ECLI:NL:GHDHA:2018:3366
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule in het kader van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van haar schulden en dat zij niet voldoende aannemelijk maakte dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou nakomen. In hoger beroep heeft [appellante] een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet, stellende dat haar omstandigheden inmiddels onder controle zijn. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] haar financiële en persoonlijke situatie zodanig heeft verbeterd dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd is. Het hof heeft overwogen dat [appellante] voldoende hulp ontvangt en dat er een sociaal vangnet aanwezig is. Bovendien heeft zij de afgelopen anderhalf jaar geen nieuwe schulden gemaakt en heeft zij betalingsregelingen getroffen. Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank vernietigd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.