Uitspraak
uitspraak d.d. 14 maart 2018
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de heffingsambtenaar,
Naheffingsaanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
Oordeel van de Rechtbank
De rechtbank volgt eiser hierin niet.
De kosten voor het inroepen van rechtsbijstand moeten steeds in overeenstemming zijn met de gecompliceerdheid en bewerkelijkheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. Per individuele zaak moet worden beoordeeld welke wegingsfactor van toepassing is. Op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan in bijzondere omstandigheden van het forfaitaire tarief worden afgeweken. De rechtbank acht in hetgeen de gemachtigde van eiser heeft aangevoerd geen termen aanwezig om een hogere wegingsfactor toe te passen dan een wegingsfactor 1 (gemiddeld), omdat bijzondere omstandigheden die zulks rechtvaardigen niet zijn gebleken. De rechtbank merkt voor de volledigheid op dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid zoals de gemachtigde van eiser aanvoert. Er zijn geen aanwijzingen dat verweerder zijn bevoegdheden heeft aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, dat het aanwenden van de bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
Geschil, standpunten en conclusies
- belanghebbende voor de door hem op verzoek van de Rechtbank ingediende reactie van 12 augustus 2017 op grond van het bepaalde in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), lijst A1, punt 5, schriftelijke inlichtingen (8:45 eerste lid), een kostenvergoeding had moeten toekennen;
- de heffingsambtenaar had moeten veroordelen in de werkelijke door belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep gemaakte kosten.
Beoordeling van het geschil
- op de hoogte stelt van het verzoek tot terugwijzing van de zaak;
- de op de zaak betrekking hebbende stukken toezendt (A26 tot en met A29);
- verzoekt zijn bezwaar te motiveren;
- een uitnodiging voor een hoorgesprek toezendt (A30);
- meedeelt dat hij recht heeft op een dwangsom van € 1.260;
- “vanwege de gemaakte fouten in het dossier” een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase van € 246 toezegt;
- meedeelt dat de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase zal worden meegenomen in nieuwe uitspraak op bezwaar na terugwijzing van de zaak; en
- een vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 toezegt.