Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De feiten
goed” gekregen. Blijkens Formulier 1 “
Waardering Professionele Bekwaamheden”, scoort [appellant] op het onderdeel “
werkt volgens missie, waarden en visie van Sonneveld (ambitieus, creatief, enthousiast, nauwkeurig en vasthoudend)” op het niveau “
Basis”. Op één onderdeel scoort [appellant] “
Expert” en op de overige onderdelen scoort hij “
Volledig Operationeel”. Blijkens Formulier 2, “
Formulier Competenties”, is bij het gebied “
realisatie met en door anderen” het gedrag van [appellant] omschreven als: “
Teambetrokkenheid van [appellant] is prima, staat altijd klaar om te helpen” en is dit met een “
Excellent/Goed” beoordeeld. Bij “
Sociale vaardigheden, a. Houding” staat vermeld: “
Houding is wat positiever geworden, kan verder omhoog”, en dit is met een
“Goed” beoordeeld. De “
Eindwaardering” is blijkens Formulier 2 “
Goed”. Formulier 3 “
Persoonlijk Ontwikkelings Plan 2015” is door Sonneveld niet ingevuld.
Hoe gaat het met je? De afgelopen dagen hebben je leidinggevende [leidinggevende 2] , [medewerkster] van onze arbodienst A&P en ik verschillende malen geprobeerd telefonisch contact met je op te nemen. Helaas is dat ons niet gelukt. Graag willen we contact met je om de verdere voortgang van je re-integratie te bespreken en benodigde acties af te spreken. Ik vraag je hierbij of je uiterlijk donderdag 21 april as. met [leidinggevende 2] en met [medewerkster] contact opneemt”.
Ook moet ik je erop wijzen dat je je verplichtingen richting ons als werkgever ernstig hebt geschonden door ons niet te informeren van de situatie waarin je verkeert. Ik verzoek je hierbij dat je je direct na terugkeer uit de gevangenis meldt om de situatie en de gevolgen te bespreken”.
Vanuit de verhoogde werkdruk waaraan betrokkene zich vanuit zijn licht zwakzinnige intelligentie niet goed kon aanpassen, waarschijnlijk in combinatie met zijn gevoel dat de steun van zijn ex-vrouw minder werd, is betrokkene uitgevallen op zijn werk. Nadat hij thuis kwam te zitten, viel zijn dagstructuur en spaarzame sociale contact geheel weg, waardoor hij verder decompenseerde. Hij kreeg meer contact met zijn 67-jarige buurvrouw. Hij was gekrenkt toen zij hem aansprak op zijn beperkte zelfstandigheid. Het zal hem zelf ook gefrustreerd hebben om te merken dat hij niet goed zelfstandig kon functioneren. Deze krenking, de onmacht die hij zelf al ervaarde, het beperkte inzicht in zijn eigen emoties en wat zijn gedrag voor een ander betekent, maakte dat hij tot het tenlastegelegde overging. Betrokkene kon het ontoelaatbare van zijn handelen inzien, maar er niet geheel naar handelen. Alles overziend wordt geadviseerd betrokkenen voor de hem ten laste gelegde feiten, in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. Geadviseerd wordt om betrokkene praktische begeleiding in de thuissituatie te bieden door een instelling die gespecialiseerd is in het begeleiden van mensen met een verstandelijke beperking, zoals ASVZ”.
2.De procedure in eerste aanleg en in hoger beroep
primair, wegens ernstig verwijtbaar handelen van [appellant] zonder acht te slaan op de wettelijke opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding, en
subsidiair, indien geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, bij de berekening van de opzegtermijn rekening te houden met de duur van de procedure en een transitievergoeding toe te kennen van € 24.575,-. [appellant] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het ontbindingsverzoek. Bij tegenverzoek heeft [appellant] verzocht Sonneveld te veroordelen tot betaling van zijn loon over de periode van 21 april 2016 tot 23 mei 2016 ad € 2.773,39 bruto.
primair, herstel van de arbeidsovereenkomst met Sonneveld en het treffen van voorzieningen ten aanzien van de onderbreking, en
subsidiairaan [appellant] een billijke vergoeding toe te kennen.
3.Beoordeling
Goed” terwijl bij het onderdeel “
Houding” staat vermeld: “
Houding is wat positiever geworden, kan verder omhoog”, maar dit onderdeel niettemin met een “
Goed” is beoordeeld. Op grond hiervan heeft [appellant] niet kunnen opmaken dat zijn werkhouding onvoldoende was, laat staan dat er sprake was van een situatie dat het merendeel van zijn collega’s niet meer met hem wilde samenwerken, zoals [leidinggevende 1] in haar schriftelijke verklaring heeft geschreven. Door Sonneveld is niet gesteld, en evenmin is gebleken dat [appellant] een gedegen verbetertraject is aangeboden waarbij hij in de gelegenheid is gesteld zich op dit punt, al dan niet met begeleiding van zijn werkgever, te verbeteren. Zo is in de Beoordeling van december 2014 het Formulier 3 “
Persoonlijk Ontwikkelings Plan 2015” niet ingevuld. [directeur] en [leidinggevende 1] maken er in hun schriftelijke verklaringen weliswaar melding van dat zij [appellant] op zijn negatieve communicatie hebben aangesproken maar uit hun verklaringen blijkt onvoldoende concreet in welke periode dat zou zijn geweest, en of zij hierover vervolgens met [appellant] afspraken over hebben gemaakt. Het incident waarbij [appellant] een zwaar voorwerp naar een collega heeft gegooid, dateert van elf jaar terug en kan vanwege het lange tijdsverloop niet meer als relevant worden beschouwd. [appellant] heeft onweersproken gesteld dat dergelijke incidenten zich nadien niet meer hebben voorgedaan. Het hof gaat dan ook aan dit argument van Sonneveld voorbij. Nu onvoldoende is komen vast te staan dat er sprake was van een negatieve werkhouding bij [appellant] , dan wel dat Sonneveld hem in de gelegenheid heeft gesteld zich te verbeteren en hem daarin te begeleiden, kan dit argument van Sonneveld niet bijdragen aan het vaststellen van een verstoorde arbeidsverhouding als redelijke grond voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
ruwe bolster, blanke pit” zijn die wel tegen een stootje kunnen. Zij zijn niet angstig aangelegd en er is geen reden aan te nemen dat zij (mogelijk na een goed gesprek) niet verder zouden kunnen met [appellant] , met wie zijn al jarenlang hebben gewerkt. Gelet op deze betwisting, had het op de weg van Sonneveld gelegen om haar standpunt nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door verklaringen van collega’s in het geding te brengen die uit eigen wetenschap over de gebeurtenissen op 25 mei 2016 kunnen verklaren, dan wel kunnen verklaren over collega’s van [appellant] die niet meer met hem willen samenwerken. Collega [collega], met wie [appellant] in privé bevriend was, verklaart dat [appellant] veel negatieve gedachten had, [collega] er eigenlijk “
een beetje klaar mee was”en toen hij hoorde dat [appellant] vast zat en wat de aanleiding daarvoor was, dit voor hem ‘
de druppel’ was en toen het privé-contact met hem heeft verbroken. Ook schrijft hij dat hij tot enkele maanden voor zijn uitval goed met [appellant] heeft samengewerkt en dat hij hoopt dat [appellant] in een goede omgeving komt waar hij beter kan worden. Het hof overweegt op dit punt dat – in het licht van de betwisting van [appellant] – enkel op grond van de door Sonneveld overgelegde verklaringen van (collega) Van Gierbergen, [directeur] en [leidinggevende 1] niet kan worden aangenomen dat de collega’s van [appellant] zich angstig en geïntimideerd voelden, nu deze verklaringen alleen “van horen zeggen” en bovendien te algemeen van aard op dit onderdeel zijn. Zowel [directeur] als [leidinggevende 1] waren niet aanwezig bij het gesprek tussen [appellant] en zijn collega’s op 25 mei 2016. [directeur] schrijft dat hij van enkele medewerkers heeft gehoord dat [appellant] heeft verteld dat hij heeft vastgezeten, dat hij met de politie had gevochten, dat zij daarvan “
onder de indruk waren”en zeiden dat zij “
het geen prettig idee vonden als hij weer zou komen werken”. [leidinggevende 1] schrijft dat de manier waarop [appellant] collega’s vertelde over de dingen die hij had meegemaakt, bij collega’s “
niet goed is gevallen”en dat een aantal collega’s door zijn uitlatingen “
behoorlijk was geschrokken en er bij hen geen vertrouwen is in een normale samenwerking”. Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof onvoldoende concreet van een situatie waarin de verstoring van de arbeidsverhouding tussen Sonneveld en zijn collega’s zodanig is dat zij absoluut niet meer met hem willen samenwerken.
arbeidsverhouding tussen Sonneveld en zijn collega [collega], is niet gebleken. Het hof acht in dit verband van belang dat [collega] in zijn verklaring van 13 oktober 2017 schrijft dat hij tot enkele maanden voor zijn uitval goed met [appellant] heeft samengewerkt en dat hij hoopt dat [appellant] in een goede omgeving komt waar hij beter kan worden. [appellant] erkent weliswaar dat hij na zijn detentie geprobeerd heeft met [collega] (met wie hij immers privé bevriend was) buiten werktijd contact op te nemen, ook nadat die had aangegeven geen contact meer te willen. Hij heeft echter – onweersproken – gesteld dat hij zich hierbij nadien heeft neergelegd, hetgeen door [collega] in zijn verklaring is bevestigd (“
Na enkele weken is meneer [appellant] gestopt met bellen”).
eens te meer een breuk heeft gegeven waar de relatie toch al onherstelbaar verstoord was”. Dat er sprake is van een met [appellant] overeengekomen functiewijziging blijkt niet uit enige aan hem verzonden schriftelijke vastlegging. Het blijkt ook niet uit de schriftelijke verklaring van [HR-adviseur] (HR adviseur) van 18 april 2017 waarin slechts wordt vermeld dat is afgesproken dat [appellant] alleen nog op zijn oude werkplek zou worden ingezet, dit in het kader van de re-integratie waarbij het eerste doel was om hem weer werkritme op te laten doen. Daarbij schrijft [HR-adviseur] dat hoe er zou worden omgegaan met de lichamelijk belasting op langere termijn en ook de beloning, van latere zorg zou zijn. Dit betekent dat ook uit de verklaring van [HR-adviseur] niet blijkt van instemming door [appellant] met een functiewijziging. Deze stelling van Sonneveld – [appellant] komt ten onrechte terug op een functiewijziging – ter onderbouwing van de verstoorde arbeidsverhouding met [appellant], wordt dan ook verworpen.
zulks per de eerst mogelijke datum”), mede gelet op het verzoek van [appellant] om voorzieningen te treffen over de periode van de onderbreking van zijn dienstverband vanaf 1 juli 2017 tot aan de hersteldatum. Het hof zal daarom bepalen dat herstel moet plaatsvinden per 1 maart 2018, waarbij als voorziening een bedrag moet worden betaald overeenkomstig het loon dat bij continuering van de arbeidsovereenkomst vanaf 1 juli 2017 tot 1 maart 2018 zou zijn uitbetaald. [appellant] heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van Sonneveld om in geval van het treffen van voorzieningen rekening te houden met de betaalde transitievergoeding ter hoogte van € 24.575,-- bruto. Het netto equivalent, dat Sonneveld feitelijk heeft betaald mag zij op het te betalen loonbedrag in mindering brengen. Het hof gaat er verder van uit dat [appellant] de door hem ontvangen uitkeringen kan behouden nu de arbeidsovereenkomst eerst per 1 maart 2018 hersteld moet worden. Ook deze netto betaalde uitkeringsbedragen strekken in mindering op het door Sonneveld te betalen loonbedrag.