ECLI:NL:GHDHA:2018:3082
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling en ouderlijk gezag na scheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling en het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2014, uit een relatie tussen de vader en de moeder. De vader, die onbegeleide omgang heeft met de minderjarige, verzoekt het hof om de omgangsregeling te wijzigen en om gezamenlijk ouderlijk gezag te verkrijgen. De moeder, die alleen het ouderlijk gezag uitoefent, verzet zich hiertegen en stelt dat de communicatie tussen de ouders problematisch is, wat een risico voor de minderjarige met zich meebrengt.
Het hof oordeelt dat de omgangsregeling dient te worden vastgesteld conform de wijze waarop de ouders deze inmiddels uitvoeren. De vader heeft eenmaal in de twee weken contact met de minderjarige, waarbij hij de minderjarige op donderdag om 18:30 uur ophaalt bij de moeder en de moeder de minderjarige op zondag om 18:30 uur ophaalt bij de vader. Het hof ziet geen aanleiding om het contact tussen de vader en de minderjarige begeleid te laten plaatsvinden, omdat de vader thans onbegeleide omgang heeft en de moeder onvoldoende heeft onderbouwd waarom dit zou moeten veranderen.
Daarnaast oordeelt het hof dat de vader niet mede met het ouderlijk gezag dient te worden belast. De communicatie tussen de ouders is zo slecht dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het gezag en verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing van het hof leidt tot een bevestiging van de bestaande omgangsregeling, met de mogelijkheid voor de vader om facetime contact te hebben met de minderjarige, maar zonder begeleiding.