In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin zij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 583.650 aan Zorgkantoor DSW B.V. De zaak betreft de toekenning van persoonsgebonden budgetten (PGB's) aan budgethouders, die door DSW zijn verstrekt op basis van indicaties van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). DSW heeft een fraudeonderzoek uitgevoerd naar de PGB-verstrekkingen door Svea Zorg B.V., waarvan [appellante] de bestuurder was. Het onderzoek leidde tot de conclusie dat er onrechtmatig was gehandeld, waarbij PGB-gelden niet ten goede kwamen aan de zorg voor de budgethouders. DSW heeft [appellante] aansprakelijk gesteld voor de ten onrechte uitgekeerde PGB-gelden, wat resulteerde in een conservatoir beslag en een vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft de grieven van [appellante] verworpen en de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld door de PGB-gelden te beheren zonder de bijbehorende zorg te leveren. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van [appellante].