Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[naam 2] h.o.d.n. [het café] ,
hierna te noemen: [geïntimeerde 1] ,
hierna te noemen [geïntimeerde 2] ,
gezamenlijk aan te duiden als [geïntimeerde 2] , afzonderlijk als [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter te Dordrecht, waarin zijn vordering tot schadevergoeding wegens letsel aan zijn vinger werd afgewezen. Het incident vond plaats in de nacht van 10 op 11 oktober 2014, toen [appellant] het café van [geïntimeerde 1] bezocht. Tijdens zijn vertrek raakte hij het topje van zijn linker ringvinger kwijt, wat leidde tot een ziekenhuisbezoek en een aansprakelijkstelling van [geïntimeerde 1]. De kantonrechter oordeelde dat [appellant] onvoldoende bewijs had geleverd dat het letsel het gevolg was van een onrechtmatige daad van [geïntimeerde 2], die op dat moment de deur van het café zou hebben gesloten. In hoger beroep heeft [appellant] zijn grieven herhaald, maar het hof oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat [geïntimeerde 2] onrechtmatig heeft gehandeld. De camerabeelden gaven geen duidelijkheid over de toedracht van het incident, en het hof concludeert dat zelfs als [geïntimeerde 2] de deur heeft gesloten, dit niet onrechtmatig was. De vordering van [appellant] wordt dan ook afgewezen en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.