ECLI:NL:GHDHA:2018:3377
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Benoeming bijzondere curator voor minderjarigen in geschil over hoofdverblijfplaats
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De vader van de minderjarigen had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige 3] bij de moeder was vastgesteld. De minderjarigen, bijgestaan door hun advocaat, verzochten het hof om een bijzondere curator te benoemen die hun belangen zou behartigen in het geschil over de hoofdverblijfplaats van hun broertje. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt in de procedure betreffende de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 3]. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de jurisprudentie van de Hoge Raad. Het hof concludeert dat de minderjarigen niet ontvankelijk zijn in hun verzoek tot benoeming van een bijzondere curator, omdat het geschil tussen de ouders gaat over de feitelijke verblijfplaats van een ander kind uit hetzelfde gezin. De beslissing van het hof is op 12 december 2018 geminuteerd en op 14 november 2018 in het openbaar uitgesproken.