In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een getuige tegen de raadsheer-commissaris, mr. T.L. Tan. De verzoeker was opgeroepen om als getuige te verschijnen in een strafzaak, maar voelde zich bedreigd en verzocht om zijn identiteit te verbergen. De raadsman van de verzoeker diende op 6 september 2018 een wrakingsverzoek in, omdat de raadsheer-commissaris niet had ingegaan op het verzoek om de identiteit van de getuige te beschermen. Het hof oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, omdat de wet geen ruimte biedt voor wrakingsverzoeken door getuigen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Het hof benadrukte dat de waarborgen voor een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 6 van het EVRM, niet van toepassing zijn in dit geval, aangezien er geen sprake was van een tegen de verzoeker ingestelde vervolging. De beslissing van het hof werd genomen zonder mondelinge behandeling, omdat de ontvankelijkheid van het verzoek al duidelijk was.