ECLI:NL:GHDHA:2018:449
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake zorgregeling en gebruik woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding met betrekking tot een zorgregeling en het gebruik van een woning. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, dat op 26 april 2017 is gewezen. In dat vonnis is de minderjarige aan de vrouw toevertrouwd en is de man voor drie maanden gerechtigd tot het gebruik van de woning. De vrouw heeft grieven geformuleerd tegen dit vonnis en de man heeft incidenteel appel ingesteld. Tijdens de procedure hebben beide partijen hun eis gewijzigd, maar het hof oordeelt dat deze wijzigingen te laat zijn ingediend. De vrouw heeft een voorwaarde gesteld aan de instemming met het gebruik van de woning door de man, maar het hof oordeelt dat deze voorwaarde tardief is geformuleerd. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter voor zover het de duur van het gebruik van de woning betreft en bepaalt dat de man tot de verkoop van de woning gerechtigd is tot het gebruik ervan. Het hof wijst verder alle andere vorderingen af.