Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 3 juli 2018
[X] te [Z] belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,
Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
Oordeel van de Rechtbank
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
Conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
Kamerstukken II2009/10, 32 129, nr. 3, par. 12.1) is een fout in de hier bedoelde zin “een neutraal en ruim begrip, waaronder in elk geval schrijf-, reken-, overname-, intoetsfouten ten gevolge van de geautomatiseerde werking van aangiften vallen”. Even verderop in deze memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de navorderingsmogelijkheid bij fouten niet de gevallen omvat waarin de belastingaanslag onjuist is vastgesteld als gevolg van een verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten of het recht. Dit is in overeenstemming met eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld HR 8 augustus 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0921). In het arrest HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1528 voegt de Hoge Raad hieraan toe dat daarvan ook sprake kan zijn indien het voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar was dat de aanslag niet, dan wel tot een te laag bedrag is vastgesteld.
opde feiten, en niet om een verwijtbaar onjuist inzicht
inde feiten aangezien daar een beoordeling van alle feiten – inclusief de uitworpreden – aan vooraf dient te gaan.
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.