Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De feiten
a method for rejuvenating a bitumen containing composition’. Dit octrooi, met nummer EP 2389 415 (hierna: EP 415) is op 13 augustus 2014 verleend. De conclusies van EP 415, voor zover hier van belang, luiden in de oorspronkelijke Engelse taal:
Gelet op de hiervoor vermelde verklaring van VWS, beschouwt de rechtbank de vorderingen van VWS voor zover deze zien op andere landen dan Nederland […] daarom als ingetrokken.
bijlage 3);
bijlage 3), NX 4670 van Cardolite (als in RheoFalt HP-EM) en GX 1951 van Cardolite (…)
alleaangeboden monsters nagenoeg identiek zijn aan het inbreuk makende RheoFalt HP-EM; (…)
3.Het geschil
4.De beoordeling in hoger beroep
closed reaction vessel). Dat GV-1963 op die wijze wordt geproduceerd wordt ondersteund door een schriftelijke verklaring van de
general managervan de leverancier van GV-1963, de heer Claessen van Cardolite, met een daarbij behorend
production sheet, waarin uitdrukkelijk wordt gesproken van een ‘
Closed reaction vessel (reflux)’ (productie 10 van Ventraco), een concept van productiespecificaties voor GV-1963 die aan Cardolite zijn verstrekt (productie GP55 bij productie 5 van Ventraco) en een octrooiaanvrage die is ingediend voor die productiewijze (US 2017/0152384). Daarnaast heeft Ventraco in hoger beroep – als zodanig onbestreden – aangevoerd dat het gebruik van een gesloten reactievat meebrengt dat het eindproduct een relatief hoog cardanol-gehalte heeft omdat bij die productiewijze cardanol niet wordt afgevangen. Daarvan uitgaande ondersteunen ook de door VWS overgelegde
Technical Data Sheetsvan enerzijds NX-4670 (productie 6 van VWS) en anderzijds GV-1963 (productie 56 van VWS) het gebruik van een gesloten reactievat bij de productie van GV-1963. Op die sheets wordt
a dark brown, highcardolcontent cashew nutshell liquid polymer’ en GV-1963 als ‘
a dark brown, highcardanolcontent cashew nutshell liquid polymer’ (onderstreping toegevoegd). Ook door Ventraco overgelegde analyses van professor Lemaire van NX-4670 en RheoFalt AM onderbouwen dat verschil in cardanol-gehalte (productie 53 bij productie 5 van Ventraco). Blijkens die analyses bevat NX-4670 43% cardanol en 57% cardol en RheoFalt AM 63% cardanol en 37% cardol.
fingerprintsvan NX-4670 en GV-1963 identiek zijn en kan niet leiden tot een andere conclusie. Ventraco heeft onbestreden aangevoerd dat die specificaties en
fingerprintsniets zeggen over de productiewijze en het cardanol-gehalte van GV-1963 en RheoFalt AM. De overige argumenten van VWS, waaronder dat de hiervoor bedoelde verklaring van Cardolite dateert van 10 april 2017 en niet expliciet betrekking heeft op het verleden, roepen weliswaar vragen op over de bewijsmiddelen die Ventraco naar voren heeft gebracht, maar nemen niet weg dat die bewijsmiddelen in samenhang beschouwd voldoende zijn om binnen het kader van dit kort geding voorshands ervan uit te kunnen gaan dat GV-1963 is geproduceerd in een gesloten reactievat.
distillation residue being obtained by distillation’ van conclusie 1 van EP 415. In het midden kan blijven of die conclusie terecht is. Mede gelet op de onderbouwing die Ventraco aan haar visie heeft gegeven door overlegging van verklaringen van professor Broekhuis (productie 6 van Ventraco) en professor Lemaire (productie 7 van Ventraco) – ook al heeft VWS daar het nodige tegenover gesteld – is minst genomen sprake van een verdedigbaar standpunt. Dat brengt mee dat in ernst kan worden betwijfeld of het oordeel in het bodemvonnis dat RheoFalt HP-EM onder de beschermingsomvang van EP 415 valt, ook geldt voor deze variant van RheoFalt AM. In dat licht blijft de draagwijdte van het bij het bodemvonnis gegeven bevel opgave te doen beperkt tot RheoFalt HP-EM en kan niet worden aangenomen dat het Ventraco ook verplichtte tot het doen van opgave over deze variant van RheoFalt AM.
geenincidenteel appel heeft ingesteld en dat zij het vonnis in kort geding
nietveranderd wil hebben.
off-the-shelfproducten van Cardolite, waaronder een voorganger van GX-1951. Tussen oktober 2013 en 5 september 2014 zou zij het product GX-1951 van Cardolite onder de naam RheoFalt HP-EM op de markt hebben gebracht. VWS kan het nadere bewijsmateriaal gebruiken ter verificatie van het verweer van Ventraco en ter nadere onderbouwing van de stelling dat RheoFalt HP-EM in alle samenstellingen voldoet aan de relevante kenmerken van de conclusies van EP 415.
consisting mainly of a mixture of polymerization products of 3-pentadecenylphenol and 3-pentadecadienylresorcinol in the form of an alkylphenol resin’ van conclusie 1 van het octrooi, kan daaraan niet afdoen. In het bodemvonnis heeft de rechtbank zijn oordeel dat het product van Ventraco voldoet aan dit kenmerk gebaseerd op de beschrijving van de door Ventraco zelf ingeschakelde consultant [consultant V] uit 2008. Die verklaart dat het distillatieresidu ‘overwegend [bestaat] uit een mengsel van polymerisatie producten van 3-pentadecenylphenol en 3-pentadecadienylresorcinol tot een alkyl fenolhars’. Het door Ventraco overgelegde (tegen)bewijsmateriaal neemt niet weg dat op basis van deze beschrijving redelijkerwijs kan worden vermoed dat is voldaan aan het conclusiekenmerk. Voor het door Ventraco aangeboden aanvullende deskundigenrapport is geen ruimte in dit kort geding.
anderprobleem dan het onderscheid tussen RheoFalt HP-EM en RheoFalt AM. VWS wijt die problemen aan het feit dat Ventraco in het kader van het leggen van het bewijsbeslag een bestand heeft verstrekt met verkoopfacturen van Ventraco, VIC en Ventraco Colour waarop niet zichtbaar is welke vennootschap de afzender is (zie daarover hierna r.o. 4.34 e.v.). Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is ook niet inzichtelijk dat Ventraco inzage in verkoopfacturen met betrekking tot RheoFalt AM zou kunnen beletten op de grond dat die betrekking (kunnen) hebben RheoFalt HP-EM. Ventraco stelt immers zelf dat zij geen RheoFalt HP-EM heeft verkocht na 13 augustus 2014. De deurwaarder kan er bij de uitvoering van het bij het vonnis van 11 mei 2017 opgelegde inzagebevel dus van uitgaan dat verkoopfacturen van na 13 augustus 2014 geen betrekking hebben op RheoFalt HP-EM. Gelet daarop is uitbreiding van het inzagebevel niet nodig met het oog op de uitvoerbaarheid van het toegewezen inzagebevel met betrekking tot RheoFalt AM.