ECLI:NL:GHDHA:2018:1250

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
25 mei 2018
Zaaknummer
200.141.360
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders in faillissement van Kompar B.V. en causaal verband met onbetaald blijven vorderingen

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurders van Kompar B.V. in het kader van een faillissement. GVO c.s. heeft in hoger beroep de rechtbank Den Haag verzocht om te verklaren dat de bestuurders, [geïntimeerde] en [betrokkene], hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die GVO c.s. heeft geleden door onrechtmatig handelen. Dit handelen zou bestaan uit het persoonlijk innen van gelden die toekwamen aan Kompar, het factureren van werkzaamheden door een andere vennootschap, Flexcrew, en het zonder vergoeding inbrengen van activa van Kompar in Flexcrew. De rechtbank had eerder de vordering van GVO c.s. afgewezen, en de vordering van [geïntimeerde] in reconventie toegewezen.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor een causaal verband tussen het handelen van de bestuurders en het onbetaald blijven van de vorderingen van GVO c.s. Het hof oordeelt dat de bestuurders niet persoonlijk aansprakelijk zijn, omdat de betalingsproblemen van Kompar al bestonden voordat de bestuurders betrokken raakten bij het innen van gelden. Bovendien is er geen bewijs dat de betalingen aan de bestuurders niet ten goede zijn gekomen aan Kompar. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt GVO c.s. in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.141.360/02
Zaaknummer rechtbank : C/09/382640 / HA ZA 10-4369

arrest van 5 juni 2018

inzake
1. Ga Voor Ons B.V.,
gevestigd te Den Haag,
2. [naam 1]en
3. [naam 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
appellanten,
hierna respectievelijk te noemen: GVO, [appellante] en [appellant] ,
en GVO en [appellant] gezamenlijk GVO c.s.
advocaat: voorheen mr. E.V. Brunings te Amsterdam, thans geen,
tegen

[naam 3] ,

wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R. van Biezen te Den Haag.

Het geding

Bij exploot van 10 december 2013 is GVO c.s. in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Den Haag, team handel, tussen partijen gewezen vonnis van 11 september 2013. Op 18 augustus 2015 is de zaak ambtshalve geroyeerd, wegens het uitblijven van memorie van grieven. Op 28 februari 2017 is de zaak opnieuw opgebracht. Bij memorie van grieven, tevens houdende vermindering van eis (met producties) hebben GVO en [appellant] zes grieven aangevoerd en heeft [appellante] haar eis ingetrokken. Bij memorie van antwoord (met producties) heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. [geïntimeerde] heeft blijkens zijn MvA onder 2 geen bezwaar tegen de intrekking van het hoger beroep door [appellante] , zodat het hof ervan uitgaat dat [appellante] geen partij meer is in het geding.
Ten slotte heeft [geïntimeerde] de stukken overgelegd en hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Voor zover over deze feiten geen geschil bestaat, zal ook het hof van die feiten uitgaan. Voor zover de door de rechtbank vastgestelde feiten wel door GVO c.s. zijn bestreden, zal het hof deze niet als vaststaand aannemen. In zoverre slaagt grief 1.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende, waarbij het hof de door de rechtbank genoemde feiten met enkele tussen partijen vaststaande feiten zal aanvullen.
2.1
[geïntimeerde] , [appellant] en de heer [betrokkene] (verder: [betrokkene] ) hebben in 2002 Kompar B.V. (verder: Kompar) opgericht. Kompar exploiteerde een uitzendbureau van technisch personeel in vooral de Rotterdamse haven.
2.2
[geïntimeerde] , [betrokkene] en [appellante] (de echtgenote van [appellant] ) waren vanaf de oprichting bestuurder en tevens aandeelhouder van Kompar.
2.3
Kompar werd gefinancierd door GVO, waarvan [appellant] bestuurder en enig aandeelhouder is.
2.4
[betrokkene] was binnen Kompar de man van de werkvloer. Hij kende de markt waarin de werknemers werkzaam waren en de partijen aan wie Kompar deze kon uitlenen. [appellant] was belast met de debiteurenbewaking, de verloning van de uitgeleende werknemers en de uitbetaling van de lonen. [appellante] deed de administratie. [geïntimeerde] was werkzaam bij een productschap en deed zijn bestuurswerk voor Kompar ernaast. [geïntimeerde] heeft in 2005 de financiële administratie aan zich getrokken.
2.4
[X Industry B.V.] (verder: [X Industry B.V.] ) en Minervum B.V. (verder: Minervum) waren laatstelijk de grootste klanten van Kompar.
2.5
Bij faxbericht van 13 juli 2005 schreef [appellant] aan [geïntimeerde] :
"Ingaande week 28 deel ik u mede dat er wekelijks minimaal Euro 10.000,-- afgelost moet worden aan uitzendbureau Ga Voor Ons BV. (…)"
2.6
[geïntimeerde] reageerde nog dezelfde dag als volgt:
"(…)
Ik heb goede nota genomen van jullie standpunt in de situatie. Mijn standpunt in deze is nog steeds ongewijzigd. Zoals ik met [appellant] heb afgesproken zal ik de administratie laten controleren door een accountantskantoor, zodat onafhankelijk wordt vastgesteld wat een ieder tegoed heeft van Kompar. Ondanks de ontstane situatie ben ik nog steeds van mening dat we alles op een zakelijke manier moeten afwikkelen. Daarbij is ook van belang dat een ieder zowel financieel als juridisch geen risico loopt. Willen wij niet van wanbeleid worden beschuldigd door eventuele schuldeisers, dan mag de continuïteit van Kompar niet in gevaar komen. (…).
Ter voorkoming van problemen en onnodige risico’s moet de komende tijd het volgende in acht worden genomen:
1.
het personeel moet normaal worden verloond.
2.
de administratie moet zo snel mogelijk worden bijgewerkt. (Daar ben ik nu mee bezig.)
3.
vanaf nu moet het overboeken van gelden van de rekeningen van Kompar alleen in onderling overleg plaatsvinden.
4.
op korte termijn moet vergaderd worden over de organisatorische gang van zaken binnen Kompar. (…).
Ten aanzien van de faxen die ik van je heb ontvangen wil ik nog het volgende opmerken:

Overzicht totaal te vorderden van Kompar:zoals ik hierboven heb aangegeven zal het werkelijke bedrag blijken nadat de boekhouding van Kompar volledig is bijgewerkt. (…)

Wekelijks te betalen bedrag van € 10.000,00. In de gesprekken die ik de afgelopen dagen met je heb gevoerd, heb ik je al aangegeven dat je van mij niet moet vragen dingen te doen die niet mogelijk zijn. Je hebt altijd de financiën van Kompar bewaakt en weet nog beter dan ik wat de financiële draagkracht van Kompar is. Ik vind het derhalve niet reëel om te verwachten dat ik toezeg dat Kompar wekelijks € 10.000,00 gaat aflossen. Dat moet de vergadering van aandeelhouders beslissen. Een ander punt is dat een andere crediteur, [de crediteur] , eist dat per omgaande € 20.000,00 wordt gestort in verband met achterstallige betalingen van rekeningen. Indien Kompar aan alle verzoeken moet voldoen, zal ik surseance van betaling moeten aanvragen omdat Kompar niet over de liquide middelen beschikt om aan deze eisen te voldoen. (…)
Bij wanbeleid zijn wij persoonlijk aansprakelijk. Dit geldt ook wanneer bepaalde crediteuren worden bevoordeeld ten opzichte van andere. Als Kompar jou € 10.000,00 betaalt terwijl andere crediteuren niet betaald worden, is er sprake van bevoordeling en derhalve sprake van wanbeleid."
2.6
Bij brief van 15 juli 2005 hebben [betrokkene] en [geïntimeerde] enkele opdrachtgevers van
Kompar als volgt aangeschreven:
"Zoals de heer [betrokkene] u reeds heeft meegedeeld, is de heer [appellant] niet langer belast met het behartigen van de financiële belangen van Kompar B.V. Wij verzoeken u derhalve niet in te gaan op verzoeken van [appellant] om gelden op de gebruikelijke rekening van Kompar te storten, omdat deze gelden dan door hem naar zijn privé-rekening zullen worden overgeboekt.
In verband met de interne omstandigheden bij Kompar verzoeken wij u tijdelijk gelden voor Kompar BV over te boeken op rekening (...) t.n.v. [geïntimeerde] te [woonplaats 2] , onder vermelding van de door u betaalde factuurnummers. Anders kunnen wij onze medewerkers niet betalen.
Bij voorbaat dank voor uw medewerking."
2.7
Bij brief van 16 juli 2005 heeft [appellante] aan enkele opdrachtgevers van Kompar – onder meer – het volgende geschreven:
"(...) Gaarne verzoek ik u alle uitbetalingen aan Kompar BV m.b.t. openstaande vorderingen tijdelijk te doen blokkeren.
Besluit u om de openstaande vorderingen uit te betalen, verzoek ik u dringend op de
bestaande rekeningen van KOMPAR BV (...) te doen storten.
Indien [betrokkene] en [geïntimeerde] een verzoek indienen om de openstaande vorderingen op een andere bankrekening te doen storten dan de hierboven vermelde bankrekeningen verzoek ik u dit verzoek niet in te willigen. (...)."
2.8
Eveneens op 16 juli 2005 heeft [appellant] schriftelijk aan [betrokkene] en [geïntimeerde] te
kennen gegeven met ingang van week 29 "geen enkele bestuursfuncties binnen Kompar BV
te vervullen". [appellante] heeft [betrokkene] en [geïntimeerde] op dezelfde dag in gelijke zin bericht.
2.9
Op 21 juli 2005 heeft de toenmalige advocaat van [appellant] aan [X Industry B.V.] verzocht
"voorlopig niet over te gaan tot voldoening van de openstaande vordering welke Kompar bij u heeft open staan".
2.1
Op 5 augustus 2005 is een kwitantie afgegeven voor de betaling van € 5.000,- door
Minervum. Op de kwitantie is een stempel met de tekst "Kompar B.V." geplaatst. Een ongedateerde kwitantie met hetzelfde stempel vermeldt de betaling van € 12.607,43 van Minervum.
2.11
Op 16 augustus 2005 heeft een Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Kompar plaatsgevonden. In de notulen is onder meer het volgende opgenomen:
" [geïntimeerde] deelt mee dat de cashflow bij Kompar geheel stilligt. [appellant] stelt voor dat beide partijen aan alle cliënten een brief verzenden met de mededeling dat partijen een en ander in der minnen hebben geschikt en dat tot betaling dient te worden overgegaan.
(…)
[betrokkene] deelt mee dat de laatste werknemer deze week is vertrokken. Er zijn derhalve sinds 15-8-2005 geen uitleningen meer. Het is verder onduidelijk wie de laatste weken nog voor Kompar hebben gewerkt. Sommige mensen werken nog steeds bij dezelfde werkgever, maar niet meer voor Kompar. Medewerkers zijn overgestapt naar andere verleners omdat ze bij Kompar niet betaald kregen.
(…)
Om voor Kompar een faillissement af te wenden dienen bepaalde vorderingen met urgentie te worden voldaan. Ook GVO (…) heeft dringend geld nodig. Een voorstel tot verdeling van binnengekomen liquide middelen zou als volgt kunnen zijn
(…)
Partijen zijn met elkaar eens dat een betalingsregeling niet eerder kan worden afgesproken dan nadat de totale vordering van GVO en/of [appellant] privé op Kompar bekend is en door Kompar gecontroleerd is.
(…)
Als de cashflow weer enigszins op gang is gekomen, de belangrijkste schulden zijn voldaan en de boekhouding van 2004 gereed, zullen partijen bijeenkomen op een betalingsregeling van de vordering van GVO, [appellant] , [appellante] en [betrokkene] te bespreken. (…)"
2.12
Op 31 januari 2006 heeft GVO Kompar gedagvaard en betaling gevorderd van een bedrag van € 146.250,61, vermeerderd met rente, ter zake van door haar aan Kompar geleende bedragen.
2.13
Kompar heeft (de hoogte en de opeisbaarheid van) de vordering van GVO betwist.
2.14
In maart 2006 is [X Industry B.V.] failliet verklaard.
2.15
Op 28 juni 2006 is het faillissement van Kompar uitgesproken. De in 2.12 bedoelde procedure is hierdoor geschorst.
2.16
[betrokkene] en [geïntimeerde] hebben rond het faillissement van Kompar Flex Crew B.V. (verder: Flexcrew) opgericht.
2.17
De curator heeft [betrokkene] , [geïntimeerde] en [appellante] bij brief van 17 augustus 2007 aansprakelijk gesteld voor het tekort in het faillissement van Kompar.
2.18
[appellant] heeft aan de curator van het faillissement van Kompar verzocht onderzoek te doen naar de gang van zaken rond het faillissement van Kompar, de oprichting van Flexcrew en de rol van [betrokkene] en [geïntimeerde] daarin.
2.19
Op 19 oktober 2007 is tussen de curator in het faillissement van Kompar enerzijds
en [betrokkene] , [geïntimeerde] en Flexcrew anderzijds, een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is neergelegd dat [betrokkene] , [geïntimeerde] en Flexcrew aan de curator € 60.000,- betalen. In de vaststellingsovereenkomst is aan [betrokkene] en [geïntimeerde] finale kwijting verleend in verband met het in 2005 en 2006 opnemen en in ontvangst nemen van gelden waarvan niet is gebleken dat deze vervolgens steeds ten behoeve van Kompar zijn besteed (artikel 5) en is aan Flexcrew finale kwijting verleend in verband met de gedeeltelijke doorstart van de onderneming in augustus 2005 (artikel 6).
2.2
Ook [appellante] heeft uiteindelijk een vaststellingsovereenkomst gesloten met de curator.
2.21
In een brief van 15 oktober 2008 van [de directeur van X Industry B.V.] , directeur van [X Industry B.V.] , aan de (opvolgend) curator van Kompar is onder meer opgenomen:
"(...) Daarbij zijn er in die tijd heel veel zogenaamde "spookfacturen" door ons ontvangen van verschillende uitzendbureaus waaronder Kompar. Dat wil zeggen facturen die onterecht worden ingestuurd daar betreffende uitzendkrachten nooit of te nimmer zijn ingeleend of hebben gewerkt voor [X Industry B.V.]
Facturen die binnen kwamen werden per direct ingeboekt maar bij controle zonder pardon uitgeboekt en teruggestuurd zonder begeleidend schrijven daar we meerdere malen telefonisch hebben gemeld dat dit geen normale gang van zaken was. Een echte reden werd ook nooit opgegeven door Kompar. Hierdoor is ook eind juni 2005 de samenwerking met Kompar schriftelijk opgezegd door [X Industry B.V.]
Wij hebben nogmaals gezocht in de administratie van [X Industry B.V.] maar kunnen helaas geen enkele aanwijzing vinden omtrent de kwitanties van contante betalingen."
2.22
De curator van [X Industry B.V.] heeft [naam 4] gevraagd te onderzoeken of het vermoeden van [appellant] klopt dat een bedrag van € 140.485,61 (het verschil tussen het bedrag dat volgens de administratie van Kompar nog zou openstaan bij [X Industry B.V.] en het bedrag dat volgens [X Industry B.V.] nog bij haar zou openstaan) in de zakken van Flexcrew en/of [geïntimeerde] en [betrokkene] en/of de directie van [X Industry B.V.] verdwenen is. In zijn verslag van 23 april 2009 komt [naam 4] tot de volgende conclusie:
"Slotconclusie
Er bestaat een verschil terzake het saldo openstaande facturen tussen de administraties van Kompar en [X Industry B.V.] van € 140.485,61.
Voor een bedrag ad € 109.792,62 is dit verschil te verklaren door terugboekingen in de administratie van [X Industry B.V.] van de door Kompar verstuurde facturen. De administratie van [X Industry B.V.] toont niet klip en klaar aan waarom deze facturen zijn teruggeboekt. Er zijn geen creditnota's aangetroffen en de facturen zijn opgeborgen in de archiefdoos "Crediteuren betaald". Eventuele correspondentie hieromtrent tussen Kompar en [X Industry B.V.] is niet aangetroffen / meegenomen in het onderzoek.
[appellant] , voormalig bestuurder van Kompar B.V., zegt er aanwijzingen voor te hebben dat Flexcrew B.V. werkzaamheden verricht door Kompar (nogmaals) heeft kunnen declareren aan [X Industry B.V.] Terzake tenminste één factuur kon het onderzoek dat vermoeden in ieder geval niet ontzenuwen.
Voor een bedrag ad € 25.000,00 is bovengenoemd verschil te verklaren doordat voldoening van Kompar-facturen kennelijk in contanten heeft plaatsgevonden. Hiertoe werd vermoedelijk contant geld (€ 25.500,00) opgenomen van de bankrekening van [X Industry B.V.] Via ingewikkelde boekingen werden deze betalingen kennelijk afgeboekt op nog openstaande facturen van Kompar. [appellant] zegt evenwel nooit contante betalingen terzake deze openstaande facturen te hebben ontvangen. [X Industry B.V.] zal nader moeten worden bevraagd naar de aanwending van deze gelden.
(…)"
2.23
De curator in het faillissement van [X Industry B.V.] schreef bij brief van 23 februari 2010 aan de advocaat van GVO c.s. onder meer:
"(...) [de directeur van X Industry B.V.] (...) heeft mij het volgende verklaard.
De heren [geïntimeerde] en [betrokkene] hebben op een zeker moment de directie van [X Industry B.V.]
Industry ingefluisterd dat zij interne problemen hadden binnen Kompar. Telkens wanneer er geld binnen kwam bij Kompar, zou dit door [appellant] van de rekening worden gehaald. Daardoor kon ook het bij [X Industry B.V.] gestationeerde personeel van Kompar niet worden betaald. De heren [geïntimeerde] en [betrokkene] , directeuren van Kompar, hebben daarom gevraagd of een deel van de facturen contant kon worden betaald, zodat zij het personeel konden voldoen. [X Industry B.V.] heeft aan dit verzoek gevolg gegeven. [naam 5] heeft (blijkens het rapport) € 25.000,- contant betaald namens [X Industry B.V.] en dat bedrag in de boekhouding van [X Industry B.V.] als "voldaan" afgeboekt op openstaande facturen van Kompar.
In diezelfde periode hebben de heren [geïntimeerde] en [betrokkene] aan [X Industry B.V.] gevraagd of zij vanuit een nieuwe BV, Flexcrew, personeel mochten leveren. Dit omdat de continuïteit binnen Kompar gelet op de interne wanverhoudingen niet langer was gewaarborgd. [X Industry B.V.] heeft aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben mits voldaan was aan alle formele vereisten (...).
[X Industry B.V.] heeft vanaf dat moment (voor zover zij althans wist) personeel geleverd gekregen van Flexcrew en met haar afgerekend.
(...)."
2.24
In juni 2010 heeft GVO c.s. na verkregen verlof daartoe ten laste van [geïntimeerde]
conservatoir beslag doen leggen.
2.25
In eerste aanleg vorderde GVO c.s. een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] en [betrokkene] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die GVO c.s. heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen door [geïntimeerde] en [betrokkene] welk handelen bestond uit
(1)het persoonlijk innen van geld dat Kompar toekwam,
(2)het vanuit Flexcrew factureren van in naam van Kompar verrichte werkzaamheden
(3)het zonder vergoeding inbrengen van enkele activa van Kompar in Flexcrew. Zij vorderden voorts dat de schade wordt opgemaakt bij staat en dat [betrokkene] en [geïntimeerde] worden veroordeeld in de kosten van het geding.
2.26
Aan die vordering legde GVO c.s., samengevat weergegeven, ten grondslag dat zij als gevolg van de hiervoor bedoelde activiteiten, die [betrokkene] en [geïntimeerde] als bestuurders van Kompar hebben verricht, hun vorderingen op Kompar niet hebben kunnen verhalen. GVO c.s. stelt dat [betrokkene] en [geïntimeerde] daarom als bestuurders van Kompar aansprakelijk zijn voor de schade die zij daardoor heeft geleden.
2.27
[geïntimeerde] vorderde in voorwaardelijke reconventie (te weten onder de voorwaarde dat de rechtbank de vordering in conventie zou afwijzen), de opheffing van alle ten laste van hem gelegde (derden)beslagen, alsmede een verbod aan GVO c.s. om op grond van de in deze procedure gestelde aansprakelijkheid nieuwe conservatoire (derden)beslagen te leggen op verbeurte van een dwangsom.
2.28
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank – zakelijk weergegeven – [betrokkene] bij verstek veroordeeld, de vordering van GVO c.s. jegens [geïntimeerde] in conventie afgewezen, en de reconventionele vordering van [geïntimeerde] toegewezen, met veroordeling van GVO c.s. in de kosten.
3.1
In hoger beroep vordert GVO c.s.– na vermindering van eis, waarbij [appellante] haar eis heeft ingetrokken – de vernietiging van het vonnis in conventie en reconventie voor zover tussen GVO en [appellant] enerzijds en [geïntimeerde] anderzijds gewezen en opnieuw rechtdoende de toewijzing van de inleidende vorderingen (het hof begrijpt: voor zover door GVO en [appellant] ingesteld) en afwijzing van de voorwaardelijke reconventionele vordering van [geïntimeerde] .
3.2
De grieven van [appellant] en GVO zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat van een causaal verband tussen enig handelen van [geïntimeerde] en het onbetaald blijven van een vordering van GVO c.s. op Kompar, niet is gebleken. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.3
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden, dat alleen een vennootschap zelf aansprakelijk is voor haar schulden. Voor persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder naast de rechtspersoon kan aanleiding bestaan indien de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de rechtspersoon zijn wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt en daardoor aan de wederpartij schade berokkent, terwijl dit handelen of nalaten ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, NJ 2006/659, Ontvanger/Roelofsen). Van een dergelijk persoonlijk ernstig verwijt zal in het algemeen geen sprake zijn als sprake is van betalingsonmacht van de rechtspersoon.
3.4
Voor het oordeel dat van een situatie sprake was die een persoonlijk ernstig verwijt rechtvaardigt, en niet van een situatie van betalingsonmacht van Kompar, hebben GVO en [appellant] in het licht van de vaststaande feiten naar het oordeel van het hof te weinig gesteld. De verwijten die GVO en [appellant] in deze procedure aan [geïntimeerde] hebben gemaakt betreffen zakelijk weergegeven:
- het verzenden van de brief van 15 juli 2005;
- het persoonlijk innen van aan Kompar toekomende gelden;
- het factureren van in naam van Kompar verrichte werkzaamheden door Flexcrew;
- het zonder vergoeding inbrengen van activa van Kompar in Flexcrew.
3.5
Ten aanzien van de brief van 15 juli 2005 overweegt het hof dat uit de (inhoudelijk niet weersproken) correspondentie tussen partijen van 13 juli 2005 (zie hiervoor onder 2.5 en 2.6) blijkt, dat Kompar reeds in juli 2005 ernstige betalingsproblemen had. Dat dit zo was, valt bovendien af te leiden uit de notulen van de aandeelhoudersvergadering van 16 augustus 2005 (zie hiervoor onder 2.11), waaruit blijkt dat de bedrijfsvoering van Kompar slechts enkele weken nadien zelfs volledig is stilgevallen: alle uitzendkrachten zijn vertrokken omdat zij niet (meer) betaald kregen en de cashflow ligt stil. Voldoening van de in geding zijnde (vermeende, Kompar en [geïntimeerde] hebben de omvang en de opeisbaarheid van de vorderingen van GVO c.s. immers gemotiveerd weersproken) vorderingen van GVO c.s. zou hebben geleid tot het onbetaald blijven van de vorderingen van derden. Dit was, volgens de niet, althans onvoldoende gemotiveerd bestreden stelling van [geïntimeerde] , aanleiding voor de brief van 15 juli 2005 aan enkele opdrachtgevers van Kompar. Onder deze omstandigheden levert het verzenden van die brief geen persoonlijk ernstig verwijt op als hiervoor bedoeld.
3.6
Van het innen van aan Kompar toekomende gelden kan [geïntimeerde] alleen een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt, indien deze betalingen niet aan Kompar ten goede zijn gekomen. Dat hiervan in zodanige mate sprake is geweest, dat dit (en niet de reeds bestaande betalingsproblemen) tot het onbetaald blijven van hun vorderingen heeft geleid, hebben GVO en [appellant] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Uit de door of namens de curatoren in de faillissementen van Kompar en [X Industry B.V.] uitgevoerde onderzoeken komt dit niet naar voren. Daaruit blijkt veeleer dat [X Industry B.V.] facturen tot een bedrag van ruim een ton van Kompar heeft teruggeboekt en onbetaald gelaten. Dat door [X Industry B.V.] (meer dan) een bedrag van € 25.000,-- contant aan [geïntimeerde] en/of [betrokkene] is betaald kan uit die verklaringen niet worden afgeleid. Voor een omkering van de bewijslast (of een bewijsvermoeden) bestaat dan ook geen aanleiding. Reeds hierom kan ook dit verwijt niet tot aansprakelijkheid kan leiden.
3.7
Ten aanzien van de verwijten rond Flexcrew merkt het hof op dat causaal verband tussen het onbetaald blijven van de vorderingen van GVO en [appellant] reeds onaannemelijk is, omdat Flexcrew pas is opgericht toen het faillissement van Kompar onafwendbaar leek. Voor zover de stelling dat Flexcrew reeds in week 26 van 2005 de werkzaamheden voor [X Industry B.V.] van Kompar heeft overgenomen juist is, geldt dat daarmee het vereiste causaal verband nog niet is gegeven. [geïntimeerde] heeft immers betwist dat [X Industry B.V.] nog bereid was opdrachten aan Kompar te verstrekken, en bovendien is [X Industry B.V.] korte tijd nadien ook zelf failliet verklaard. Tot slot kan hier de door de curator gesloten vaststellingsovereenkomst niet onvermeld blijven.
3.8
Dit een en ander betekent dat het hoger beroep faalt en het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd. GVO c.s. zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De wettelijke rente over die kosten is toewijsbaar als hierna te melden.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen GVO c.s. en [appellant] gewezen vonnis in conventie en reconventie van de rechtbank Den Haag, team handel van 11 september 2013;
- veroordeelt GVO c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 308,-- aan griffierecht en € 1.074,-- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, F.R. Salomons en J.A. van Dorp en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.