ECLI:NL:GHDHA:2018:2715

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
22-001294-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging met een mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1961 op de Nederlandse Antillen, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van twee begeleidsters van de opvang waar hij verbleef. De bedreiging vond plaats op 7 januari 2018 te Rotterdam, waarbij de verdachte niet alleen mondeling dreigde, maar ook een mes gebruikte. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 september 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar met een aanpassing van de opgelegde straf. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bedreiging, waarbij het opzet op de bedreiging werd vastgesteld door de omstandigheden van de zaak, waaronder het tonen van het mes en de dreigende woorden die de verdachte heeft geuit.

Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder onherroepelijk een strafbaar feit gepleegd, wat meegewogen is in de strafmotivering. Uiteindelijk heeft het hof de taakstraf bevestigd, maar met een gedeeltelijke omzetting van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf werd gedeeltelijk toegewezen, met de beslissing dat de verdachte een taakstraf van 60 uren moet uitvoeren, subsidiair 30 dagen hechtenis.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001294-18
Parketnummers: 10-004946-18 en 10-691197-15 (TUL)
Datum uitspraak: 4 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 12 maart 2018 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortejaar] 1961,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 20 september 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straf zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2018 te Rotterdam,
[aangeefster 1] en/of [aangeefster 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen aan voornoemde [aangeefster 1] en/of [aangeefster 2] en/of (vervolgens) voornoemd mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, gericht te houden op voornoemde [aangeefster 1] en/of [aangeefster 2] en/of
- met voornoemd mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende bewegingen te maken in de richting van voornoemde [aangeefster 1] en/of voornoemde [aangeefster 2] en/of
- ( daarbij) aan voornoemde [aangeefster 1] en/of [aangeefster 2] de dreigende woorden toe te voegen: "Als jullie nu niet weggaan, dan zwaait er wat", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straf en dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis en dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk, ten aanzien van één maand gevangenisstraf, zal toewijzen, met dien verstande dat deze straf zal worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 40 uren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks7 januari 2018 te Rotterdam,
[aangeefster 1] en
/of[aangeefster 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
- een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,te tonen aan voornoemde [aangeefster 1] en
/of[aangeefster 2] en
/of (vervolgens) voornoemd mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, gericht te houden op voornoemde [aangeefster 1] en/of [aangeefster 2] en/of
- met voornoemd mes
, althans scherp en/of puntig voorwerp,zwaaiende bewegingen te maken in de richting van voornoemde [aangeefster 1] en
/ofvoornoemde [aangeefster 2] en
/of
-
(daarbij
)aan voornoemde [aangeefster 1] en
/of[aangeefster 2] de dreigende woorden toe te voegen: "Als jullie nu niet weggaan, dan zwaait er wat"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte niets bedreigends heeft gezegd en dat hij, met wat hij heeft gezegd, al helemaal niet de intentie heeft gehad om de slachtoffers te bedreigen. Dat de verdachte op dat moment een mes in zijn hand had, zou het gevolg zijn geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Het hof begrijpt hieruit dat de raadsman heeft willen betwisten dat er sprake is van opzet op bedreiging en overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte zijn kamerdeur heeft opengedaan met een mes in zijn hand en dat hij dat mes op schouderhoogte hield. Hij heeft dat mes getoond aan de aangevers en gezegd dat zij zijn rust verstoorden. Terwijl de verdachte met het mes zwaaide in de richting van aangevers heeft hij gezegd dat als de aangevers niet weg zouden gaan, er dan wat zou zwaaien. Naar het oordeel van het hof volgt hieruit zonder meer dat verdachte opzet had om de slachtoffers te bedreigen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van twee begeleidsters van de opvang waar de verdachte verbleef, door deze niet alleen mondeling te bedreigen maar daarbij ook gebruik te maken van een mes. Door aldus te handelen heeft de verdachte de slachtoffers angst aangejaagd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging 10-691197-15
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam van 26 februari 2016 onder parketnummer 10-691197-15 is de verdachte – voor zover hier relevant - veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ter zake ingediende vordering van het Openbaar Ministerie, de gedeeltelijke omzetting van de tenuitvoerlegging gevorderd, met dien verstande dat 1 maand gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met afwijzing van de vordering voor het overige deel.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken – omzetting van een gedeelte van de voorwaardelijke straf gelasten, te weten een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, in plaats van 1 maand gevangenisstraf. Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige deel afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
gedeeltelijke tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam van 26 februari 2016 onder
parketnummer 10-691197-15, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, te vervangen door:
Taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. C.J. van der Wilt,
mr. T.E. van der Spoel en mr. M.A.J. van de Kar, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 oktober 2018.
Mr. C.J. van der Wilt is buiten staat dit arrest te ondertekenen.