Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de kantonrechter in het vonnis van 25 juli 2016 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende:
a. [appellante] heeft bij KPN (althans de aan haar gelieerde telecombedrijven Telfort en Hi) een drietal overeenkomsten gesloten met betrekking tot een mobiele telefoonaansluiting, twee op 30 augustus 2012 (bij Telfort en Hi) en een op 4 september 2012 (bij KPN), hierna: de overeenkomsten.
b. [appellante] heeft kort na haar 18de verjaardag vijf abonnementen aangevraagd bij verschillende telefoonmaatschappijen op verzoek van een jongen die zij kende uit het uitgaansleven en aan wie zij de haar via de abonnementen ter beschikking gestelde telefoons heeft gegeven. De overeenkomsten met KPN maken hier deel van uit.
c. Op de overeenkomsten zijn de door KPN gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing. De overeenkomsten zijn steeds aangegaan voor 24 maanden. Tegelijk met het aangaan van de overeenkomsten zijn aan [appellante] mobiele telefoontoestellen (type Apple Iphone 4S) verstrekt, waarbij op het contractformulier is vermeld dat het ging om een lease- dan wel huurtoestel. In de contracten is de huurprijs voor de toestellen vermeld, dan wel is verwezen naar een prijstabel waarin die prijs valt te lezen.
d. Op 6 september 2012 heeft KPN twee van de drie abonnementen (Hi en KPN) wegens wanbetaling en vermoeden van fraude voortijdig beëindigd en heeft zij [appellante] een eindafrekening gestuurd.
e. Bij brief van 8 november 2012 heeft de gemachtigde van [appellante] jegens Telfort de vernietiging dan wel ontbinding van de derde overeenkomst ingeroepen. De brief is door KPN ontvangen. KPN heeft daarop niet gereageerd.
f. Op 8 mei 2013 heeft KPN ook het derde contract met [appellante] beëindigd en haar een eindfactuur gestuurd.
g. [appellante] heeft geen van de aan haar gezonden facturen die naar aanleiding van de overeenkomsten aan haar zijn gezonden betaald.
2. In eerste aanleg heeft [appellante] – samengevat en voor zover thans nog van belang – een verklaring voor recht gevraagd dat de overeenkomsten niet tot stand zijn gekomen, dan wel zijn of worden ontbonden. In reconventie heeft KPN betaling gevorderd van de uit de overeenkomsten en de vroegtijdige beëindiging daarvan voortvloeiende verplichtingen.
3. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen en die van KPN toegewezen. Volgens de kantonrechter is geen sprake van overeenkomsten waarop de bepalingen van de Wet op het consumentenkrediet (Wck) en/of de Wet koop op afbetaling van toepassing zijn, maar kwalificeren de overeenkomsten met betrekking tot de mobiele telefoontoestellen als huurovereenkomsten. Daartegen richten zich de grieven van [appellante] . De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
[appellante] heeft in hoger beroep haar vordering gewijzigd. Zij vordert thans:
- een verklaring voor recht dat de overeenkomsten vallen onder de dwingendrechtelijke bepalingen van de Wet op het Consumentenkrediet en/of de Wet koop op afbetaling en;
- de vernietiging / nietigverklaring van de overeenkomsten, met bepaling dat [appellante] terzake niets verschuldigd is.
4. [appellante] heeft daartoe aangevoerd dat de overeenkomsten de volgende kenmerken hebben:
- De looptijd van twee jaar komt overeen met de economische en meestal ook met de technische levensduur van de mobiele toestellen;
- Aan het einde van de looptijd kunnen de toestellen worden overgenomen voor een bedrag tussen € 71,25 en € 126,60;
- De overeenkomsten kunnen niet tussentijds worden opgezegd;
- De overeenkomsten verplichten KPN niet tot verdergaande serviceverlening dan zij als verkoper van het toestel op grond van titel 7:1 BW toch al verplicht was te leveren, waardoor KPN geen economisch risico loopt;
- Het risico voor het toestel berust feitelijk bij [appellante] ;
- De som van de leasetermijnen van de toestellen overschrijdt ruimschoots de winkelwaarde van de toestellen.
Op grond van deze kenmerken concludeert [appellante] dat sprake is van huurkoop, althans dat de overeenkomsten die strekking hebben. Door de overnameprijs van de toestellen irreëel hoog te maken, probeert KPN, aldus [appellante] , de wettelijke consumentenbescherming kennelijk te omzeilen, maar daar moet doorheen gekeken worden omdat de economische waarde van het toestel na afloop van de looptijd van de overeenkomsten nihil was, zodat toch sprake is van een ‘urgerende koopverplichting’ (de bevoegdheid tot aankoop tegen een symbolisch bedrag). Als sprake is van koop op afbetaling, heeft dit tot gevolg dat de overeenkomsten op grond van art. 7:58 lid 2 sub c onder 1 en 2 BW kwalificeren als consumentenkrediet-overeenkomsten in de zin van titel 7:2A BW en tevens als krediettransactie in de zin van art. 1:1 sub a Wck. KPN is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die dit meebrengt, als gevolg waarvan de overeenkomsten nietig zijn. Daarbij acht [appellante] de overeenkomsten tot het verrichten van telecommunicatiediensten zo zeer met de kredietovereenkomsten verweven, dat beide (onderdelen van de) overeenkomsten hetzelfde lot moeten ondergaan.
5. Bij het beoordelen van de grieven stelt het hof het volgende voorop. De vraag of de onderhavige overeenkomst aangemerkt kan worden als huur, huurkoop, koop op afbetaling, krediettransactie of kredietovereenkomst ter zake van de mobiele telefoon, moet beoordeeld worden aan de hand van de strekking van de overeenkomst (of het samenstel van overeenkomsten). Bij de wettelijke regelingen omtrent koop op afbetaling en consumentenkrediet gaat het om consumentenbescherming, met name tegen overkreditering, waardoor bij het vaststellen van de strekking van de overeenkomsten bijzonder gewicht toekomt aan het perspectief en de belangen van de consument (ECLI:NL:HR:2014:1385). 6. Het hof stelt voorop dat op alle, door [appellante] ondertekende contractsformulieren het volgende blijkt: [appellante] heeft driemaal een abonnement afgesloten voor mobiele telefonie. De contracten specificeren de kosten van die abonnementen. Daarnaast vermelden de contracten dat er sprake is van toestellease:
- In het Telfort contract staat: “Telfort Toestellease (huur), alsmede: “Let op! In geval van Telfort Toestellease dient u toestelschade als gevolg van diefstal, verlies, brand en aan u toe te rekenen toestelschade (zoals water-, val- en drukschade) te vergoeden (…)”
- In het Hi contract staat dat het gaat om “Hi Toestel Lease cat. K”. In de “Akkoordverklaring” in dit contract staat voorts: “Indien u kiest voor een Abonnement met Toestellease is vanaf het moment dat u uw huurtoestel ontvangt hoofdstuk 4 (toestellease) van de Voorwaarden van toepassing.”
- In het KPN contract is vermeld dat het gaat om “KPN Toestellease”, alsmede dat [appellante] als “Huurtoestel” ontvangt een Apple IPhone 4S. In dit contract staat eveneens dat van het moment dat het “huurtoestel” wordt ontvangen hoofdstuk 4 (toestellease) van de Voorwaarden van toepassing is.
[appellante] heeft niet bestreden dat KPN de maandelijkse kosten voor het gebruik van het telefoontoestel (voldoende) duidelijk heeft gespecificeerd, zodat [appellante] ermee bekend was, dan wel op eenvoudige wijze kon zijn, welke kosten zij maakte ter zake de te leveren telecommunicatiediensten en welke kosten zij maakte voor het gebruik van de telefoontoestellen. Verder vermelden de algemene voorwaarden in het hoofdstuk over toestellease dat sprake is van huur, dat [appellante] huurpenningen verschuldigd is en dat KNP (dan wel Telfort en Hi) eigenaar blijft van de toestellen. Voorts volgt uit de op de overeenkomsten toepasselijke algemene voorwaarden dat [appellante] de telefoontoestellen na afloop van de duur van de overeenkomsten aan KPN diende terug te geven. Het hof is van oordeel dat het vorenstaande erop wijst dat [appellante] (naast haar mobiele telefonie abonnement) een drietal huurovereenkomsten heeft gesloten.
7. Dat KPN op grond van die algemene voorwaarden de mogelijkheid had om [appellante] aan het einde van de duur van de overeenkomsten de telefoon te laten overnemen tegen een dan door KPN te bepalen bedrag, maakt nog niet dat sprake is van koop op afbetaling. Het overnamebedrag was volgens de eigen stellingen van [appellante] in de praktijk namelijk een bedrag tussen € 71,25 en € 126,60 en daarmee, aldus [appellante] , ‘irreëel’ hoog; volgens [appellante] is na twee jaar de waarde van de toestellen vrijwel nihil, terwijl de som van de maandtermijnen de winkelwaarde van het toestel reeds ruimschoots overschrijdt.
Nu [appellante] de overnameprijs zelf als “irreëel” hoog bestempeld, is het hof van oordeel dat reeds daarom van een ‘urgerende verkoopverplichting’ geen sprake was. De stelling van [appellante] dat daar doorheen gekeken moet worden en dat moet worden uitgegaan van een overname tegen een symbolisch bedrag, snijdt geen hout, want ze is in strijd met het feit dat door KPN geen symbolisch bedrag werd gevraagd.
Dat de looptijd van de overeenkomsten gelijk was aan de economische en meestal ook met de technische levensduur is door KPN weersproken en wordt gelogenstraft door de hoogte van de door [appellante] genoemde bedragen waarvoor de toestellen bij het einde van de looptijd konden worden overgenomen. Nu [appellante] haar stelling ter zake op geen enkele manier heeft onderbouwd, heeft zij niet aan haar stelplicht voldaan en wordt haar bewijsaanbod op dit punt gepasseerd. De omstandigheid voorts dat [appellante] in beginsel aansprakelijk is voor schade aan de toestellen als gevolg van onzorgvuldig gebruik, brand, diefstal en verlies, maakt evenmin dat de strekking van de overeenkomst meebrengt dat sprake is van koop op afbetaling. Dergelijke voorwaarden liggen bij het ter beschikking stellen van een gebruiksvoorwerp als een mobiel telefoontoestel (huur) voor de hand. Ook het feit dat de leasetermijnen over de hele looptijd de aanschafwaarde van de toestellen overtreft, leidt niet tot een ander oordeel, ook niet in samenhang met de andere genoemde omstandigheden. Zoals hierboven is overwogen, werd [appellante] aan het einde van de looptijd van de overeenkomsten immers juist geen eigenaar, tenzij zij een bedrag zou betalen dat naar inschatting van haarzelf als irreëel hoog moet worden bestempeld.
De omstandigheid dat sprake was van een tweejarig contract dat niet tussentijds kon worden opgezegd, wijst evenmin erop dat in wezen sprake was van huurkoop of financial lease. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat KPN verplicht was tot (een bepaalde mate van) serviceverlening, die mogelijk ook strookt met de service die zij had moeten verlenen in geval van consumentenkoop.
8. De slotsom is dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
9. Het bewijsaanbod van [appellante] dient als te vaag – nu het onvoldoende duidelijk is betrokken op voldoende geconcretiseerde stellingen – dan wel niet ter zake dienende – nu geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen aanleiding geven - te worden gepasseerd.