Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[geïntimeerde sub 1],
2. DBS Belastingadviseurs B.V.,
1.Het geding
2.De beoordeling van het hoger beroep
3.Slotsom
€ 78,-
€ 313,-
€ 1.688,72
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een vordering tot terugbetaling van een geldlening die door de appellante is verstrekt aan de geïntimeerden. De appellante heeft op 22 februari 2017 de geïntimeerden gedagvaard voor de rechtbank Den Haag, waarbij zij hoofdelijke veroordeling tot betaling van € 172.750,- met rente heeft gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellante bij vonnis van 19 april 2017 afgewezen, omdat de door de geïntimeerde sub 1 aangevoerde gronden niet voldoende onderbouwd waren. De appellante is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen, maar ook in hoger beroep zijn de geïntimeerden niet verschenen, waardoor er verstek is verleend.
In hoger beroep heeft de appellante haar vorderingen opnieuw gepresenteerd, waarbij zij nu een bedrag van € 164.092,- vordert, met contractuele rente van 6% vanaf 14 september 2017. De appellante heeft haar vorderingen onderbouwd met verschillende producties, waaronder overeenkomsten van geldlening en bewijsstukken van betalingen. Het hof heeft vastgesteld dat de door de appellante aangevoerde gronden niet zijn weersproken door de niet verschenen geïntimeerden en dat de vorderingen tegen de geïntimeerde sub 1 en DBS toewijsbaar zijn.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen tegen de geïntimeerde sub 1 en DBS toegewezen, terwijl de vordering tegen de geïntimeerde sub 3 is afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing. Tevens zijn de kosten van beide instanties aan de zijde van de appellante toegewezen, evenals de beslagkosten en nakosten. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 augustus 2018.