Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte had op de Facebookpagina van het AD Haagsche Courant gereageerd op een krantenartikel en daarbij beschuldigingen geuit die als smaad konden worden opgevat. Het hof heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard voor een deel van de uitlatingen, omdat niet voldaan was aan het klachtvereiste zoals voorgeschreven in artikel 269 van het Wetboek van Strafrecht. Voor de overige uitlatingen heeft het hof de verdachte vrijgesproken, omdat deze geen duidelijk te onderkennen concrete gedragingen aanwijzen, wat vereist is voor een tenlastelegging van een bepaald feit volgens artikel 261 Sr.
De zaak begon met een strafbeschikking van 6 juli 2017, waarbij de verdachte een geldboete van € 275,- kreeg opgelegd. Na verzet tegen deze beschikking, werd de verdachte door de politierechter veroordeeld tot dezelfde geldboete. Hierop werd hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 november 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een hogere boete eiste. Het hof oordeelde echter dat de uitlatingen van de verdachte niet voldaan aan de eisen van artikel 261 Sr, omdat ze niet specifiek genoeg waren en geen concrete gedragingen aanduidden.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd, de eerder opgelegde strafbeschikking ingetrokken en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 21 november 2018.