In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, staat de vraag centraal of een huurder verplicht is om camera's te verwijderen die zijn aangebracht ter afwering van structurele overlast van medehuurders. De zaak betreft een hoger beroep van de Stichting Lek en Waard Wonen, voorheen bekend als Woningbouwvereniging Nieuw-Lekkerland, tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De Woningbouwvereniging vorderde de verwijdering van de camera's die door de huurder, aangeduid als [geïntimeerde], waren aangebracht. De huurder had de camera's bevestigd met schroeven aan de muur, maar de voedingskabel was niet aangesloten, waardoor de camera's niet functioneerden.
Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest en constateert dat de camera's zonder noemenswaardige kosten kunnen worden verwijderd. Dit betekent dat de huurder geen toestemming van de Woningbouwvereniging nodig had om de camera's aan te brengen. De kantonrechter had de primaire vordering tot verwijdering terecht afgewezen. Ook de subsidiaire vordering, die gebaseerd was op schending van de privacy van omwonenden, werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de camera's een inbreuk op de privacy veroorzaakten.
Het hof oordeelt verder dat de Woningbouwvereniging niet adequaat heeft opgetreden tegen de overlast van andere huurders en dat zij had moeten ingrijpen. De vordering tot huurprijsvermindering werd door de kantonrechter afgewezen, omdat de Woningbouwvereniging een andere woning had aangeboden, maar de huurder had hier geen incidenteel appel tegen ingesteld. Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de Woningbouwvereniging in de kosten van het geding in hoger beroep.