Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
mr. C.J. van der Wilt en mr. B.P. de Boer,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 oktober 2017. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd in Den Haag, was in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging en ontslagen van alle rechtsvervolging met plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
De tenlastelegging omvatte onder andere het doen van een valse bommelding op 6 februari 2017 te Dordrecht, waarbij de verdachte had aangekondigd een aanslag te plegen met een atoombom. Het hof overweegt dat artikel 142a van het Wetboek van Strafrecht niet vereist dat de bommelding serieus moet zijn, maar dat het voldoende is dat de melding is gedaan met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat er een ontploffing kan plaatsvinden. Het hof verwierp het bewijsverweer van de raadsman van de verdachte, die stelde dat de melding niet serieus genomen kon worden.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte onderschreven en heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de eerdergenoemde overwegingen. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander ten laste gelegd feit. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is niet door alle rechters ondertekend.