ECLI:NL:GHDHA:2018:3261
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling en de beoordeling van goede trouw bij schulden
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. Het hof heeft op 4 december 2018 uitspraak gedaan. De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de schulden van [appellant] beoordeeld, waaronder een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst van € 14.428,32, die voortkwam uit niet-nakoming van aangifteverplichtingen en belastingafdrachten. Het hof concludeerde dat [appellant] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was en dat de hardheidsclausule niet van toepassing was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, maar merkte op dat als [appellant] zijn huidige positieve ontwikkelingen kan voortzetten, een toekomstig verzoek mogelijk meer kans van slagen heeft.