ECLI:NL:GHDHA:2018:2368

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
200.237.335/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling na strafrechtelijke veroordeling

In deze zaak gaat het om de appellante, die in het kader van de schuldsaneringsregeling een schone lei heeft aangevraagd na een eerdere veroordeling voor een strafbaar feit. De rechtbank Rotterdam had op 9 april 2018 de schone lei onthouden aan de appellante, omdat zij toerekenbaar tekortgeschoten zou zijn in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De appellante had tijdens de looptijd van de regeling samen met een ander hennep weggenomen, waarvoor zij een gevangenisstraf en taakstraf had gekregen. De rechtbank oordeelde dat deze gedraging in strijd was met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling.

De appellante heeft hoger beroep ingesteld en het hof heeft de zaak op 5 juni 2018 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de appellante kampt met ernstige psychische problemen, waaronder een posttraumatische stressstoornis en andere stoornissen. Het hof heeft overwogen dat de gedraging van de appellante, hoewel strafbaar, niet volledig aan haar kan worden toegerekend gezien haar psychische toestand. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de appellante gedurende de schuldsaneringsregeling haar verplichtingen grotendeels is nagekomen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de schone lei aan de appellante toegekend. Het hof oordeelde dat de tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen niet toerekenbaar waren en dat de gevolgen van het onthouden van de schone lei onredelijk zouden zijn, gezien de omstandigheden van de appellante. De beslissing van het hof houdt in dat de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd met toekenning van de schone lei, waardoor de appellante een nieuwe kans krijgt om haar leven op te bouwen zonder de last van haar schulden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.237.335/01
Insolventienummer rechtbank : C/10/14/021 R

arrest kamer van 5 juni 2018

inzake

[appellante],

wonende te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. C.C.W. Plaat te Ede.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 september 2014 is ten aanzien van [appellante] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Bij vonnis van deze rechtbank van 9 april 2018 is aan [appellante] de schone lei onthouden. Tegen laatstbedoeld vonnis heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij het op 16 april 2018 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift (met producties). Bij brief van 22 mei 2018 is nog een aantal producties aan het hof toegezonden. Bij brief van 2 mei 2018 heeft A. Noordzij, de bewindvoerder, de openbare verslagen en haar reactie op het beroepschrift aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 mei 2018. Verschenen is: [appellante], bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van A. Rodriguez (beschermingsbewindvoerder), alsmede de bewindvoerder.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft aan [appellante] de schone lei onthouden omdat zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (artikel 354 lid 1 en 2 jo 358 lid 2 Fw). De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen. [appellante] heeft tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening 42,8 kilogram hennep(toppen) weggenomen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan [appellante] en/of haar mededader. Zij is hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 dagen en een taakstraf van 50 uur. De hiervoor genoemde gedraging is zodanig in strijd met het doel en de strekking van de schuldsaneringsregeling dat deze reeds voldoende grond oplevert voor het weigeren van de schone lei. Dat de gedraging het gevolg zou zijn van psychische overmacht is door de strafrechter niet vastgesteld. De strafrechter heeft daarentegen vastgesteld dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een dusdanige van buiten komende dwang dat [appellante] daar geen weerstand tegen kon
bieden. Er is geen reden om hier anders over te oordelen in het kader van de vraag of [appellante] de schone lei verdient. Zij wist, althans had moeten weten, dat zij de schone lei door deze gedraging in gevaar zou brengen. Dat de schuldeisers niet zijn benadeeld, doet daaraan volgens de rechtbank niet af.
Daar komt nog bij dat [appellante] de bewindvoerder niet terstond heeft ingelicht over de tenlastelegging en aldus tekortgeschoten is in de nakoming van de informatieverplichting.
De rechtbank is van oordeel dat deze tekortkoming niet door de ogen kan worden gezien.
2. De grieven en argumenten van [appellante] kunnen als volgt worden samengevat.
[appellante] stelt dat er weliswaar sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, maar dat deze tekortkoming niet toerekenbaar is. Een beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder verlening van de schone lei niet is volgens [appellante] dan ook niet gerechtvaardigd. [appellante] heeft daartoe het volgende aangevoerd. [appellante] kampt al vele jaren met ernstige psychische problemen. Dit was reeds bekend ten tijde van de toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling. [appellante] is ook door de rechter-commissaris vanwege deze problemen vrijgesteld van de sollicitatieverplichting. Hoewel in de strafzaak niet is komen vast te staan dat (strafrechtelijk) sprake is geweest van psychische overmacht, geldt niettemin dat de psychische gesteldheid van [appellante] in grote mate van invloed is geweest op haar handelen. [appellante] is door haar medeverdachte gedwongen mee te werken aan de strafbare handelingen. Zij verkeerde op dat moment in shock, werd door haar medeverdachte gedomineerd en wist daardoor niet wat zij deed. [appellante] ging gebukt ging onder deze psychische overmacht.
[appellante] betwist dat de bewindvoerder niet tijdig is geïnformeerd over het incident. [appellante] heeft van 3 december tot 15 december 2015 in voorarrest gezeten. Op 17 december 2015 heeft de beschermingsbewindvoerder een melding gedaan aan de bewindvoerder.
[appellante] heeft ter zitting van het hof nog benadrukt dat zij door de veroordeling door de strafrechter reeds is gestraft voor het incident en dat het onredelijk is om haar, door het onthouden van de schone lei, nogmaals te straffen. Temeer omdat de medeverdachte van [appellante], die een veel groter aandeel heeft gehad in het plegen van het strafbare feit, zijn straf inmiddels heeft uitgezeten. Indien de schuldsaneringsregeling thans wordt beëindigd is een nieuwe mogelijkheid voor toepassing van de regeling voor een periode van tien jaar uitgesloten en bestaat er voor [appellante] en haar minderjarig kind geen vooruitzicht op een normaal leven, aldus [appellante]. Tot slot heeft [appellante] aangevoerd dat de strafrechtelijke veroordeling geen nadelig effect heeft gehad op de schuldsaneringsregeling. Aan haar is geen geldboete opgelegd en de taakstraf moet zij nog uitvoeren.
3. De bewindvoerder heeft het volgende verklaard.
[appellante] heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige strafbare kwestie. Dit gedrag past op geen enkele wijze bij saneringsgezind gedrag zoals dat van een ieder die is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling wordt verwacht. Van psychische overmacht is, naar volgt uiat het oordeel van de strafrechter, geen sprake. [appellante] zelf heeft niets gemeld over deze kwestie en heeft hiermee de informatieplicht geschonden. Pas nadat de beschermingsbewindvoerder de bewindvoerder terloops over de kwestie heeft bericht, is het de bewindvoerder bekend geworden dat er sprake was van een lopende strafzaak.
4. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het hof als volgt. Het plegen van een misdrijf is niet verenigbaar is met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling, omdat de schuldenaar aldus het risico aanvaardt dat hij wordt veroordeeld tot een geldboete, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf en/of tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij. Een dergelijk gedraging staat dan ook in beginsel in de weg te staan aan de toekenning van de schone lei. Het hof is evenwel van oordeel dat er in onderhavige zaak sprake is van zodanige feiten en omstandigheden dat deze het onthouden van een schone lei niet rechtvaardigen. Gebleken is dat [appellante] kampt met ernstige psychische problemen. Blijkens het behandelplan van Radar Amsterdam van 14 april 2015 en de brief van Zorg In Uitvoering B.V. van 10 mei 2017 is [appellante] gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis, een tic stoornis, een obsessieve compulsieve stoornis en een depressieve stoornis. [appellante] heeft een GAF score van 40/50, wat inhoudt dat zij ernstige symptomen en beperkingen heeft die leiden tot uitval in haar persoonlijk, sociaal, beroepsmatig en maatschappelijk functioneren. Het hof is dan ook van oordeel dat aannemelijk is geworden dat [appellante] ten tijde van het begaan van het strafbare feit onder grote psychische druk stond en haar gedraging haar daarom slechts in zeer beperkte mate kan worden verweten.
5. Verder geldt dat de beschermingsbewindvoerder – naar zij ter zitting van het hof heeft verklaard - kort na opheffing van het voorarrest van [appellante] hiervan melding heeft gemaakt aan de bewindvoerder en dat vragen over de achtergrond van één en ander zijn beantwoord. Het hof is dan ook van oordeel dat voor zover sprake is van een tekortkoming in de (spontane) informatieverplichting, deze vanwege de geringe betekenis daarvan buiten beschouwing kan blijven. Het hof neemt verder in aanmerking genomen dat [appellante], zoals de bewindvoerder ter zitting heeft bevestigd, voor het overige gedurende de gehele looptijd van de regeling haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen voor het overige naar behoren is nagekomen.
6. Het hof weegt bij het voorgaande nog mee de verstrekkende gevolgen van de beëindiging van de regeling zonder schone lei; dit betekent immers dat [appellante] met haar schulden blijft zitten en de komende tien jaar geen gebruik van de regeling zal kunnen maken. Alles afwegende acht het hof deze uitkomst niet passend in het licht van het voorgaande.
6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden beëindigd met toekenning van de schone lei.

De beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 april 2018 behoudens wat betreft de beslissingen omtrent het salaris van de bewindvoerder en omtrent de kosten;
en opnieuw rechtdoende:
- stelt vast dat voor zover [appellante] in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten deze tekortkomingen niet toerekenbaar zijn, althans wegens hun geringe betekenis buiten beschouwing moeten blijven;
- verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling van rechtswege zal zijn beëindigd zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van de schuldenares eindigen op 25 september 2017;
- verstaat dat door de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.M.G. Visser, D.A. Schreuder en P.W. van Baal en is uitgesproken ter openbare zitting van 5 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.