2017 te Dordrecht, althans in Nederland (telkens) gegevens, te weten e-mailberichten en/of mondelinge mededelingen, heeft doorgegeven aan de Politie en/of de sociale dienst van de gemeente Dordrecht, met de navolgende teksten:"Ik ga een aanslag plegen met een atoombom station Dordrecht, 17:00, 6 februari" en/of "Bomaanslag op het station Dordrecht om 17:00 uur", met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht;
3.
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Dordrecht [benadeelde partij] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal in/op/tegen de rug, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of (met kracht) te duwen;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden aanvulling en verbetering aanbrengt.
Bewijsverweer
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman van de verdachte aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard omdat de melding dat de verdachte een aanslag zou gaan plegen met een atoombom mede gelet op de persoon van de verdachte niet serieus kan worden genomen en derhalve niet als een bedreiging kan worden beschouwd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De door de raadsman aangelegde maatstaf voor een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, te weten dat er hiervoor sprake moet zijn van een serieus te nemen en/of bedreigende bommelding, vindt geen steun in het recht aangezien artikel 142a van het Wetboek van Strafrecht een dergelijke eis niet stelt. Voor een bewezenverklaring volstaat – voor zover hier van belang – dat de bommelding is gedaan met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht. Dat oogmerk volgt naar het oordeel zonder meer uit de bewoordingen waarmee de verdachte heeft aangekondigd op
6 februari 2017 om 17.00 een bomaanslag te gaan plegen op het station te Dordrecht
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof onderschrijft de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, mede gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoon van de verdachte is gebleken.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling van gronden als hiervoor vermeld te worden bevestigd.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van het onder 1 en 3 tenlastegelegde met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. C.J. van der Wilt en mr. B.P. de Boer,
in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 februari 2018.
Mr. B.P. de Boer en mr. M. Bazuin zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.