[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 6 november 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is een beslissing genomen over de in beslag genomen goederen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Poeldijk, gemeente Westland en/of Naaldwijk, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 126 XTC pillen, althans 47,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, en/of ongeveer 450 pillen Methylfenidaat, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Methylfenidaat, zijnde Methylfenidaat, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Poeldijk, gemeente Westland en/of Naaldwijk, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad - 300 pillen oxazepam, in elk geval een hoeveelheid pillen, (elk) bevattende het middel oxazepam en/of
- 960 pillen temazepam, in elk geval een (grote) hoeveelheid pillen (elk) bevattende het middel temazepam en/of
- 1200 pillen diazepam, in elk geval een (grote) hoeveelheid pillen(elk) bevattende het middel diazepam en/of
- 40 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens het derde lid van artikel 3a van die wet;
3:
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Poeldijk, gemeente Westland en/of Naaldwijk, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, een of meer geneesmiddel(len) waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
- 479 tabletten Kamagra en/of
- 50 tabletten Cobra-120 en/of
- 28 sachets Kamagra 100 mg Oral Jelly en/of
- 50 tabletten Clenbuterol Sopharma 0,02 mg en/of
- 100 tabletten Oxandrolone en/of
- 200 tabletten Turinabol en/of
- 200 tableten Oxymetholone en/of
- 29 tabletten Proviron Mesterolone 25 mg en/of
- 39 tabletten Winstrol en/of
- 200 tabletten Tamoxifen en/of
- 60 tabletten T-6 opzettelijk in voorraad heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis. Over het beslag dient volgens de advocaat-generaal te worden beslist conform de beslissing van de rechtbank.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Staandehouding en doorzoeking van de auto
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte geen toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking van zijn auto. De opgemaakte processen-verbaal van de verbalisanten zijn op dat punt tegenstrijdig. De doorzoeking van de auto is derhalve onrechtmatig geschied. Deze onrechtmatigheid betreft een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting van hetgeen in de auto is aangetroffen en van hetgeen de verdachte daaromtrent heeft verklaard, aldus de raadsman.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 18 november 2017 reden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] belast met noodhulpsurveillance te Monster. Zij zagen een voertuig aan komen rijden voorzien van het kenteken [kentekennr.]. Verbalisant [verbalisant 2] controleerde het kenteken in het bedrijfsprocessensysteem van de Nationale Politie en zag dat het voertuig op naam stond van [verdachte], geboren op [geboortejaar] 1989 te Naaldwijk. [verbalisant 2] zag in het bedrijfsprocessensysteem tevens dat [verdachte] tweemaal voorkwam ter zake van de Opiumwet. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de bestuurder van de auto een stopteken gegeven waaraan hij voldeed. De verbalisanten spraken de bestuurder aan en vorderden zijn rijbewijs en kentekenbewijs. De bestuurder gaf op te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortejaar] 1989 te Naaldwijk. Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij aan [verdachte] vroeg of hij verdovende middelen bij zich had of in zijn auto had, waarop [verdachte] negatief antwoordde. [verbalisant 1] vroeg vervolgens aan [verdachte] of zij de auto op vrijwillige basis mochten doorzoeken. [verbalisant 1] hoorde [verdachte] hier hard en duidelijk positief op antwoorden. [verbalisant 2] heeft eveneens gerelateerd dat zij verbalisant [verbalisant 1] aan [verdachte] hoorde vragen of zij vrijwillig in de auto mochten kijken en dat zij [verdachte] hoorde zeggen: “dat is goed, kijk maar”. De verbalisanten hebben vervolgens de auto doorzocht.
Het hof is gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte ondubbelzinnig toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking van zijn auto. Het hof ziet in de processen-verbaal op dat punt geen enkele tegenstrijdigheid. Het verweer mist derhalve feitelijke grondslag en wordt verworpen.
Verweer inzake schending van de Salduz-norm bij de doorzoeking van de woning
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat sprake is van een schending van de Salduz-norm. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte heeft verzocht om voorafgaand aan het afleggen van een verklaring een raadsman te raadplegen. Nog voordat de verdachte daartoe in de gelegenheid werd gesteld, is hem de vraag gesteld of zich in zijn woning verdovende middelen bevonden. De verdachte heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Vervolgens is de woning van de verdachte doorzocht en zijn in de woning verdovende middelen en geneesmiddelen aangetroffen. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv en dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting van hetgeen in de woning van de verdachte is aangetroffen en hetgeen de verdachte daaromtrent heeft verklaard, aldus de raadsman.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Uit het proces-verbaal van bevindingen nr. PL1500-2017328911-7, dossier p. 119, blijkt dat de verdachte nadat hij was aangehouden ter zake van het aanwezig hebben van verdovende middelen in zijn auto, is voorgeleid aan de hulpofficier van justitie. Aan de verdachte is gevraagd, nadat hem nogmaals de cautie was gegeven, of hij nog wapens en drugs thuis had. De verdachte antwoordde hierop: “ja er liggen nog wat strips thuis”. Op de vraag of hij ook nog XTC of andere verdovende middelen thuis had liggen, antwoordde hij: ”Ja daar liggen ook nog wat pillen van, ik denk in de tas.” Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris op basis van de in de auto van de verdachte aangetroffen verdovende middelen en de verklaring die de verdachte tijdens zijn voorgeleiding had afgelegd de woning van de verdachte doorzocht.
Het is vaste rechtspraak dat een verdachte die door de politie is aangehouden, aan art. 6 EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Zie HR 15 mei 2012 ECLI:NL:HR:2012:BU8773. Het hof is van oordeel dat op grond van bovenstaande vaststellingen, de aan de verdachte gestelde vraag niet kan worden aangemerkt als een vraag betreffende de betrokkenheid van de verdachte bij een al geconstateerd strafbaar feit ten aanzien waarvan hij als verdachte was aangemerkt. De aan hem gestelde vraag had betrekking op de eventuele aanwezigheid van wapens of drugs in de woning van de verdachte. Van een verhoorsituatie als bedoeld in voornoemd arrest was nog geen sprake. De verdachte had bijgevolg op dat moment nog geen aanspraak op een advocaat. Naar het oordeel van het hof is derhalve geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Het verweer wordt verworpen.
Verweer inzake het onderzoek naar de ten laste gelegde middelen onder feit 1, 2 en 3
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de aangetroffen geneesmiddelen zoals in de tenlastelegging onder feit 3 opgenomen en de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde Methylfenidaat, Oxazepam, Temazepam en Diazepam, daadwerkelijk de werkzame stoffen bevatten zoals ten laste gelegd. Het dossier bevat immers geen enkel onderzoek naar de werkzame stoffen van de aangetroffen middelen door het NFI.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
De in de woning en auto van verdachte in beslag genomen middelen, te weten Methylfenidaat (feit 1) , Oxazepam (feit 2), Temazepam (feit 2) en Diazepam (feit 2) en de overige middelen zoals die in de tenlastelegging onder feit 3 zijn opgenomen zaten in ongeopende en in een fabriek bedrukte verpakkingen ((doordruk)strips/ doosjes/ zakjes/ flacons/ ampullen).
Deze verpakkingen zijn door de inspecteur bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar herkend als geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet gelet op de therapeutische indicaties, de opdrukken op de verpakkingen, de gedeclareerde hoeveelheden werkzame stoffen en de farmaceutische vormen (tabletten, capsules, ampullen en sachets).
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het onderzoek dat door de inspecteur is uitgevoerd met betrekking tot hetgeen ten laste is gelegd onder feit 1, 2 en 3 als voldoende uitgebreid en nauwkeurig is aan te merken, zodat de middelen niet nader onderzocht behoefden te worden.
Het hof verwerpt het verweer
Verweer inzake het onderzoek naar de middelen houdende MDMA (feit 1)
Voorts heeft de raadsman gesteld dat van de verdovende middelen maar een klein – het hof begrijpt: niet representatief deel qua hoeveelheid - deel is onderzocht door het NFI en dat de conclusie van het NFI was dat die pillen MDMA bevatte.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
In de woning en in de auto van de verdachte zijn onder andere 2 partijen vermoedelijk verdovende middelen in beslag genomen. Het betrof een partij van 16 oranje tabletten in de vorm van een uiltje en een partij van 110 gele tabletten in de vorm van
Spongebob. Deze twee partijen hebben als SIN gekregen respectievelijk [x] en [y]. Van de partij met SIN [x] zijn 2 tabletten ter nader onderzoek aan het NFI aangeboden en van de partij met SIN [y] – in ieder geval - 4 tabletten (proces-verbaal PL1500-2017328911, blz. 272-274). De conclusie van het NFI is in beide gevallen geweest dat het aangeboden onderzoeksmateriaal MDMA bevatte.
Het hof is van oordeel dat het aantal door het NFI onderzochte gele en oranje pillen waarin de werkzame stof MDMA is aangetroffen, voldoende representatief is voor de totale aangetroffen hoeveelheid pillen bij de verdachte in zijn auto en in zijn woning. Het betrof immers in beide gevallen een aantal pillen (2 van 16 en 4 van 110) uit een tweetal partijen pillen met dezelfde kleur en vorm. Niet is onderbouwd en ook het dossier biedt daarvoor geen steun dat een aantal pillen uit deze 2 partijen niet representatief zou zijn voor de 2 hele partijen.
Het hof verwerpt het verweer.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks18 november 2017 te Poeldijk, gemeente Westland en
/of Naaldwijk,gemeente Westland,
in elk geval in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer126 XTC pillen
, althans 47,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattende MDMA,
zijnde MDMA,en
/of ongeveer450 pillen Methylfenidaat,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Methylfenidaat,zijnde
MDMA enMethylfenidaat
,middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op
of omstreeks18 november 2017 te Poeldijk, gemeente Westland en
/of Naaldwijk,gemeente Westland,
in elk geval in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad - 300 pillen oxazepam
, in elk geval een hoeveelheid pillen, (elk) bevattende het middel oxazepamen
/of
- 960 pillen temazepam
, in elk geval een (grote) hoeveelheid pillen (elk) bevattende het middel temazepamen
/of
- 1200 pillen diazepam
, in elk geval een (grote) hoeveelheid pillen(elk) bevattende het middel diazepamen
/of
- 40 gram hennep,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep,middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, danwel aangewezen krachtens het derde lid van artikel 3a van die wet;
3:
hij op
of omstreeks18 november 2017 te Poeldijk, gemeente Westland en
/of Naaldwijk,gemeente Westland,
in elk geval in Nederland, een of meergeneesmiddel
(len
)waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
- 479 tabletten Kamagra en
/of
- 50 tabletten Cobra-120 en
/of
- 28 sachets Kamagra 100 mg Oral Jelly en
/of
- 50 tabletten Clenbuterol Sopharma 0,02 mg en/of
- 100 tabletten Oxandrolone en
/of
- 200 tabletten Turinabol en
/of
- 200 tableten Oxymetholone en
/of
- 29 tabletten Proviron Mesterolone 25 mg en/of
-
23tabletten Winstrol en
/of
- 200 tabletten Tamoxifen en
/of
opzettelijk in voorraad heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden hard- en softdrugs – waaronder een grote hoeveelheid slaap- en/of kalmeringsmiddelen – én het opzettelijk in voorraad hebben van een grote hoeveelheid van verschillende soorten geneesmiddelen. Het is algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers ervan. In de bij de verdachte aangetroffen hoeveelheden zijn deze middelen doorgaans bestemd voor de handel. Voorts heeft het ongecontroleerd in voorraad hebben van geneesmiddelen een ondermijnende werking voor het gezondheidssysteem in Nederland en vormt het een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Het gebruik van geneesmiddelen die niet door een arts zijn voorgeschreven kan immers fatale gevolgen hebben.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2018.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door en namens de verdachte aangegeven dat zijn leven een positieve wending heeft genomen. De verdachte heeft inmiddels een baan als keurmeester van groente en fruit. Hij werkt bij een bedrijf in [x], waar ook hij een interne opleiding heeft genoten. Hij werkt momenteel 26 uur per week, wat zijn werkgever wil uitbreiden naar 40 uur per week. In de periode rondom het ten laste gelegde ging het niet goed met de verdachte en had hij lichamelijke en psychische klachten. De verdachte is hier met hulp van zijn familie en zijn werkgever inmiddels uitgekomen en hij staat weer positief in het leven. De verdachte voelt zich lichamelijk goed en hij gebruikt geen medicijnen en drugs meer.
Naar het oordeel van het hof is – gelet op de vorenomschreven ernst van de bewezen verklaarde feiten - een gevangenisstraf passend en geboden. Het onvoorwaardelijke deel hoeft echter de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet te overstijgen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht. Het hof acht het wel van belang om aan de verdachte een fors voorwaardelijk strafdeel op te leggen, teneinde hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof zal de verdachte vanwege de ernst van de feiten naast de (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf, tevens de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf opleggen.
Het hof acht – alles afwegende – de na te noemen straffen passend en geboden.
Wat betreft de in beslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen oordeelt het hof als volgt.
Het hof verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 2 tot en met 7 genummerde voorwerpen, te weten:
- 50 STK Medicijn Cobra 120;
- 2 STK Medicijn Temazepam Aurobindo, 2 doosjes 60 stuks; - 28 STK Medicijn Kamagra zakjes;
- 1 STK Medicijn potje, T-5;
- 1 STK Medicijn potje, T-6.
Dit betreffen aan de verdachte toebehorende voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
Het hof beveelt de onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst onder 1, 8, 9, 10, 13 en 14 genummerde voorwerpen, te weten:
- 50 STK Medicijn Bulgaars;
- 30 STK Medicijn LI Da chinese;
- 16 STK XTC inde vorm van een uiltje;
- 1 STK Boksartikel - boksbeugel;
- 1 STK Droger - hennepdroger.
Deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen, die bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn aangetroffen, zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemene belang en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
Het hof gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 12 genummerde voorwerp, te weten:
- Geld Euro 3300,00 d.d. IBG 18 november 2017.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en artikel 40 van de Geneesmiddelenwet, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.