Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 2 oktober 2018
3. [verzoeker 3] ,
[verweerster] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Hallo, je hoeft niet meer te komen. Dag” (in het Marokkaans).
Kom morgen avond ga je formulieren onderteken dan krijg jij jou geld”. Hierop antwoordt [verweerster] op 8 februari 2017 met het bericht: “
Ik kom vanavond niet (…)” (productie II, akte van 9 november 2017). Hoewel [de VOF] aanvankelijk heeft gesteld dat het telefoonnummer en de WhatsApp-berichten haar niet bekend zijn (zie ook beroepschrift onder 10), heeft [verzoeker 3] ter comparitie bij het hof bevestigd dat de door [verweerster] overgelegde print WhatsApp-berichten betreffen die met zijn nummer ( [...] ) aan [verweerster] zijn verstuurd en dat hij het bericht van 7 februari 2017 heeft verstuurd omdat [verweerster] nog een klein bedrag moest krijgen, zo’n € 30,-, dat hij haar wilde komen ophalen zodat ze de formulieren kon ondertekenen en het geld kon krijgen en dat ze niet hoefde te werken die avond en het alleen om het geld ging. Naar het oordeel van het hof staat hiermee vast dat het WhatsApp-bericht van 7 februari 2017 geen oproep tot het verrichten van werkzaamheden inhield en zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het telefonisch contact van 7 februari 2017 om 15:40 uur, dat door [verweerster] wordt betwist, een andere inhoud zou hebben gehad dan het WhatsApp-bericht van 15:42 uur, waarvan de inhoud was dat [verweerster] niet hoefde te komen werken maar na het ondertekenen van formulieren haar geld kon krijgen. Bij gebreke van eventuele andere oproepen of bewijsstukken dat de inhoud van het telefonisch contact anders is geweest dan die van het WhatsApp-bericht, is [de VOF] niet geslaagd in het bewijs dat zij [verweerster] na 7 januari 2017 nog heeft opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden. Grief 1 faalt dan ook. Dit betekent dat er sprake is geweest van een ontslag op staande voet zonder dat daartoe een dringende reden voorhanden was en [de VOF] wegens onregelmatige opzegging de vergoeding van artikel 7:672 lid 10 BW en de billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW verschuldigd is.
Als [X] bijna opraakt moet je [voornaam verzoeker 3] bellen op dit nmr [...]”. [verzoeker 3] heeft ter comparitie in hoger beroep bevestigd dat dit inderdaad zijn telefoonnummer is en dat hij [voornaam verzoeker 3] heet, maar heeft hij er, hoewel daarnaar is gevraagd, geen verklaring voor dat zijn naam en nummer in dit sms-bericht zijn opgenomen als degene die [voornaam verweerster] moet bellen als het [X] op is, hetgeen gelet op alle omstandigheden wel op zijn weg had gelegen. Gelet op het ontbreken van enige verklaring en gelet op de inhoud van de sms-berichten die er ontegenzeggelijk op duidt dat deze correspondentie wordt gevoerd tussen [verweerster] en [Z] , de vrouw van [verzoeker 3] , vennoot van [de VOF] , met betrekking tot de werkzaamheden van [verweerster] in de winkel van [de VOF] waar de vrouw van [verzoeker 3] werkt, kan aan de inhoud van de sms-berichten wel degelijk betekenis worden toegekend voor wat betreft het bestaan en de duur van een arbeidsovereenkomst tussen [verweerster] en [de VOF] en de omvang van de arbeidsovereenkomst.
Hoeveel [X en Y]” “
Heb je nog” en hij denkt dat hij dit bericht heeft gestuurd omdat [verweerster] die dag aan het werk was. Ook [verweerster] heeft blijkens haar eigen urenopgave gesteld dat zij die dag heeft gewerkt. [verzoeker 3] heeft er echter geen verklaring voor waarom in het rooster niet is verwerkt dat [verweerster] die dag heeft gewerkt en heeft ter comparitie gezegd dat het kan zijn dat er een foutje is gemaakt. Het hof is van oordeel dat nu uit het WhatsApp-bericht blijkt dat [verweerster] op 3 januari 2017 heeft gewerkt, hetgeen ook blijkt uit haar eigen urenopgave, maar zij die dag niet in het rooster is opgenomen, de conclusie moet worden getrokken dat de werkroosters niet voldoende betrouwbaar zijn voor het vaststellen of er is gewerkt, laat staan voor hoeveel uur er is gewerkt. Kennelijk kan het zijn dat [verweerster] heeft gewerkt, maar niet is ingeroosterd. Ook de loonspecificaties kunnen, zonder deugdelijke urenadministratie van [de VOF] , die ontbreekt, om die reden niet als voldoende betrouwbaar worden aangemerkt. Nu niet is gebleken van een deugdelijke urenadministratie door [de VOF] , die zij als goed werkgever wel behoort bij te houden, en de werkroosters niet voldoende betrouwbaar zijn, is de kantonrechter er terecht toe overgegaan om schattenderwijs het aantal uren dat [verweerster] heeft gewerkt te bepalen, waarbij het erom gaat of voldoende aannemelijk is dat zij dat aantal uren heeft gewerkt. Tegen deze achtergrond wordt het verweer dat [verweerster] ieder uur dat zij claimt, zal moeten bewijzen, verworpen.
Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter Rotterdam van 20 december 2017;
- veroordeelt [de VOF] hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 318,- aan verschotten en € 1.518,- aan salaris advocaat.