ECLI:NL:GHDHA:2018:1971
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake naheffingsaanslag loonheffing en pensioenaanspraken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] BV, als rechtsopvolger van [Y] BV, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 oktober 2017. De zaak betreft een naheffingsaanslag loonheffing van € 292.145 die door de Inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd voor het jaar 2011. De belanghebbende, [X] BV, betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat er geen sprake was van het prijsgeven van pensioenaanspraken, waaronder een voorwaardelijk recht op na-indexatie van pensioen. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Gerechtshof oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat in 2011 reeds sprake was van het prijsgeven van pensioenaanspraken. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende. De zaak draait om de vraag of de pensioenaanspraken van [A], de directeur van belanghebbende, al dan niet voor verwezenlijking vatbaar waren en of de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de aanspraken waren prijsgegeven.