ECLI:NL:GHDHA:2018:222
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de schuldsaneringsregeling na beroep op de hardheidsclausule
In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van haar schulden, en dat zij haar verplichtingen niet naar behoren zou nakomen. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 6 februari 2018 gehouden, waarbij [appellante] en haar advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van haar beschermingsbewind.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. [appellante] had een totale schuldenlast van € 92.314,84, waarvan een aanzienlijk deel aan de Belastingdienst. De rechtbank had geoordeeld dat [appellante] niet te goeder trouw was, vooral vanwege een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst en het aangaan van nieuwe schulden tijdens het beschermingsbewind. [appellante] voerde aan dat de schulden aan KPN en Tele2 inmiddels waren vernietigd en dat zij haar verplichtingen aan H&M had voldaan.
Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel er twijfels waren over de goede trouw van [appellante], er ook positieve ontwikkelingen waren. [appellante] had haar financiële situatie onder controle gekregen, werkte samen met haar beschermingsbewindvoerder en was actief op zoek naar werk. Het hof concludeerde dat, ondanks de eerdere twijfels, de omstandigheden voldoende waren veranderd om haar toe te laten tot de schuldsaneringsregeling.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met de voorwaarde dat [appellante] zich aan alle verplichtingen houdt die voortvloeien uit deze regeling.