ECLI:NL:GHDHA:2018:2883

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
200.202.863/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurder en de verwijdering van camera's ter afwering van overlast door medehuurders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, staat de vraag centraal of een huurder verplicht is om camera's te verwijderen die zijn aangebracht ter afwering van structurele overlast van medehuurders. De zaak betreft een hoger beroep van de Stichting Lek en Waard Wonen, voorheen bekend als Woningbouwvereniging Nieuw-Lekkerland, tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De Woningbouwvereniging vorderde de verwijdering van de camera's die door de huurder, aangeduid als [geïntimeerde], waren aangebracht. De huurder had de camera's bevestigd met schroeven aan de muur, maar de voedingskabel was niet aangesloten, waardoor de camera's niet functioneerden.

Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest en constateert dat de camera's zonder noemenswaardige kosten kunnen worden verwijderd. Dit betekent dat de huurder geen toestemming van de Woningbouwvereniging nodig had om de camera's aan te brengen. De kantonrechter had de primaire vordering tot verwijdering terecht afgewezen. Ook de subsidiaire vordering, die gebaseerd was op schending van de privacy van omwonenden, werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de camera's een inbreuk op de privacy veroorzaakten.

Het hof oordeelt verder dat de Woningbouwvereniging niet adequaat heeft opgetreden tegen de overlast van andere huurders en dat zij had moeten ingrijpen. De vordering tot huurprijsvermindering werd door de kantonrechter afgewezen, omdat de Woningbouwvereniging een andere woning had aangeboden, maar de huurder had hier geen incidenteel appel tegen ingesteld. Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de Woningbouwvereniging in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.202.863/01
Rolnummer rechtbank : 4844399 CV EXPL 16-1436

Arrest van 6 november 2018

in de zaak van

Stichting Lek en Waard Wonen,

voorheen genaamd Woningbouwvereniging Nieuw-Lekkerland,
gevestigd te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenwaard,
appellante,
hierna te noemen: de Woningbouwvereniging,
advocaat: mr. G.H. Bunt te Sliedrecht,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.J. Vermaat te Rotterdam.

Het geding

Het hof verwijst naar het tussenarrest van 14 augustus 2018, waarbij een comparitie van partijen werd gelast. De comparitie heeft op 22 oktober 2018 plaatsgevonden; van hetgeen besproken is, is proces-verbaal opgemaakt. Hierna is arrest bepaald.

Verdere beoordeling van het hoger beroep

1. Ook hier verwijst het hof naar het tussenarrest van 14 augustus 2018. Het blijft bij de inhoud daarvan.
de camera’s
2. De comparitie van partijen werd gelast onder meer omdat het hof zich nader voorgelicht wenste te zien over de wijze waarop [geïntimeerde] de camera’s heeft aangebracht. Dit was in verband met de vraag of de door [geïntimeerde] aangebrachte camera’s een verandering betreffen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten ongedaan kan worden gemaakt en verwijderd.
3. Ter comparitie heeft de advocaat van [geïntimeerde] één van de foto’s die als productie 20 bij conclusie van antwoord zijn overgelegd, nader toegelicht. Dit betreft een foto van een van de camera’s, waarop te zien is dat de camera met vier schroeven aan de muur is bevestigd. Verder wees de advocaat erop dat de voedingskabel van de camera niet is aangesloten maar los langs de camera hangt zodat de camera geen voeding heeft. [geïntimeerde] zelf voegde daaraan toe, dat voor aansluiting op Wifi ook nog een apparaat nodig is, wat zij niet heeft en op dit moment ook niet kan bekostigen. De Woningbouwvereniging heeft een en ander niet bestreden.
4. Zoals vermeld, is op genoemde foto zichtbaar dat de camera bevestigd is met vier schroeven op de muur. De camera’s waarvan verwijdering wordt gevorderd zijn beide op dezelfde wijze aangebracht. De schroeven waarmee zij op de muur zijn bevestigd, zijn naar het oordeel van het hof eenvoudig te verwijderen, waarna de gaten moeten worden dichtgestopt. Daarmee behoren de camera’s tot veranderingen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten ongedaan gemaakt kunnen worden en kunnen worden verwijderd (zie ook het voorbeeld genoemd in Kamerstukken 1997/98, 26089, nr. 3 in §2 bij artikel 215 op pg. 24). Dat betekent dat [geïntimeerde] geen toestemming van de Woningbouwvereniging nodig had om de camera’s aan te brengen. De kantonrechter heeft de primaire vordering tot verwijdering dan ook terecht afgewezen.
5. Ook de subsidiaire vordering, verwijdering van de camera’s op grond van schending van de privacy van omwonenden, is terecht afgewezen. Er is niet voldoende komen vast te staan dat de camera’s die zonder stroom niet werken, op enigerlei wijze inbreuk zouden maken op de privacy van andere huurders van de Woningbouwvereniging. [geïntimeerde] heeft overigens ook onbestreden gesteld dat alle omwonenden er inmiddels van op de hoogte zijn dat de camera’s niet werken. De grieven IV tot en met VIII falen.
de huurprijsvermindering
6. Het hof wenste zich door de Woningbouwvereniging voorgelicht te zien of, en zo ja, welke acties, behalve die welke beschreven zijn onder punt 16 van het tussenarrest, voor het overige nog zijn ondernomen in verband met de, zowel door [geïntimeerde] als door de andere huurders gestelde overlast.
7. Zoals onder 16 van het tussenarrest werd overwogen, zien de klachten van [geïntimeerde] die met de brief van haar raadsman van 31 maart 2015 bij de Woningbouwvereniging zijn geuit op overlast van meerdere omwonenden. Desgevraagd deelde de Woningbouwvereniging mee, dat ten aanzien van de omwonenden geen andere acties zijn ondernomen dan de reeds genoemde gesprekken en mediation. In een nieuwe mediation zag [geïntimeerde] na het mislukken van de eerste geen heil meer. Sommaties aan de buren om zich te onthouden van gedrag dat [geïntimeerde] als overlast ervaart, heeft de Woningbouwvereniging niet verstuurd.
8. Het hof oordeelt hierover als volgt. Het mag zo zijn, dat sprake was een complex probleem waarbij huurders elkaar over en weer beschuldigden van het veroorzaken van overlast - [geïntimeerde] klaagde over overlast van andere huurders en andere huurders klaagden over overlast van [geïntimeerde] - het was aan de hand van de door [geïntimeerde] overgelegde foto’s duidelijk dat in elk geval [geïntimeerde] structureel overlast ondervond, ter afwering en beperking waarvan zij prikkeldraad en camera’s heeft aangebracht. Onder deze omstandigheden mocht van de Woningbouwvereniging verwacht worden dat zij haar acties niet beperkte tot optreden tegen [geïntimeerde] vanwege door omwonenden gestelde overlast ten gevolge van het aanbrengen van het prikkeldraad en de camera’s door [geïntimeerde]. Het had op de weg van de Woningbouwvereniging gelegen om minst genomen de omwonenden, zelfs ingeval ook zij niet precies wist wie wat wanneer had gedaan, aan te schrijven en te sommeren de gewraakte handelingen te staken, al was het maar in een algemene brief. Dat heeft zij nagelaten.
9. Dit betekent dat het oordeel van de kantonrechter, dat in dit geval sprake is van een gebrek aan het gehuurde omdat de Woningbouwvereniging geen adequaat gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om tegen overlast veroorzakende verhuurders op te treden, in stand blijft.
10. De kantonrechter heeft de vordering tot huurprijsvermindering afgewezen, omdat een huurprijsvermindering voortduurt tot het gebrek is verholpen en hij kennelijk het gebrek verholpen achtte omdat de Woningbouwvereniging aan [geïntimeerde] een andere woning in Nieuw-Lekkerland heeft aangeboden en [geïntimeerde] om haar moverende redenen niet akkoord wenste te gaan met welke woning dan ook in die gemeente. De vraag of dat oordeel terecht is, behoeft het hof niet te beantwoorden, omdat [geïntimeerde] op dat punt geen incidenteel appel heeft ingesteld tegen het vonnis.
11. Ook de grieven I, II en III falen dus.
12. De slotsom is dat de Woningbouwvereniging met geen van haar grieven succes heeft. Het vonnis zal worden bekrachtigd. Daarbij past een kostenveroordeling ten laste van de Woningbouwvereniging.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Dordrecht, van 25 augustus 2016;
  • veroordeelt de Woningbouwvereniging in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 314,- aan verschotten en € 3.222,- aan salaris advocaat;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, J.E.H.M. Pinckaers en G. Dulek-Schermers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2018 in aanwezigheid van de griffier.