2.Beslissing
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 september 2016;
- veroordeelt Aegon om aan [appellant] een bedrag van € 601.200,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoel in art. 6:119 BW vanaf 14 november 2013 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Aegon om de door haar gedane meldingen bij de Stichting CIS en het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit ongedaan te maken op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,-- voor iedere dag of dagdeel dat Aegon daarmee in gebreke is;
- verklaart voor recht dat Aegon gehouden is tot herstel over te gaan van de dekking onder de woonhuisverzekering die door Aegon op 8 augustus 2014 per direct is beëindigd;
- veroordeelt Aegon tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van
€ 16.783,53 (€ 13.869,-- en € 2.914,53);
- veroordeelt Aegon in de proceskosten in eerste aanleg, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.642,08 aan verschotten (te weten € 94,08 aan explootkosten en € 1.548,-- aan griffierecht) en € 5.160,-- aan salaris advocaat (2x € 2.580,--), vermeerderd met de kosten van het voorlopig getuigenverhoor, waaronder in elk geval de taxe van [getuige 1] ad € 30,-- en de door de rechtbank nader bepaalde taxe voor [getuige 2] , alsmede het salaris van de advocaat ad € 5.160,-- (2x € 2.580,--), en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, te verhogen met € 68,-- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 68,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- veroordeelt Aegon in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.725,08 aan verschotten (te weten € 94,08 aan explootkosten en
€ 1.631,-- aan griffierecht) en € 14.034,-- aan salaris advocaat (3 x € 4.678,--) en op € 157,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,-- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 82,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, P.M. Verbeek en S. Dijkstra en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.