Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 29 mei 2018
D. [appellante] HOLDING B.V.
Nely [geïntimeerde] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Het verstekvonnis is (…) op 4 februari 2016 niet in persoon betekend maar aan de dochter van [geïntimeerde] . [appellante] heeft als productie 3 een e-mail overgelegd met daarin een telefoonnotitie waaruit blijkt dat de schuldhulpverlening contact heeft opgenomen met de deurwaarder met betrekking tot de huurachterstand. Daaruit kan, anders dan [appellante] stelt, niet worden afgeleid dat [geïntimeerde] kennis heeft genomen van het vonnis zelf, maar slechts dat zij op de hoogte was van de huurachterstand. Naar het oordeel van de kantonrechter is aldus geen sprake van een door [geïntimeerde] gepleegde daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis eerder dan 25 februari 2016 aan haar bekend was”.
daadvan [geïntimeerde] op waaruit
ondubbelzinnig de bekendheid met de strekking en de hoofdinhoud van het vonnisvolgt. Verder is gesteld noch gebleken dat sprake is van een daad van bekendheid van een derde die in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als een daad van [geïntimeerde] en derhalve aan haar kan worden toegerekend. Het standpunt van [appellante] dat [geïntimeerde] niet tijdig in verzet is gekomen en daarom niet-ontvankelijk is, is dan ook terecht verworpen.