ECLI:NL:GHDHA:2018:3796

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
22-000059-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met alcoholgebruik en letsel aan slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 13 december 2015 te Warmond, waarbij hij onder invloed van alcohol een auto bestuurde en in botsing kwam met een bromfiets. De verdachte had een alcoholgehalte van 285 microgram per liter uitgeademde lucht, wat boven de wettelijke limiet ligt. Het hof oordeelde dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid had betracht, wat leidde tot de aanrijding en letsel bij de bestuurster van de bromfiets, die een kneuzing aan het bekken opliep en tijdelijk niet in staat was haar normale werkzaamheden uit te voeren. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000059-18
Parketnummer: 09-797317-16
Datum uitspraak: 19 december 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 december 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte]

geboren te [plaats] op [datum],
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
5 december 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Warmond, gemeente Teylingen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Kaagstraat en/of de Padoxlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte, heeft/is:
  • gereden terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde en/of (daarbij)
  • geen gevolg gegeven aan (een) verkeersteken(s) dat/die een gebod of verbod inhoudt/inhouden, immers is hij ter plaatse waar voor een kruisende weg, de Padoxlaan, een bord B6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, aanduidende: Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg en/of op het wegdek haaientanden waren aangebracht, die kruisende weg opgereden zonder een bromfiets(ster) voor te laten gaan en/of (vervolgens/daarbij)
  • met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen die bromfiets(ster) gebotst,
waardoor de bestuurster van die bromfiets (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een contusie van bekken en/of heup, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Warmond, gemeente Teylingen, als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Kaagstraat en/of de Padoxlaan, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte, heeft/is:
  • gereden terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde en/of (daarbij)
  • geen gevolg gegeven aan (een) verkeersteken(s) dat/die een gebod of verbod inhoudt/inhouden, immers is hij ter plaatse waar voor een kruisende weg, de Padoxlaan, een bord B6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, aanduidende: Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg en/of op het wegdek haaientanden waren aangebracht, die kruisende weg opgereden zonder een bromfiets(ster) voor te laten gaan en/of (vervolgens/daarbij)
  • met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen die bromfiets(ster) gebotst,
waardoor de bestuurster van die bromfiets (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2:
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Warmond, gemeente Teylingen, als bestuurder van een motorrijtuig (auto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 285 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken dan wel indien het voor het eerst afgegeven rijbewijs een rijbewijs betreft dat de bevoegdheid geeft tot het besturen van bromfietsen en dit rijbewijs is afgegeven aan een persoon die op het ogenblik van die afgifte de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, nog geen zeven jaar zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de in dat vonnis vermelde kwalificatie wat betreft het onder 1 primair ten laste gelegde en de opgelegde straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op
of omstreeks13 december 2015 te Warmond, gemeente Teylingen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende over de weg, de Kaagstraat en
/ofde Padoxlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en
/ofonoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte, heeft/is:
  • gereden terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde en
  • geen gevolg gegeven aan
  • met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen die bromfiets
waardoor de bestuurster van die bromfiets (genaamd [slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel, te weten een contusie van bekken en/of heup, ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste of tweedederdelid van de Wegenverkeerswet 1994
, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
2:
hij op
of omstreeks13 december 2015 te Warmond, gemeente Teylingen, als bestuurder van een motorrijtuig (auto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 285 microgram,
in elk geval hoger dan 88 microgramalcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken
dan wel indien het voor het eerst afgegeven rijbewijs een rijbewijs betreft dat de bevoegdheid geeft tot het besturen van bromfietsen en dit rijbewijs is afgegeven aan een persoon die op het ogenblik van die afgifte de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, nog geen zeven jaar zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen genoemd in de voetnoten 2 tot en met 12 zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Bewijsoverwegingen
De feiten
Het hof stelt met de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 13 december 2015 reed de verdachte in een personenauto, merk Audi, met het kenteken [kenteken]. De verdachte was onder invloed van alcohol. Omstreeks 19:15 uur heeft in Warmond, gemeente Teylingen, op de kruising van de Padoxlaan met de Kaagstraat een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij de door de verdachte bestuurde auto in botsing is gekomen met de door [slachtoffer] bestuurde bromfiets. Het verkeer rijdend op de Padoxlaan heeft voorrang op het verkeer komend vanaf de Kaagstraat. [2]
De bestuurster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij met haar scooter op de voorrangsweg reed. Er kwam een grijskleurige Audi uit de Kaagstraat die zonder te kijken links af wilde slaan. Zij kon dit voertuig niet meer ontwijken en raakte de auto linksvoor. Daarbij vloog zij over de motorkap van de Audi en werd haar scooter door de klap naar de linker weghelft gestoten waardoor deze in botsing kwam met een tegemoetkomend voertuig. [3]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op de Padoxlaan te Warmond reed. Vanuit tegenovergestelde richting zag hij een scooter komen aanrijden. Ook zag hij ter hoogte van de zijweg aan de linkerzijde dat er een auto aan kwam rijden. De auto stond eerst stil en reed daarna plotseling de weg op. De auto kwam met de voorkant al deels op de weghelft van [getuige 1]. [getuige 1] remde af en week zoveel mogelijk uit naar rechts. De bestuurder van de auto had echter naast [getuige 1] ook de scooter niet gezien. De bestuurster van de scooter wilde nog uitwijken, maar kwam in botsing met de auto, vloog over de motorkap van de auto en landde enkele meters verderop op het asfalt. De scooter kwam tegen de linker voorzijde van het voertuig van [getuige 1] aan nadat deze eerst de andere auto had geraakt. [4]
Uit het proces-verbaal van de verkeersongevallenanalyse is gebleken dat weggebruikers komende vanaf de Kaagstraat, alvorens zij de rijbaan van de Padoxlaan oprijden, het kruisende verkeer op de Padoxlaan voor moeten laten gaan. Dit is aangegeven door de daar op het wegdek aangebrachte haaientanden en het daar aanwezige verkeersbord model B6 uit bijlage 1 RVV 1990. [5] Gebleken is dat de bestuurder van de Audi vanaf de Kaagstraat de rijbaan van de Padoxlaan deels is opgereden en met de uiterste voorzijde van de auto in aanrijding is gekomen met de bromfiets. Als gevolg van de aanrijding is de bestuurster van de bromfiets met haar voertuig ten val gekomen waarbij de bromfiets – zonder de bestuurster – over de rijbaan van de Padoxlaan in de richting van de dicht genaderde Skoda is doorgeschoven. Ondanks een krachtige remming kon de bestuurder van de Skoda een aanrijding met de naderende, over het wegdek schuivende bromfiets niet voorkomen. De bromfiets werd als gevolg van de botsing met de voorzijde van de Skoda ongeveer negen meter over het wegdek teruggekaatst alvorens dit voertuig tot stilstand kwam. [6]
Nadat het ongeval had plaatsgevonden is bij een ademanalyseonderzoek ter plaatse middels een goedgekeurd ademanalyseapparaat gemeten dat het alcoholgehalte van de verdachte op dat moment 285 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg. Na vordering van het rijbewijs ter inzage door de verbalisant is gebleken dat het rijbewijs aan de verdachte is afgegeven op 12 oktober 2011 en dat derhalve nog geen vijf jaren waren verstreken vanaf de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven, zodat de verdachte als beginnend bestuurder is aangemerkt. [7]
De verdachte heeft op 13 december 2015 op het politiebureau verklaard dat hij betrokken was bij de aanrijding die zojuist had plaatsgevonden en dat hij in de auto is gestapt en daarmee is gaan rijden nadat hij in de twee uren daarvoor vier à vijf glazen bier had gedronken. [8]
De verdachte heeft op 14 juni 2016 verklaard dat het vaak niet te zien is dat er iemand uit de richting van de brug komt vanaf de Veerpolder komt. De verdachte kan zich niet meer herinneren of hij wel of niet stil stond. Hij keek naar het voertuig dat voor hem van rechts kwam en wilde dit voertuig achterna rijden. Hij heeft de scooter niet gezien. [9]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij goed bekend was met de situatie ter plaatse. Het betreft een onoverzichtelijk punt waar je vaak pas op het laatste moment ziet dat er een voertuig aan komt rijden. Daarnaast rijdt iedereen daar altijd fors door. [10]
Uit de medische stukken is gebleken dat [slachtoffer] als gevolg van het verkeersongeval letsel heeft opgelopen, te weten een kneuzing van het bekken/de rechterheup, en dat zij sinds 1 april 2016 in behandeling is bij de fysiotherapeut in verband met rugklachten. [11] Het slachtoffer heeft verklaard dat zij in de week na het ongeval haar werk als onderwijsassistente in het geheel niet heeft kunnen uitvoeren en dat zij na anderhalve week haar werk beperkt kon uitvoeren. Zij moet in maart 2016 haar werk als onderwijsassistente zittend doen, omdat zij niet langer dan vijf minuten in dezelfde positie stil kan staan. [12]
Oordeel hof
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822, NJ 2005/252).
Het hof stelt vast dat de verdachte onder invloed van alcohol in een auto heeft gereden. Hij is als bestuurder van die auto een voorrangsweg opgereden zonder daarbij aan een op die weg rijdende bromfietsster voorrang te verlenen. Als gevolg hiervan is de auto van de verdachte in botsing geraakt met die bromfiets.
De verdachte heeft verklaard dat hij goed bekend was met de situatie ter plaatse, dat het een onoverzichtelijke kruising betreft waar je voertuigen vaak pas op het laatste moment ziet en voertuigen daar ook altijd fors doorrijden. Juist onder die omstandigheden mocht van de verdachte extra oplettendheid worden verwacht en ook gevergd. De verdachte heeft dit nagelaten door – zo blijkt uit een getuigenverklaring – plotseling de voorrangsweg op te draaien. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte, in aanmerking genomen dat hij onder invloed van alcohol een auto bestuurde, niet de voorzichtigheid betracht die van hem verwacht mocht worden. Dit leidt ertoe dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat hij schuld heeft aan het verkeersongeval zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat deze gedragingen geen roekeloos rijgedrag opleveren, zodat de verdachte van die strafverzwarende omstandigheid zal worden vrijgesproken.
Volgens de verdachte is de waarneming van de getuige [getuige 1], dat hij al deels op diens weghelft was ten tijde van de botsing, niet juist. Als dat namelijk wel het geval zou zijn geweest, had de bromfietser tegen de flank van zijn – verdachtes - auto moeten zijn aangebotst, en dat is niet gebeurd. Het hof kan de verdachte hier niet in volgen. De getuige [getuige 1] heeft namelijk ook verklaard dat de bestuurster van de bromfiets nog heeft geprobeerd uit te wijken. Dat uitwijken hield namelijk in het sturen van de bromfiets naar de weghelft van het tegemoetkomende verkeer. Dat verklaart waarom de botsing heeft plaatsgevonden tegen de voorkant de auto van de verdachte.
Het hof dient tot slot de vraag te beantwoorden of door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel is toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het hof stelt vast dat het slachtoffer als gevolg van het verkeersongeval een kneuzing aan het bekken/de rechterheup heeft opgelopen en sindsdien last heeft van rugklachten waarvoor zij wordt behandeld door een fysiotherapeut. Zij heeft een week na het verkeersongeval haar werkzaamheden niet kunnen uitvoeren en moest enkele maanden later haar werk als onderwijsassistente nog zittend doen.
Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat het slachtoffer als gevolg van het letsel tijdelijk verhinderd is geweest in de uitoefening van haar normale bezigheden. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat hetgeen uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen, alsmede het uitzicht op volledig herstel, ontoereikend is om het letsel als zwaar lichamelijk letsel aan te merken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, van deze wet.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (285 microgram).
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich als bestuurder van een auto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen door onder invloed van alcohol een auto te besturen en daarmee vanuit een zijweg plotseling de hoofdweg op te rijden, zonder daarbij het voor hem van links komende verkeer dat op die voorrangsweg reed voorrang te verlenen. De verdachte is hierdoor in botsing gekomen met een bromfietsster, als gevolg waarvan zij een kneuzing aan het bekken/de rechterheup heeft opgelopen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 november 2018, waaruit blijkt dat aan de verdachte betrekkelijk kort voor het bewezen verklaarde twee keer een strafbeschikking is opgelegd wegens het rijden onder invloed. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof constateert dat de zaak in eerste aanleg niet binnen de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is afgedaan. Het hof is van oordeel dat de verdachte vanaf het moment dat hij na de aanrijding als verdachte is verhoord in redelijkheid kon verwachten dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Het hof stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met zes dagen en is van oordeel dat vanwege deze geringe overschrijding kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de zaak in hoger beroep voortvarend is afgedaan.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, beide van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. S.A.J. van 't Hul,
mr. R.F. de Knoop en mr. F.W. van Lottum, in bijzijn van de griffier mr. K. Elema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 december 2018.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL1500-2015362156, gesloten en getekend op 14 april 2016 door [verbalisant 1], hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, PL1500-2015362156-1.
3.Proces-verbaal verhoor aangeefster, PL1500-2015362156-3.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], PL1500-2015362156-5.
5.Proces-verbaal VOA, p. 6.
6.Proces-verbaal VOA, p. 2.
7.Proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW 1994, met als bijlage het ademonderzoekresultaat.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte, PL1500-2015362156-2.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, PL1500-2015362156-9.
10.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 5 december 2018.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van chirurg [naam chirurg] en arts-assistent chirurgie in opleiding [naam chirurg in opleiding] d.d. 14 december 2015 en brief van fysiotherapeut [naam fysiotherapeut] d.d. 4 april 2016.
12.Proces-verbaal van bevindingen, PL1500-2015362156-7.