Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer rechtbank : C/09/509189 / HA ZA 16-445
Arrest van 6 maart 2018
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellant 3],
[appellant 4],
[appellant 5],
[appellant 6],
[appellant 7],
[appellant 8],
[appellant 9],
[appellant 10],
De Gemeente DEN HAAG,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
1 september 2015te ontdoen van alle inventaris en roerende zaken, te ontruimen en ter vrije beschikking aan de gemeente te stellen onder afgifte van alle sleutels;
- Het pand aan de Hellingweg nr. 127 te Den Haag tot de hiervoor genoemde datum van ontruiming niet aan derden in gebruik te geven;
- Ermee in te stemmen dat alle goederen die in het pand worden achtergelaten op voornoemde datum van ontruiming onmiddellijk eigendom worden van de gemeente en dat de gemeente daarover naar eigen goedvinden kan beschikken zonder enige vergoeding daarvoor verschuldigd te zijn;
- (…)”
eerste griefzijn [appellanten] opgekomen tegen de opname in het vonnis dat zij de toegang tot het Pand hadden gebarricadeerd met puin, toegangsdeuren hadden dichtgelast en dichtgeschroefd, chemicaliën in het pand hadden verspreid en verfbommen hadden gegooid. Volgens [appellanten] was gewoon toegang tot het Pand mogelijk, namelijk via een (niet gebarricadeerde) achterdeur van de tweede loods, en waren er geen chemicaliën in het pand verspreid. De
tweede griefricht zich tegen de toewijzing van de deurwaarderskosten. Volgens [appellanten] heeft een belangrijk deel van de deurwaarderskosten betrekking op de voorbereiding en de duur van de ontruiming die zijn veroorzaakt door de verwijdering van goederen die al eigendom van de Gemeente waren en – met goedvinden van de Gemeente – door anderen waren achtergelaten. Volgens [appellanten] staan deze kosten niet in enig causaal verband met hun gedragingen. Bovendien achtten zij de deurwaarderskosten niet voldoende gespecificeerd. Het hof zal deze twee grieven, die de Gemeente gemotiveerd heeft bestreden, gezamenlijk bespreken.
veiligetoegang te bieden aan al de mensen die de ontruiming moesten afdwingen.
vierde griefvan [appellanten] betreft de omvang van de schade. Volgens [appellanten] zijn in de loop van de jaren vanaf 2002 tot het vertrek in augustus 2015 van 44 gebruikers van het Pand, veel spullen door allerlei individuele bewoners, gebruikers en bedrijven achtergelaten. De post van € 26.152,- van VSM Sloopwerken B.V. betreft volgens [appellanten] de afvoer van enige huisraad maar vooral van bouw- en sloopafval, waarvoor zij zich niet aansprakelijk achten. Evenmin achten zij zich aansprakelijk voor de kosten van bewaking van het terrein en voor de verwijdering van gevelplaten. Voorts zouden de kosten van [coördinator/toezichthouder] ook gemaakt zijn indien [appellanten] zich niet tegen de ontruiming hadden verzet, aldus [appellanten]
allehuisraad, ook van de huisraad die was achtergelaten door de acht plus 44 bewoners die het Pand al eerder hadden verlaten (zie 1.4 en 1.6), aan [appellanten] valt toe te rekenen.
vijfde griefkomen [appellanten] op tegen de toewijzing van € 1.700,- wegens verfschade. Ter zake van verfschade heeft de Gemeente bij dagvaarding in eerste aanleg aangevoerd dat [appellanten] de buurpanden hadden besmeurd met verfresten (dagvaarding 2.12). De rechtbank heeft overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat er daadwerkelijk buurpanden door [appellanten] met verf zijn besmeurd. Tegen deze afwijzing is geen grief gericht.
nieteerst schoongemaakt hoefden te worden, zoals [appellanten] ook hebben aangevoerd. Nu een afdoende onderbouwing en specificatie van de schade door verf ontbreekt, kan deze post niet worden toegewezen. De vijfde grief is gegrond.
griefvan de Gemeente in het
incidenteel appelricht zich tegen de afwijzing van de kosten voor de inschakeling van het beveiligingsbedrijf Westvlietbewaking B.V. Die kosten (€ 19.382,41) waren volgens de Gemeente noodzakelijk omdat het Pand na de ontruiming door toedoen van [appellanten] in een zeer onveilige en brandbare staat verkeerde. [appellanten] hebben deze grief gemotiveerd bestreden.
derden(sympathisanten en anderen) het pand opnieuw in gebruik zouden nemen. [appellanten] kunnen echter naar het oordeel van het hof niet aansprakelijk gehouden worden voor het eventueel betreden van het pand door derden.
derde griefvan [appellanten] ziet op de groepsaansprakelijkheid. Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de schadeposten is overwogen, behoeft deze grief geen afzonderlijke bespreking.
zesvan [appellanten] richt zich tegen de toewijzing van de wettelijke rente vanaf een eerder moment dan de factuurdatum voor elke kostenpost. Zij verzoeken in hoger beroep de ingangsdatum van de wettelijke rente te stellen op de factuurdatum voor elke kostenpost afzonderlijk. De Gemeente heeft deze grief niet (althans niet gemotiveerd) bestreden. Er van uitgaande dat de Gemeente de facturen betaald heeft zoals zij behoorde te doen, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van de desbetreffende facturen, zoals hierna in het dictum vermeld.
zevenbetreft de veroordeling van [appellanten] in de proceskosten. Omdat partijen in het principaal appel over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof de proceskosten daarvan compenseren, aldus dat ieder de eigen kosten draagt, zowel van de procedure in eerste aanleg als van het hoger beroep. In het incidenteel appel dient de Gemeente als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten te dragen.